Berichtdoor menachem » 08 dec 2003 23:53
De Bijbel is er heel duidelijk over wat er met de geboden moet gebeuren:
Als het een tekstplakdiscussie wordt dan volgen hier ook een paar waaruit onomstotelijk blijke dat we in de geboden moeten wandelen zoals Jesjoea dat heeft gedaan.
Blijkbaar is het bovenstaande een teken dat we aan het eind van de discussie zijn gekomen: dat zal ik respecteren.
Maar weet dat een ieder gewaarschuwd is die leest: overdenk het, bid erover en maak je keuze op grond van het Woord.
Elke keuze moet verantwoord worden. Als jij denk dat je keuze verantwoord is, heb ik er niets meer over te zeggen: het is dan tussen God en jou,
Jevarechechem HaSjem b-Sjem HaMasjieach
God zegene jullie in de naam van de Messias.
een groet,
Menachem
Jesaja 56
1 Zo zegt de Here: Onderhoudt het recht en doet gerechtigheid, want mijn heil staat gereed om te komen en mijn gerechtigheid om zich te openbaren.
2 Welzalig de sterveling die dit doet, en het mensenkind dat daaraan vasthoudt; die acht geeft op de sabbat, zodat hij hem niet ontheiligt, en acht geeft op zijn hand, zodat zij niets kwaads doet.
3 Laat dan de vreemdeling die zich bij de Here aansloot, niet zeggen: De Here zal mij zeker afzonderen van zijn volk; en laat de ontmande niet zeggen: Zie, ik ben een dorre boom.
4 Want zo zegt de Here van de ontmanden, die mijn sabbatten onderhouden en verkiezen wat Mij behaagt en vasthouden aan mijn verbond:
Matthéüs 5
17 Meent niet, dat Ik gekomen ben om de wet of de profeten te ontbinden; Ik ben niet gekomen om te ontbinden, maar om te vervullen.
18 Want voorwaar, Ik zeg u: Eer de hemel en de aarde vergaat, zal er niet een jota of een tittel vergaan van de wet, eer alles zal zijn geschied.
19 Wie dan een van de kleinste dezer geboden ontbindt en de mensen zo leert, zal zeer klein heten in het Koninkrijk der hemelen; doch wie ze doet en leert, die zal groot heten in het Koninkrijk der hemelen.
20 Want Ik zeg u: Indien uw gerechtigheid niet overvloedig is, meer dan die der schriftgeleerden en Farizeeën, zult gij het Koninkrijk der hemelen voorzeker niet binnengaan.
Marcus 7
7 Tevergeefs eren zij Mij, omdat zij leringen leren, die geboden van mensen zijn.
8 Gij verwaarloost het gebod Gods en houdt u aan de overlevering der mensen.
I Johannes 2
1 Mijn kinderkens, dit schrijf ik u, opdat gij niet tot zonde komt. En als iemand gezondigd heeft, wij hebben een voorspraak bij de Vader, Jezus Christus, de rechtvaardige;
2 en Hij is een verzoening voor onze zonden en niet alleen voor de onze, maar ook voor die der gehele wereld.
3 En hieraan onderkennen wij, dat wij Hem kennen: indien wij zijn geboden bewaren.
4 Wie zegt: Ik ken Hem, en zijn geboden niet bewaart, is een leugenaar en in die is de waarheid niet;
5 maar wie zijn woord bewaart, in die is waarlijk de liefde Gods volmaakt. Hieraan onderkennen wij, dat wij in Hem zijn.
6 Wie zegt, dat hij in Hem blijft, behoort ook zelf zo te wandelen, als Hij gewandeld heeft.
7 Geliefden, ik schrijf u geen nieuw gebod, maar een oud gebod, dat gij van den beginne gehad hebt. Dit oude gebod is het woord, dat gij gehoord hebt.
I Johannes 3
4 Ieder, die de zonde doet, doet ook de wetteloosheid, en de zonde is wetteloosheid.
II Johannes 1
6 En dit is de liefde, dat wij naar zijn geboden wandelen. Dit is het gebod, gelijk gij het van den beginne gehoord hebt, dat gij daarin moet wandelen.
7 Want er zijn vele misleiders uitgegaan in de wereld, die de komst van Jezus Christus in het vlees niet belijden. Dit is de misleider en de antichrist.
8 Let op uzelf, dat gij niet verliest wat wij verricht hebben, maar uw loon ten volle ontvangt.
9 Een ieder, die verder gaat en niet blijft in de leer van Christus, heeft God niet; wie in die leer blijft, deze heeft zowel de Vader als de Zoon.
10 Indien iemand tot u komt en deze leer niet brengt, ontvangt hem niet in uw huis en heet hem niet welkom.
Openbaring 14
12 Hier blijkt de volharding der heiligen, die de geboden Gods en het geloof in Jezus bewaren.
Psalm 1
1 Welzalig de man die niet wandelt in de raad der goddelozen, die niet staat op de weg der zondaars, noch zit in de kring der spotters;
2 maar aan des Heren Wet zijn welgevallen heeft, en diens Wet overpeinst bij dag en bij nacht.
3 Want hij is als een boom, geplant aan waterstromen, die zijn vrucht geeft op zijn tijd, welks loof niet verwelkt; al wat hij onderneemt, gelukt.
4 Niet alzo de goddelozen: die toch zijn als kaf dat de wind verstrooit.
5 Daarom houden de goddelozen geen stand in het gericht, noch de zondaars in de vergadering der rechtvaardigen,
6 want de Here kent de weg der rechtvaardigen, maar de weg der goddelozen vergaat.
Dan zullen de Israëlieten weer verlangen naar J*H*W*H, hun God, en hun koning David (de Masjieach);