johannes1 schreef:Toen ik door de woestijn van deze wereld trok, kwam ik bij een grot. daarin legde ik mij neer om te slapen
vraag 1: Christen trok door de woestijn van deze wereld.
waarom is deze wereld voor Bunyan en alle christenen een woestijn? (ps 63:2; 84:7) probeer met eigen woorden uit te leggen
Psalm 63 vers 2:
O God! Gij zijt mijn God! ik zoek U in den dageraad; mijn ziel dorst naar U; mijn vlees verlangt naar U, in een land, dor en mat, zonder water.
Ach, wat kan een kind des Heeren dit toch vertwijfeld uitroepen als hij te midden van de wereld niet gelaafd en gespijzigd kan worden. Al het goud en goed van deze wereld biedt voor dezulken immers geen enkel genoegen. Het is slechts het slijk der aarde, wat het hart niet kan vervullen. Wat kunnen dan ook de gesprekken in de wereld arm zijn als ze over geld en goed gaan, over kleding en andere onbenulligheden. Wat kan een wereldling zich toch verblijden met enige strootjes. Maar daar heeft een kind van God niets aan. Allen zijn God kan hem maar vertroosten en spijzigen en laven voor tijd en eeuwigheid.
Psalm 84 vers 7:
Als zij door het dal der moerbezienbomen doorgaan, stellen zij Hem tot een fontein; ook zal de regen hen gans rijkelijk overdekken.
In de kanttekeningen wordt vermeld dat verscheidene uitleggers schrijven dat 'het dal' een 'zeer dorre vallei was, door welke enige Israëlieten, die naar den tabernakel trokken, gaan moesten. Hierdoor moeten wij verstaan alle droge plaatsen, die geen water hebben.
Van de moerbeziënbomen lezen wij dat enige overzetters het woord 'bacha' hier houden, en dit vertalen met 'het dal der tranen', of het 'jammerdal'.
Wat is dit toch een treffende vergelijking met dit aardse jammerdal waar Gods volk door moet gaan. Een tranendal, vooral ook als men zo op zichzelf ziet. Maar het vers gaat nog verder, want als men naar boven ziet en zijn hulp van de HEERE alleen verwacht, dan wordt de Dierbare tot een fontein gesteld. O, wat schoon, als Christus hier in al Zijn schoonheid en klaarheid schittert. Dan houden zij den Heere voor hun springader, en mogen zij overvloediglijk verkwikt en gelaafd worden. Dan ontvangen zij sterkte om verder te trekken over de aarde, en de reis naar de eeuwigheid te volbrengen. Dan mogen zij dat dorre dal passeren met vreugde en genoegen, als ware het niet anders dan dat het vol lustige fonteinen was.
Zij gaan van kracht tot kracht steeds voort.
Elk hunner zal in 't zalig oord,
van Sion haast voor God verschijnen.