hijwel schreef:jacobH schreef:Beste Lalage,
Je kan je afvragen of je boosheid terrecht is. Is het zo moeilijk om je schoonmoeder/moeder te gemoet te komen. Ook al zie je er zelf helemaal geen kwaad in. Doe het dan gewoon uit liefde voor je (schoon)moeder. Het is toch geen halszaak. En je krijgt er ook geen enge ziekte van. Het enige wat je met er tegen in gaan zal bereiken is een huis met herrie. Er zijn ook wel een aantal bijbel teksten te noemen die jullie gedrag afkeuren.
1 Het is goed geen vlees te eten, noch wijn te drinken, noch iets, waaraan uw broeder zich stoot, of geergerd wordt, of waarin hij zwak is.
22 Hebt gij geloof? hebt dat bij uzelven voor God. Zalig is hij, die zichzelven niet oordeelt in hetgeen hij voor goed houdt.
23 Maar die twijfelt, indien hij eet, is veroordeeld, omdat hij niet uit het geloof eet. En al wat uit het geloof niet is, dat is zonde.
Ik weet natuurlijk niet hoe oud jullie zijn. Ik kan me voorstellen dat je op een gegeven moment het gezag van een ouder niet meer zo zal aanvaarden. Toch wil ik jullie wijzen op de Heere Jezus die, hoewel Hij God was, Zijn ouders in alles gehoorzaam was.
Verder geef ik geen waarde oordeel over de kleren van je vriend. Het zullen mijn kleren niet zijn. Maar zijn ze provocerend en je weet dat (dat ervaart je schoonmoeder namelijk zo), dan denk ik dat je zonde doet.
met vr gr
JacobH
beste jacobH,
je hebt mij regelmatig er op gewezen dat ik sommige dingen eenzijdig belicht. (soms terecht). Nu wil ik jou ook graag wijzen op je eenzeidige belilchting.
de teksten die je plaatse moet je wel in zijn context zien.
Het moet van bijde zijden komen. Een aantal teksten:
1 Dengene nu, die zwak is in het geloof,1) neemt aan,2) maar niet tot twistige3) samensprekingen.4)
2 De een gelooft wel,5) dat men alles eten mag,6) maar die zwak is,7) eet moeskruiden.
3 Die daar eet,9) verachte hem niet,10) die niet eet; en11) die niet eet, oordele hem niet,12) die daar eet; want God heeft hem aangenomen.13)
4 Wie zijt gij,14) die eens anderen huisknecht15) oordeelt?16) Hij staat,17) of hij valt18) zijn eigen heer;19) doch hij zal vastgesteld worden,20) want God is machtig hem vast te stellen.21)
5 De een22) acht wel den enen dag boven den anderen dag;23) maar de ander24) acht al de dagen gelijk.25) Een iegelijk zij26) in zijn eigen gemoed27) ten volle verzekerd.28)
hier staat duidelijk dat z'n moeder hem niet moet oordelen omdat hij er volgens haar niet zo netjes bij loopt. Laat iedereen voorzichzelf kijken wat hij tegenover God kan doen.
oke en nu het gedeelte waar jij waarschijnlijk op doelde:
14 Ik weet en ben verzekerd59) in den Heere Jezus,60) dat geen ding61) onrein is62) in zichzelven;63) dan die acht iets onrein te zijn,64) die is het onrein.65)
15 Maar indien uw broeder66) om der spijze wil67) bedroefd wordt,68) zo wandelt gij niet meer naar liefde.69) Verderf dien niet70) met uw spijze,71) voor welken Christus gestorven is.72)
16 Dat dan uw goed niet73) gelasterd worde.74)
17 Want het Koninkrijk Gods75) is niet spijs en drank, maar rechtvaardigheid,76) en vrede,77) en blijdschap,78) door den Heiligen Geest.79)
18 Want die Christus in deze dingen80) dient,81) is Gode welbehagelijk, en aangenaam82) den mensen.83)
19 Zo dan laat ons najagen,84) hetgeen tot den vrede,85) en hetgeen tot de stichting86) onder elkander dient.87)
20 Verbreek88) het werk van God niet89) om der spijze wil.90) Alle dingen zijn wel rein;91) maar het is kwaad den mens,92) die met aanstoot eet.93)
21 Het is goed geen vlees te eten,94) noch wijn te drinken, noch iets, waaraan uw broeder zich95) stoot, of geergerd wordt,96) of waarin hij zwak is.
22 Hebt gij geloof?97) hebt dat bij uzelven98) voor God.99) Zalig is hij, die zichzelven niet oordeelt100) in hetgeen hij voor goed houdt.101)
23 Maar die twijfelt,102) indien hij eet,103) is veroordeeld,104) omdat hij niet uit het geloof eet. En al wat uit het geloof niet is,105) dat is zonde.
Het is hun opdracht om zichzelf aan te passen, en te zorgen dat de liefde bewaard wordt. Het is fout om opzettelijk aanstoot te geven.
het lijkt me duidelijk dat God voor zijn moeder, en je vriend allebij een antwoord heeft. Zijn moeder moet eerst kijken/doorvragen of hij er van verzekert is dat hij dat kan doen voor God. En daarin kan ze dan blijven rusten. Als dit niet lukt, en ze vindt het moeilijk te begrijpen ligt er denk ik een opdracht voor je vriend. Kleed je wat netter om de liefde te bewaren, en niet tot ergenis aan te zetten.
Ik ben helemaal niet eenzijdig in deze. Zijn moeder heeft er helemaal niks mee te maken of haar zoon het wel voor God kan verantwoorden. Ze schaamt zich omdat ze weet dat er over gerpaat wordt. En dan klopt het wel dat die mensen fout zijn. Maar de jongen had het kunnen voorkomen. Iemand anders laten zondigen is ook fout.
ik stoor me er aan dat jullie zo makkelijk over het geweten van een ander heen stappen. Is dat dan naasteliefde?
Neem dan paulus. Hij zou geen vlees meer in der eeuwigheid eten. Terwijl hij het eigenlijk flauwekul vond.
en dan wat de Heere Jezus ons voor houdt.
38 Gij hebt gehoord, dat gezegd is: Oog om oog, en tand om tand.
39 Maar Ik zeg u, dat gij den boze niet wederstaat; maar, zo wie u op de rechterwang slaat, keert hem ook de andere toe;
40 En zo iemand met u rechten wil, en uw rok nemen, laat hem ook den mantel;
41 En zo wie u zal dwingen een mijl te gaan, gaat met hem twee mijlen.
42 Geeft dengene, die iets van u bidt, en keert u niet af van deng
Nee ik vind het echt jammer. Het is NB een moeder die het vraagt. Wat betekent het vijfde gebod dan eigenlijk nog?
met vr gr
JacobH
Nogmaals wil ik jullie wijzen op Jeremia 35
Vader Rechab had wetten gemaakt die de Heere werkelijk nergens had geboden. En wat vindt de Heere daar nu van. Lees eens met aandacht Jeremia 35.
1 ¶ Het woord, dat tot Jeremia geschied is van den HEERE, in de dagen van Jojakim, den zoon van Josia, den koning van Juda, zeggende:
2 Ga henen tot der Rechabieten huis, en spreek met hen, en breng hen in des HEEREN huis, in een der kameren, en geef hun wijn te drinken.
3 Toen nam ik Jaazanja, den zoon van Jeremia, den zoon van Habazzinja, mitsgaders zijn broederen, en al zijn zonen, en het ganse huis der Rechabieten;
4 En bracht hen in des HEEREN huis, in de kamer der zonen van Hanan, den zoon van Jigdalia, den man Gods; welke is bij de kamer der oversten, die daar is boven de kamer van Maaseja, den zoon van Sallum, den dorpelbewaarder.
5 En ik zette den kinderen van het huis der Rechabieten koppen vol wijn en bekers voor; en ik zeide tot hen: Drinkt wijn.
6 Maar zij zeiden: Wij zullen geen wijn drinken; want Jonadab, de zoon van Rechab, onze vader, heeft ons geboden, zeggende: Gijlieden zult geen wijn drinken, gij, noch uw kinderen, tot in eeuwigheid.
7 Ook zult gijlieden geen huis bouwen, noch zaad zaaien, noch wijngaard planten, noch hebben; maar gij zult in tenten wonen al uw dagen; opdat gij veel dagen leeft in het land, alwaar gij als vreemdeling verkeert.
8 Zo hebben wij der stemme van Jonadab, den zoon van Rechab, onzen vader, gehoorzaamd in alles, wat hij ons geboden heeft; zodat wij geen wijn drinken al onze dagen, wij, onze vrouwen, onze zonen, en onze dochteren;
9 En dat wij geen huizen bouwen tot onze woning; ook hebben wij geen wijngaard, noch veld, noch zaad;
10 En wij hebben in tenten gewoond; alzo hebben wij gehoord en gedaan naar alles, wat ons onze vader Jonadab geboden heeft.
11 Maar het is geschied, als Nebukadrezar, de koning van Babel, naar dit land optoog, dat wij zeiden: Komt, en laat ons naar Jeruzalem trekken vanwege het heir der Chaldeen, en vanwege het heir der Syriers; alzo zijn wij te Jeruzalem gebleven.
12 ¶ Toen geschiedde des HEEREN woord tot Jeremia, zeggende:
13 Zo zegt de HEERE der heirscharen, de God Israels: Ga henen en zeg tot de mannen van Juda en tot de inwoners van Jeruzalem: Zult gijlieden geen tucht aannemen, dat gij hoort naar Mijn woorden? spreekt de HEERE.
14 De woorden van Jonadab, den zoon van Rechab, die hij zijn kinderen geboden heeft, dat zij geen wijn zouden drinken, zijn bevestigd; want zij hebben geen gedronken tot op dezen dag, maar het gebod huns vaders gehoord; en Ik heb tot ulieden gesproken, vroeg op zijnde en sprekende, maar gij hebt naar Mij niet gehoord.
15 En Ik heb tot u gezonden al Mijn knechten, de profeten, vroeg op zijnde en zendende, om te zeggen: Bekeert u toch, een iegelijk van zijn bozen weg, en maakt uw handelingen goed, en wandelt andere goden niet na, om hen te dienen, zo zult gij in het land blijven, dat Ik u en uw vaderen gegeven heb; maar gij hebt uw oor niet geneigd, en naar Mij niet gehoord.
16 Dewijl dan de kinderen van Jonadab, den zoon van Rechab, het gebod huns vaders, dat hij hun geboden heeft, bevestigd hebben, maar dit volk naar Mij niet hoort;
17 Daarom alzo zegt de HEERE, de God der heirscharen, de God Israels: Ziet, Ik zal over Juda en over alle inwoners van Jeruzalem brengen al het kwaad, dat Ik tegen hen gesproken heb; omdat Ik tot hen gesproken heb, maar zij niet gehoord hebben, en Ik tot hen geroepen heb, maar zij niet hebben geantwoord.
18 Tot het huis nu der Rechabieten zeide Jeremia: Zo zegt de HEERE der heirscharen, de God Israels: Omdat gijlieden het gebod van uw vader Jonadab zijt gehoorzaam geweest, en hebt al zijn geboden bewaard, en gedaan naar alles, wat hij ulieden geboden heeft;
19 Daarom alzo zegt de HEERE der heirscharen, de God Israels: Er zal Jonadab, den zoon van Rechab, niet worden afgesneden een man, die voor Mijn aangezicht sta, al de dagen.
Als de jongen dus naar zijn moeder luistert is hij in deze gelijk aan de kinderen van Rechab. Vers 18 en 19 is dan ook van toepassing op hem. Ik wil niet zeggen dat het daarom nodig is om maar zoveel mogelijk geboden te verzinnen. absoluut niet natuurlijk. Farizeen hebben we genoeg. Maar we moeten het ook niet verontachtzamen.
Hierin is de liefde, niet dat wij God liefgehad hebben, maar dat Hij ons lief heeft gehad, en Zijn Zoon gezonden heeft tot een verzoening voor onze zonden.