schelpje3 schreef:Het gejammer is van de omstanders, de rest van het volk.
M. Henry schrijft:
Zij [Dathan en Abiram] riepen om hulp, toen het te laat was, hun droevige kreten hebben, inplaats van hun naburen hun ter hulpe te doen komen, hen zoveel te verder van hen weggedreven, want hun eigen en elkanders
schuld kennende, haastten zij elkaar voort, zeggende: dat ons de aarde misschien niet
verslinde. Het verderf van anderen moet ons ter waarschuwing zijn. Indien wij door het geloof
de kreten konden horen van hen, die naar de bodemloze afgrond gaan, dan zouden wij ons
meer benaarstigen om te ontkomen, om onzes levens wil, opdat ook wij niet in hetzelfde
oordeel vallen.
Wij moeten nu terugzien naar de deur van de tabernakel, waar wij hen lieten, die naar het
priesterambt stonden, met hun wierookvaten in de hand, gereed om reukwerk te offeren, en
hier bevinden wij:
I. Dat wraak aan hen geoefend is, vers 35. Het is waarschijnlijk dat toen de aarde zich opende
in het leger om Dathan en Abiram te verslinden, een vuur uitging van de Heere en de twee
honderd en vijftig mannen verteerde, die reukwerk offerden, terwijl Aaron, die bij hen stond,
in het leven gespaard bleef. Deze straf was wel niet iets nieuws, zoals de vorige, want Nadab
en Abihu zijn aldus gestorven, maar zij was niet minder vreemd of schrikkelijk, en het bleek:
1. Dat onze God een verterend vuur is. Is de donder een aanduiding van de verschrikking van
Zijn stem? De bliksem is het teken van de macht van Zijn hand. Wij hebben er de hitte van het
vuur in te zien, dat de tegenstanders zal verslinden, en er uit af te leiden hoe vreeslijk het is, "in
de handen van de levende God te vallen." Hebreeën 10:27-31.
2. Dat het zeer gevaarlijk voor ons is, als wij ons mengen in hetgeen ons niet toekomt. God
ijvert voor de eer van Zijn eigen inzettingen, en wil ze niet overweldigd zien.
Hoogstwaarschijnlijk is Korach zelf met deze twee honderd en vijftig, die zich vermeten
hebben reukwerk te willen offeren, verteerd geworden, want het was het priesterschap, dat hij
beoogde, en daarom hebben wij reden te geloven, dat hij zijn post aan de deur van de
tabernakel niet verlaten heeft. Maar zie, zij, die zich vleiden met de hoop van priesters te zijn,
worden tot offers gemaakt van de gerechtigheid Gods. Waren zij tevreden geweest met hun
ambt als Levieten, dat heilig en eervol was, en beter dan zij verdienden, dan zouden zij in
vreugde en ere hebben kunnen leven en sterven, maar evenals de engelen, die gezondigd
hebben, hun beginsel verlatende, en strevende naar een eer, die voor hen niet bestemd was,
werden zij neergeworpen in hades, hun wierookvaten uit hun handen geslagen, en de adem hun
ontnomen door een branding, die een voorbeeld was van de straf van het eeuwige vuur.