Jozo schreef:Een paar voorbeeldjes uit Calvijns leven om te laten zien dat hij een kind van zijn tijd is:
- Calvijn wilde dat de bijbel de levens van de burgers in geneve zou beheersen. Hij probeerde wijzigingen door te voeren in het bestuur van de stad. Hij eiste bijvoorbeeld dat alle inwoners van Geneve zijn catechismus en geloofsbelijdenis ondertekenden. Omdat de stadsbestuur hier niet in meeging en hem het recht van afsnijding (mensen in de ban doen) ontnam, onthield Calvijn in reactie daarop alle inwoners van Geneve het avondmaal.
Ik neem aan dat je dit stukje van Wikipedia hebt geplukt? Daar staat het in elk geval verkeerd. Calvijn en Farel wilden dat elk kerklid (!) de catechismus en geloofsbelijdenis zou onderschrijven. Dat lijkt me niet meer dan logisch binnen een kerkverband. Dat is nu nl. nog zo.
Aangezien de overheid in Geneve maar 1 kerk toestond, betekende dit inderdaad wel dat voor iedere christelijke burger van Geneve gevraagd werd dat hij/zij dit zou erkennen.
Wat nu niet meer zo is, is dat de overheid zich met deze kerkelijke zaken bemoeit, zoals toen. Dat is het verschilpunt met vandaag. Het andere niet.
Jozo schreef:- Calvijn heeft een grote rol gespeeld bij de dood van Servet. Door de goedkeuring van Calvijn (en veel andere reformatoren) is hij tot ketter verklaard en veroordeeld tot de brandstapel.
Het is waar dat hij ermee instemde, maar het uiteindelijke proces, de veroordeling en de executie is uitgevoerd door de burgelijke overheid, niet de kerkelijke.
Jozo schreef:- Hij stelde een kerkelijke rechtbank in die mocht straffen. Straffen varieerden van het verplicht bijwonen van openbare diensten tot zweepslagen en marteling. Deze kerkelijke rechtbank verdedigt Calvijn in zijn institutie.
De consistorie bestaat nu nog en heet de kerkenraad. Overigens gaat wikipedia ook hier de mist in. Als je de voetnoot leest waarin de consistorie wordt beschreven, dan vind je het volgende:
kerkrecht.nl schreef:Calvijn was van oordeel, dat de tucht in de kerk moest berusten in de handen van het consistorie en niet in die van den raad der stad Genève. Het consistorie zou bestaan uit een raad van predikanten en ouderlingen. Over de bevoegdheid van het consistorie inzake de tucht ontstond echter moeilijkheid. De raad der stad wilde oorspronkelijk aan den kerkeraad slechts vermaning en terechtwijzing toestaan, en zichzelven voorbehouden het recht van beslissing of de excommunicatie. Op dit punt wilde echter Calvijn niets toegeven. De tucht behoorde tot en met de excommunicatie te blijven bij den kerkeraad. En toen hij de tegenspraak van den raad beantwoordde met de verklaring, dat de kerkelijke tucht slechts het geestelijke zwaard van het Woord Gods mocht handhaven en de rechtspraak van de wereldlijke overheid niet aantastte, gaf de overheid toe.
Kortom: Calvijn wilde helemaal niet dat de predikanten en ouderlingen met de zweep rondliepen om mensen lijfstraffen te geven en om ze te martelen. Dat deden ze dan ook niet. Waar het hier dus om gaat is dat het stadsbestuur het recht opeiste om te beslissen of iemand ge-excommuniceerd kon worden. Op dit punt gaf Calvijn terecht niet toe, dat is een zaak van de kerk.
Zo zie je maar weer dat er ook op Wikipedia allerhande onzin staat.
Als je Calvijn als kind van zijn tijd wil zien, dan moet je je wel eerst goed verdiepen in de omstandigheden van die tijd. Die omstandigheden waren dat de staat zich toen actief bemoeide met de interne aangelegenheden van de kerk. Daar verzette Calvijn zich tegen.
Jozo schreef:- Calvijn ziet het lichaam als een kerker waarvan we bevrijd worden bij onze dood.
Dit komt uit Institutie 3.9.4. Daar staat het volgende: „Als de verlossing uit het lichaam betekent dat je in een volkomen vrijheid wordt gesteld, wat is dan het lichaam anders dan een kerker?”.
Als je deze zin zo los van de context leest, dan zou je kunnen denken dat Calvijn het hier over ons geschapen lichaam heeft dat een kerker zou zijn, net als bijv. Plato dat doet. Maar dat is niet zo. Calvijn vergelijkt hier het leven straks bij God met het leven hier in de zonde. Als je het zo bekijkt, dan is ons lichaam een kerker (van de zonde), maar dat is slechts vergelijkenderwijs. Daarbij haalt hij o.a. 2 Kor. 5:6 en Rom. 7:24 aan ("ik ellendig mens, wie zal mij verlossen uit het lichaam van deze dood?"). Maar Calvijn zegt niet dat het geschapen lichaam op zichzelf een kerker is, dat is het alleen door de zonde. Op andere plekken verdedigt hij juist met kracht de opstanding van het lichaam en dat zou vreemd zijn als hij het lichaam slechts als kerker ziet.
Laat de woorden van mijn mond en de overdenking van mijn hart welgevallig zijn voor Uw aangezicht, HEERE, mijn rots en mijn Verlosser! (Ps. 19:15)