Pietpiet schreef:Jantjes,
U heeft echt bijzondere gedachten...
Nou dat valt wel mee hoor, ik zal het uitleggen.
U bent een aanhanger van de gereformeerdeleer. Die gereformeerdeleer is uiteindelijk tot stand gekomen door de grondbeginselen van de kerkvader Augustinus. Persoonlijk was ik ook een aanhanger van de gereformeerdeleer maar door omstandigheden w.o. de grote dorheid, doodsheid en lauwheid van de mensen (op enkele uitzonderingringen na) ben ik een zoektocht begonnen. Mijn vraag was: hoe komt het toch dat zo weinig gereformeerde licht zien in het verlossende werk van de Christus der schriften. Hem niet kunnen aannemen door geloof en genade. Regelmatig komt mij dan ook het schrift gedeelte uit Openbaringen 3 voor de geest waar staat: ‘ Zo dan, omdat gij lauw zijd, en noch koud noch heet, Ik zal u uit Mijn mond spuwen. (…) Zie, Ik sta aan de deur, en Ik klop; indien iemand Mijn stem zal horen, en de deur opendoen, Ik zal tot hem inkomen, en Ik zal met hem avondmaal houden, en hij met Mij.
In mijn zoektocht ben ik uit gekomen bij kerkvader Irenaeus. Voor Irenaeus was de betekenis van de verzoeningsleer in de allereerste plaats gelegen in de vergeving van de zonde. Het evangelie was voor Irenaeus een waarachtig blijde boodschap, omdat voor hem de nadruk lag op de liefde van God voor de mens. Die liefde en de daaruit voortkomende mogelijkheid tot vergeving was voor Irenaeus de kern van de christelijke boodschap. Zijn verzoeningsleer zag hij vooral als een uiting van Gods grote liefde voor de mens. Ruim tweehonderd jaar na Irenaeus maakte Augustinus niet Gods liefde, maar de zondigheid van de mens tot kern van de verzoeningsleer. Augustinus beschouwde de mens als door en door zondig. De mens is niet in staat om ook maar één daad te verrichten die zonder zonde is.
Voor Irenaeus was het allerbelangrijkste dat Gods genade door het zoenoffer van Jezus voor iedereen beschikbaar is. Maar Augustinus meende dat slechts zeer weinig mensen mochten rekenen op de genade van God. Augustinus stond op het standpunt dat de verlossing van de zonde door het zoenoffer van Jezus een onverdiende genade was, slechts geschonken aan enkele uitverkorenen. De rest van de mensheid is volgens hem reddeloos verloren, voor eeuwig. De mens kan zijn eigen heil niet bewerkstelligen, hij kan niet zichzelf verlossen, leerde Augustinus. Hij kan geen enkele verdienste ‘eisend in het geding brengen voor Gods rechterstoel’. Hij is voor zijn verlossing volledig afhankelijk van Gods onverdiende genade.
De genadebesluiten voor de redding van enkelen, zijn door God reeds aan het begin der tijden voor alle eeuwigheid vastgelegd, en daar valt voor een mens niets meer aan af te dingen, leerde Augustinus. De opvatting dat slechts weinig mensen uitverkoren zijn om deelachtig te worden aan de genade door het zoenoffer van Jezus, en dat de mens zelf op die uitverkiezing geen invloed kan uitoefenen de ‘predestinatie’.
Het werd een van de belangrijkste twistpunten tijdens de reformatie tussen enerzijds Calvijn en Luther en anderzijds de Rooms-katholieke Kerk. Rome leerde toen dat ook goede werken tot de verzoening in Christus kunnen leiden. Calvijn en Luther benadrukten, in navolging van Augustinus, dat alleen het geloof dat vermocht, en dat dan nog slechts voor enkele uitverkorenen. Zij meenden dat de kerk van Rome te ver was afgedreven van de predestinatieleer van Augustinus, en rechtvaardigden op grond daarvan de afscheiding door de protestanten van Rome. Calvijn vatte de nadruk die Augustinus legde op de zondigheid van de mens samen in zijn bekende uitspraak: ‘De mens is onbekwaam tot enig goed en geneigd tot alle kwaad’.
Augustinus stond op de verkeerde plaats. Hij stond op Gods plaats en daar staan wij verkeerd. U weet wel wie daar ook wilde staan en het zeer slechte is afgelopen waarvan wij de vruchten nu nog van smaken.
Pietpiet schreef:Dan uw andere opmerking over het verzoenen. Uw argument is als volgt (en corrigeer me als ik het verkeerd begrepen heb):
God is inderdaad niet meer toornig op ons en na 4000 jaar in Christus gestild. Wij leven in een vreeslijk rijke tijd die we iedereen moeten vertellen welke grote dingen God aan ons gedaan heeft. De vreselijke kruisdood van Christus heeft alle toorn van God gestild, dat is werkelijkheid en nu geschiedenis geworden. We leven in een nieuw testamentische tijd of nieuwe verbond waar satan geen macht meer over ons uitoevend want: alzo lief heeft God de wereld gehad, dat Hij Zijn eniggeboren Zoon gegeven heeft, opdat een ieder die in Hem gelooft, niet verderven, maar het eeuwige leven hebbe. Want God heeft Zijn Zoon niet gezonden in de wereld, opdat Hij de wereld veroordelen zou, maar opdat de wereld door Hem zou behouden worden. Die in Hem gelooft, wordt niet veroordeeld, maar die niet gelooft, is alreeds veroordeeld, omdat hij niet heeft geloofd in de Naam van de eniggeboren Zoon van God. Wij zijn nu discipelen van Hem en dat door het eenvoudige geloof in Hem.
IK KAN DIT WONDER NIET MEER OP, U NOG WEL?
Laat Hem dan niet langer wachten,
haast je naar de Vader toe.
Slechts te komen vraagt Hij van je,
zeg niet langer: ’k weet niet hoe.
Hunk’rend staat Hij op de uitkijk,
turend of Hij jou al ziet.
Alles wil Hij aan je geven,
weiger deze liefde niet!
Met een vriendelijke groet van Jantjes.
.