Vervlogen
De oude klimboom
perenboom afgehakt de
bramenstruik verschrompeld
Het stille huis vijandig met lege
lege kamers, zijn hoge ramen als dode
duistere ogen zien uit over sompig gras
Bitterzoet de herinnering aan hoe het was
Haar hortensia was nergens mooier zo
liefdevol dieproze-paars en altijd
tref ik haar tussen violen, blij
mij te zien, vraagt of ik
toch ook blijf eten
Draagt een versleten
trui met mouwen opgestroopt
de armen bloot en bruin doorleeft
‘als opa mij hier zo had gezien’, lacht
streelt voor ik het verleden weer verlaat
mijn wang met vingers bloedrood van bramensap