Berichtdoor mama » 09 feb 2005 07:15
Toen iedereen een aantal jaren geleden een donorcodicil kon invullen ben ik er eerst van alles over gaan lezen omdat het me tegenstond. Weer zo'n beslissing van regeringswege om te beschikken over de mens, en dan nog wel op zo'n technische manier: iedereen levert een briefje in of en zo ja welke onderdelen van je lichaam je wil leveren na je dood, alsof een mens een onderdelenfabriek is. Is dan een mens niet lichaam en ziel en behoort die mens niet toe aan God, zijn Schepper? Mag je over je lichaam beschikken alsof het er niet toedoet, wat er dan allemaal gebeurt? Organen van een ander, mag dat? Op al deze vragen zocht ik een antwoord. Volgens de vele christenen die ik het vroeg gaf de Bijbel geen duidelijke antwoorden. Zelfs de kerken stonden niet echt negatief tegenover donatie. Dat je niet mag roken staat niet letterlijk in de Bijbel, maar vanuit allerlei kanten bezien kunnen we toch wel besluiten dat de Heere dit niet goed vindt.
Daarom ben ik me gaan verdiepen in het hele proces van orgaandonatie: wat gebeurt er met de donor als hij sterft, met de ontvanger als hij het orgaan krijgt, enz, enz. In de bieb ben ik alle boeken gaan lezen die er mee te maken hadden. Zowel medische boeken als ervaringsboeken van mensen die organen hadden ontvangen, van mensen die hersendood waren verklaard geweest en uit hun coma bijgekomen zijn, over familieleden van donors, boeken over coma en over het sterfproces, over afstotingsverschijnselen, en over het hersendood verklaren. Het was een aangrijpende ontdekkingstocht. En huiveringwekkend.
Het bracht me er toe om er een artikel over te willen schrijven, met als titel: Hersendood is geen dood, hersendood is moord!
Het artikel is vanwege tijdgebrek (nog) niet geschreven. Ook misschien omdat ik tenslotte maar een leek ben in de medische wereld, hoewel me dat uiteindelijk niet tegenhouden zal. Mijn persoonlijke stellingname is dezelfde als de uwe. Ik behoor met lichaam en ziel aan mijn God toe. De Heere Jezus kwam in mijn leven als het Licht der wereld, het Leven van mijn leven, Hij is mijn Alles geworden, Hem behoor ik toe, en mijn tijden zijn in Zijn hand. Er is een heimwee in mijn hart, een verlangen naar de dag dat ik Hem mag aanschouwen, dat ik geen zonde meer zal doen, dat ik verlost zal zijn van mijn eigen ik.