De topic-titel vraagt voor de zoveelste maal de vraag der vragen op een refo-forum: hoe zit het toch met die uitverkiezing.
Ik heb daar zelf veel over gedacht, geschreven en gepost. Mijn conclusie is de volgende:
Als je met 'God' een scheppende persoon bedoelt die almachtig, alomtegenwoordig, alwetend en eeuwig is, dan is het niet meer dan logisch om aan te nemen dat God boven alle uitkomsten staat die de schepping en de schepselen aangaan.
Dat pleit dus voor de stelling dat God altijd weet wie Zijn kinderen zijn. Er is eigenlijk nauwelijks te spreken van tijden: er is geen onderscheid tussen 'God wist', 'God weet' of 'God zal weten'. Er is geen voor en na, geen verleden heden of toekomst. Bij God is alles zo, zoals het altijd al was en altijd zal zijn. geen verrassingen, geen tegenvallers, geen vooraf kennen, geen achteraf weten.
Ik denk dat deze gedachte de oer-reformatorische uitverkiezingsleer ook heeft bepaald. God heeft alles in de hand, weet alles en dat in alle eeuwen der eeuwen (eeuwig).
Het klassieke godsbegrip past dus naadloos op een klassieke predestinatie-gedachte. maar daarbij moet de nadruk niet zozeer gelegd worden op het 'pre-' maar meer op de 'destinatie', het bestemmende aspect. God bepaalt, bestemt, beschikt.
Waarom deze op zich logische gedachte toch altijd weer op vragen stuit komt denk ik door het volgende:
Veel klassieke protestanten zijn bang voor God. Zij zien in die (voor)bestemming een persoonlijke bedreiging. daar zit de angel. Als God het dan bepaalt, dan bestaat dus de mogelijkheid dat God 'nee' aan mij verkoopt. Ik word dan niet gered. Zonder dat ik er wat aan kan doen. Angst is de drijfveer om zich steeds weer in duizend bochten te wringen als het gaat om de uitverkiezing.
Dan lijkt mij onterecht. Want deze God (waarvan wij terecht belijden dat Hij alles bepaalt) wordt in de Bijbel beschreven als een genadige God. Hij bepaalt wel alles, maar Hij wil niet zomaar alles. Hij wil het goede. Hij wil barmhartigheid.
Ten onrechte wordt naar mijn mening de uitverkiezingsgedachte (klassiek en logisch) vertroebelt door een verkeerd godsbeeld. Als je God als een wrede en wraakbeluste God ziet, ja dan slaat de schrik je om het hart als je beseft dat Hij alle macht heeft. Maar dit godsbeeld wordt in de bijbel nu juist toegeschreven aan de afgoden, de goden van willekeur: onbetrouwbaar en onecht.
De God van de Bijbel is anders: Hij is trouw, geduldig en genadig.
Dat zou de vrees voor Gods besluiten moeten kunnen wegnemen, dunkt me.
gravo