Er zijn namelijk ook andere mensen de gemeenschap binnengedrongen, die niet tot 'de heiligen' behoren. Het zijn individuele pesonen, die eerder tot de
onheiligen moeten worden gerekend (
Jud4). Judas presenteert hen als bepaalde mensen die liever anoniem willen blijven (
tines anthroopoi), infiltranten en intriganten die niet wezenlijk bij de gemeente behoren, ondanks het feit dat zij wel broederlijk met de anderen aan één tafel zitten.
Maar de verbreiding van hun heterodoxe inzichten scheurt de eenheid van de gemeente aan flarden en laat de gemeenschappelijke maaltijden stranden. Dergelijke indringers zijn altijd een sluipend gevaar voor de christelijke kerk geweest, zodat de apostelen herhaalde malen dringend moesten waarschuwen tegen allerlei spionnen, indringers, pseudo-leraars en misleiders (Gal.2,4; 2 Tim.3,6; 2 Pe.2,1; 2 Joh.7-11). In een vluchtelingengemeente wordt een dergelijke inbreuk op de geestelijke solidariteit natuurlijk extra pijnlijk gevoeld.
Zulke mensen kunnen van buitenaf binnenkomen, maar ze kunnen ook opkomen uit het midden van de gemeente. Dat laatste is hier het geval, want men zit bij de liefdemaaltijd met elkaar aan tafel (Jud.12). Er is geen reden het 'binnenkomen' zo te interpreteren dat de gemeente werd bezocht door rondreizende (dwaal)leraars. Eerder gaat het om nieuwe binnenkomers in de gemeente. In de loop der tijd zijn allerlei mensen ingekomen, die eigenlijk niet bij de gemeente blijken te horen. ...
Door drie dingen worden de dissidenten gekenmerkt zij zijn 'on-godvrezend' (
asebeis), zij veranderen Gods genade in losbandigheid en zij verloochenen Jezus Christus. ... Gebrek aan godvrezendheid is gebrek aan respekt voor de heilige God; geen theoretisch atheïsme, maar praktische God-loosheid. ... Hun levenspraktijk is te herkennen aan iets dat opvallend ontbreekt: godvrezendheid. ...
Allereerst leeft men er lustig op los. Gods genade biedt zulke mensen geen stabiliteit (1 Pe.5,12), omdat zij bezig zijn het fundament van het geloof te ondergraven. Genade wordt getransformeerd en gedevalueerd tot losbandigheid, immoraliteit (
aselgeia: 1 Pe.4,3; 2 Pe.2,2.18 ). Alsof de genade van onze God een volledige vergunning is, goed voor elke konsumptie! Alsof Hij bij voorbaat alles vergeeft! ...
(Uit:
Commentaar op het Nieuwe Testament, 2 Petrus/Judas, Testament in tweevoud, dr. P.H.R. van Houwelingen, blz. 130-131)
