Spreeuw schreef:Toen ik de Jakobusbrief pasgeleden las, kwam ik een indringend gedeelte over rijkdom tegen. Het lijkt erop dat de Bijbel rijkdom verbiedt. Maar is dit ook zo? Kunnen rijkdom en het dienen van de HERE niet met elkaar samengaan? In Jakobus 5:1 staat zelfs dat er rampen over de rijken zullen komen.
Jakobus 5:1-8
Het gevaar van de rijkdom
1 Welaan dan, gij rijken, weent en maakt misbaar over de rampen, die u zullen overkomen.
2 Uw rijkdom is verrot, uw klederen zijn door de mot aangevreten,
3 uw goud en zilver is verroest, en het roest ervan zal tegen u getuigen en uw vlees verteren als vuur. Gij zijt schatten gaan opleggen, terwijl het de laatste dagen zijn.
4 Zie, het loon, dat door u is ingehouden van de arbeiders, die uw landen hebben gemaaid, schreeuwt, en het geroep van hen, die uw oogst hebben binnengehaald, is doorgedrongen tot de oren van de Here Sebaot.
5 Gij hebt op aarde weelderig geleefd en u te goed gedaan, gij hebt uw hart vetgemest in de slachttijd.
6 Gij hebt de rechtvaardige veroordeeld, ja vermoord; er is geen verweer tegen u. (NBG'51)
Je moet God vereren met je rijkdom. Er waren rijke vrouwen die Jezus dienden met wat ze bezaten.
1 Joh. 3:17 Wie nu in de wereld een bestaan heeft en zijn broeder gebrek ziet lijden, maar zijn binnenste voor hem toesluit, hoe blijft de liefde Gods in hem?
1 Tim. 6
Nu brengt inderdaad de godsvrucht grote winst, (indien zij gepaard gaat) met tevredenheid. 7 Want wij hebben niets op de wereld medegebracht; wij kunnen er ook niets uit medenemen. 8 Als wij echter onderhoud en onderdak hebben, dan moet ons dat genoeg zijn. 9 Maar wie rijk willen zijn, vallen in verzoeking, in een strik, en in vele dwaze en schadelijke begeerten, die de mensen doen wegzinken in verderf en ondergang. 10 Want de wortel van alle kwaad is de geldzucht. Door daarnaar te haken zijn sommigen van het geloof afgedwaald en hebben zich met vele smarten doorboord.
Het kan samengaan:
17 Hun, die rijk zijn in de tegenwoordige wereld, moet gij bevelen niet hooghartig te zijn, en hun hoop gevestigd te houden niet op onzekere rijkdom, doch op God, die ons alles rijkelijk ten gebruike geeft, 18 om wèl te doen, rijk te zijn in goede werken, vrijgevig en mededeelzaam, 19 waardoor zij zich een vaste grondslag voor de toekomst verzekeren om het ware leven te grijpen.