Berichtdoor MaartenB » 24 apr 2014 21:17
Het is de moeite waard om de gang van zaken te beschouwen die God volgde ten tijde van de Zesde scheppingsdag.
Aangezien we dienaangaande over twee verslagen beschikken, zullen we die in elkaar schuiven om een volledig beeld te krijgen. We citeren uit de Nieuwe Bijbelvertaling vanwege haar ongecompliceerde terminologie:
Gn 1:24-27a
God zei: ‘De aarde moet allerlei levende wezens voortbrengen: vee, kruipende dieren en wilde dieren.’ En zo gebeurde het. God maakte alle soorten in het wild levende dieren, al het vee en alles wat op de aardbodem rondkruipt. En God zag dat het goed was.
God zei: ‘Laten wij mensen maken die ons evenbeeld zijn, die op ons lijken; zij moeten heerschappij voeren over de vissen van de zee en de vogels van de hemel, over het vee, over de hele aarde en over alles wat daarop rondkruipt.’ God schiep de mens als zijn evenbeeld, als evenbeeld van God schiep hij hem,
Gn 2:7-9, 15-25
Toen maakte God, de HEER, de mens. Hij vormde hem uit stof, uit aarde, en blies hem levensadem in de neus. Zo werd de mens een levend wezen [lett: een levende ziel].
God, de HEER, legde in het oosten, in Eden, een tuin aan en daarin plaatste hij de mens die hij had gemaakt.Hij liet uit de aarde allerlei bomen opschieten die er aanlokkelijk uitzagen, met heerlijke vruchten.
In het midden van de tuin stonden de levensboom en de boom van de kennis van goed en kwaad.
God, de HEER, bracht de mens dus in de tuin van Eden, om die te bewerken en erover te waken. Hij hield hem het volgende voor: ‘Van alle bomen in de tuin mag je eten, maar niet van de boom van de kennis van goed en kwaad; wanneer je daarvan eet, zul je onherroepelijk sterven.’
God, de HEER, dacht: Het is niet goed dat de mens alleen is, ik zal een helper voor hem maken die bij hem past.
Toen vormde hij uit aarde alle in het wild levende dieren en alle vogels, en hij bracht die bij de mens om te zien welke namen de mens ze zou geven: zoals hij elk levend wezen zou noemen, zo zou het heten. De mens gaf namen aan al het vee, aan alle vogels en alle wilde dieren, maar hij vond geen helper die bij hem paste.
Toen liet God, de HEER, de mens in een diepe slaap vallen, en terwijl de mens sliep nam hij een van zijn ribben weg; hij vulde die plaats weer met vlees. Uit de rib die hij bij de mens had weggenomen, bouwde God, de HEER, een vrouw en hij bracht haar bij de mens. Toen riep de mens uit:
‘Eindelijk een gelijk aan mij, mijn eigen gebeente, mijn eigen vlees, een die zal heten: vrouw, een uit een man gebouwd.
(Zo komt het dat een man zich losmaakt van zijn vader en moeder en zich hecht aan zijn vrouw, met wie hij één van lichaam wordt.
Beiden waren ze naakt, de mens en zijn vrouw, maar ze schaamden zich niet voor elkaar.)
Gn 1:27b-31
mannelijk en vrouwelijk schiep hij de mensen [lett: hen]. Hij zegende hen en zei tegen hen: ‘Wees vruchtbaar en word talrijk, bevolk de aarde en breng haar onder je gezag: heers over de vissen van de zee, over de vogels van de hemel en over alle dieren die op de aarde rondkruipen.’
Ook zei God: ‘Hierbij geef ik jullie alle zaaddragende planten en alle vruchtbomen op de aarde; dat zal jullie voedsel zijn. Aan de dieren die in het wild leven, aan de vogels van de hemel en aan de levende wezens die op de aarde rondkruipen, geef ik de groene planten tot voedsel.’ En zo gebeurde het.
God keek naar alles wat hij had gemaakt en zag dat het zeer goed was. Het werd avond en het werd morgen. De zesde dag.
Vraag: Zou dit alles zich op één enkele dag van 24 uur hebben kunnen voltrekken? Is dat redelijk?
In de eerste plaats schiep God de grote verscheidenheid van al het aardse dierenleven. Bleef er dan wel tijd over om de mens te scheppen en hem grondig te instrueren? Als het daarbij het eerst avond werd, dan bleef er eigenlijk maar 12 uur daglicht over voor Adam om:
• eens rond te kijken en zich bewust te worden van de situatie dat hij er zomaar was, ineens bestond;
• zijn leefomgeving nader te bezien en in zich op te nemen;
• door God voorgelicht te worden over het doel van zijn bestaan; kennis te nemen van een speciale boom en Gods gebod daaromtrent;
• zonder uitstel aan de slag te gaan; er was werk aan de winkel! Jahweh leidde de dieren naar hem toe die hij eerder die dag had voortgebracht; Adam moest ze een betekenisvolle naam geven, een naam die paste bij het uiterlijk en de gedragingen van elk dier, zoals uit de Hebreeuwse naamgeving blijkt;
• onder een vorm van narcose een diepe lichamelijke ingreep te ondergaan; God ging een metgezellin uit zijn rib (zijde) voortbrengen!
Eindelijk, daar was zijn tegenhanger dan! Wat hij daarop lang moeten wachten! Misschien wel een paar uur!
Maar beide, man en vrouw, konden niet al te lang bij hun verschijning en ontmoeting stil staan. God had beide iets te vertellen. Hun gemeenschappelijke taak zou er in bestaan heerschappij te voeren over de aardse schepping en een nageslacht voort te brengen om hen in die taak te ondersteunen, net zo lang totdat de hele aarde onderworpen was en de globe er overal als een Hof van Eden zou uitzien.
Dus nu maar snel naar bed! Het is hoog en hoog tijd! Morgen komt er weer een dag.
Oooh, maar dan is het toch zondag! Dus gelukkig: Uitslapen!