gml schreef:De laatste tijd houdt mij het onderwerp "gevoelen van het geloof" bezig. Want elke christen loopt tegen zijn eigen zonde op, heeft weleens twijfels of stelt zijn betrouwen niet volledig op God. Vooral bij het laatste is volgens mij de term "kleingelovigheid" van toepassing. De term komt bijvoorbeeld voor in Mattheüs 8:26. (Het gaat in deze tekst om de geschiedenis waarin Jezus en Zijn discipelen het schip ingegaan waren en er een grote storm op de zee ontstond. Dat gebeurde toen Jezus sliep en Zijn discipelen bevreesd werden.) Deze bevreesdheid van de discipelen is kleingelovigheid in de ogen van de Heere Jezus. Jezus zegt immers tegen Zijn discipelen: "Waarom zijt gij vreesachtig, gij kleingelovigen?" Dus kleingelovigheid is een zonde. Tegelijkertijd moeten de discipelen wel een geloof gehad hebben, anders zou de term "kleingelovigheid" niet van toepassing zijn.
Wat is volgens jullie precies de kleingelovigheid, die door de Heere Jezus bestraft wordt?
IK heb ff wat weggehaald. En het zo aangepast dat het eerst maar even over het stukje uit Matheus gaat. Ik hoop dat je het me niet kwalijk neemt.
Het staat in Hoofdstuk 8.
Context:....een melaatse wordt
genezen...........een hoofdman over 100 heeft naar Jezus zeggen
zo groot geloof dat Ik in Israel niet gevonden heb......Jezus geneest de schoonmoeder van Petrus
door haar hand aan te raken......velen die van duivelen zijn bezeten worden
genezen door zijn spreken.......en allen die kwalijk(verbitterd lijkt een goede synoniem) gesteld waren
genas Hij.....als
vervulling van wat Jesaja profeteerde.....een opmerking over het volgen van Hem
dat Hij Zelf niet weet waar het hoofd neer te leggen.........en een (harde?)opmerking over
het volgen van Hem ook al is er voor een die Hem zou moeten volgen, naar de mens gesproken iets ernstigs gebeurd.
Na het stillen van de storm
geneest Hij een naar de mens gesproken ONGENEESLIJKE.
Daar tussen in staat de geschiedenis die jij aanhaalt. Dit is het enige stukje dat in dit hoofdstuk over de discipelen gaat. Hoofdstuk 8 geisoleerd bezien, levert dat op dat de discipelen omgeven worden door de
roodgemaakte acties van de Heere Jezus. Een discipel is een leerling. En wel van Hem. Hij is, tijdens dat Hij mensen aan het helpen is, hen aan het onderwijzen. Daarom zijn ze bij Hem. Van Hem en dat wat Hij doet, Zijn Werk, daar moeten zij het van hebben. Daar richt Hij hen op, terwijl Hij doet wat Zijn Vader Hem als Werk gegeven heeft.
Hun onderwijs bestaat uit wat ze Hem zien doen. (NB in de woestijn kreeg het volk na de uittocht uit Egypte Gods werk te zien. In zekere zin was dit volk ook discipel!)
Vers 23 leert ons, dat het volgers zijn(Hij heeft ze geroepen, Hij is het Woord Gods dat schept wat bij een mens niet gevonden wordt; denk aan de schepping in Genesis). Ze komen niet meer los van Hem(gebracht door de Vader). Waar Hij gaat, zij volgen. Het schip in, de zee op.
Vers 24 begint met :... en ziet....het griekse woord geeft aan dat ze nu in de natuur is mee gaan maken waar ze een geestelijke les uit moeten leren. Hij doet iets in de natuur maar dat moet hen iets leren over de Macht die Hem over alles gegeven is.
Er ontstaat onstuimigheid in de zee. Jeremia 51:55 staat het hebr. woord voor "onstuimig". Zo ook in Psalm 65:8. Jerem.25:31.Psalm 74:23.
Aanschouwelijk onderwijs van de Man die heerst over de natuur en daardoor blijk geeft van een heersen over de natuur der mensen. Van Zijn macht, ook over de volkeren.
Het schip der Kerk? Overspoeld? Niet ver van zinken af?
Met een slapende Christus!
Dat is het onderwijs, dat Hij de Zijnen geeft. Ze komen in moeilijkheden en Hij is er wel maar doet niets. Althans dat lijkt zo. Wij hadden al lang ingegrepen.
Wat hebben ze geleerd van dat wat direct hier voor gebeurd is?
Niet eens zo verkeerd dat ze Hem roepen.
Dat was daarvoor wél duidelijk geworden. Toch iets geleerd. Weer iets geleerd onder Zijn leiding.
Van Hem is onze verwachting. Hij is machtig. Bidt ten alle tijde.
Maar er is altijd meer te leren bij Hem.
Heere behoed ons, wij vergaan. Wij, altijd wij. Wij zijn belangrijk? Hij is bij ons. En Zijn werk zal niet vergaan. Daar staat Hij borg voor. Ook en vooral voor de Zijnen. En die nog toe gebracht moeten worden.
In Zijn nabijheid zijn er altijd dieptepunten voor ons, opdat we leren op Hem te vertrouwen, al zien we Hem sle
Vers 26 is een samenstelling van twee zaken die beiden bij Zijn discipelen onder Zijn leiding een ontwikkeling doormaken. Hier zien we hoever ze op dat moment zijn. Vreesachtig én kleingelovig.
Wij zijn niet anders zo wij ook discipelen zijn. Vreesachtig en kleingelovig maar bij Hem die bij machte is om dat te veranderen. Onder Zijn leiding zal de vrees verminderen en het geloof groeien.
Waarom vreest ge? Kijk wat er hiervoor gebeurde. Zie wat heerlijk werk Mij de Vader gegeven heeft. Waarom vreesachtig. Hij stelt de vraag om ze te leren, niet op zichzelf, maar op Hem de Vader en de Geest te zien. En als dat geleerd wordt, dan vallen ze zelf weg. Dan blijkt het niet zo belangrijk te zijn, wat hen zal overkomen. We volgen toch Hem die Zichzelf wegcijferde voor ons. Hij brengt ons de liefde bij. Hij maakt die liefde volmaakt en dié liefde drijft alle vrees uit.
Toen stond Hij op .............
En de mensen die Zijn werk zien en er over horen zullen zich verwonderen.
En de mensen die Zijn werk lezen en zien waartoe Hij machtig is, die zullen zich verwonderen en er zullen er zijn die Hem daarom aannemen.
Zelfs de duivelen gaan als Hij spreekt. Zie hoe machtig Deze is.
h.g.
Learsi