Ds. Vreugdenhil over het avondmaal:
De instelling van het avondmaal.
Overal waar de kerk van Jezus Christus is, wordt regelmatig het avondmaal gevierd. Waarom? Omdat de Here Jezus dat zelf heeft opgedragen. De instelling van het avondmaal staat beschreven in Luc. 22:14-20.
Eerst hebben de discipelen voorbereidingen getroffen voor de gezamenlijke viering van de paasmaaltijd. Kennelijk waren er mensen in Jeruzalem die daarvoor hun huis beschikbaar hadden gesteld. Later zou ook de jonge, christelijke gemeente op die wijze gaan samenkomen, als huisgemeenschap verenigd rond de maaltijd, om het heil van Christus te vieren.
Een Joodse pesach-viering verloopt in grote lijnen als volgt. De eerste beker die rondgaat, opent de maaltijd. Dan worden er bittere kruiden gegeten, gedoopt in azijn, symbool van de bittere ellende van Israël toen het volk verdrukt werd in Egypte. Vervolgens stelt de jongste van alle aanwezigen de bekende vraag: 'Waarom is deze nacht anders dan alle andere nachten?' Als antwoord daarop vertelt de vader van het gezin of de gastheer van het gezelschap het verhaal van de bevrijding uit de slavernij. Hoe in die eerste paasnacht het lam geslacht werd en het bloed aan de deurposten gestreken. Hoe de verderfengel elk huis, waaraan hij het bloed zag, voorbijging. Dan gaat de tweede beker rond, waarna de ongezuurde broden gegeten worden. De matzes, gebakken zonder gist of rijsmiddel, omdat men met haast wegtrok. Bij het breken van het brood wordt gezegd: 'Dit is het brood der ellende, dat onze vaderen in Egypte hebben gegeten.' Daarna wordt het paaslam genuttigd. De derde beker volgt, ook wel genoemd 'de beker der dankzegging' of 'de beker der lofprijzing.' Daarbij wordt God gedankt en geprezen voor zijn verlossing. Aansluitend zingt men de lofzang (Psalm 113 - 118). De vierde beker sluit ten slotte de maaltijd af.
Zo heeft ook de Here Jezus in de nacht voor zijn gevangenneming de paasmaaltijd gegeten. Tijdens deze maaltijd deed Hij iets heel bijzonders: uit het geheel van die viering stelde Hij als het ware twee dingen apart, die Hij daarbij een totaal nieuwe betekenis gaf. Bij het breken van het brood sprak Hij: 'Dit is mijn lichaam, dat voor u gegeven wordt; doet dit tot mijn gedachtenis.' En bij de beker der dankzegging sprak hij: 'Deze beker is het nieuwe verbond in mijn bloed.' Zo heeft de Heer twee elementen uit de pesach.viering apart gezet en gemaakt tot tekenen van zijn lichaam en bloed. Daarmee heeft Hij zelf het heilig avondmaal ingesteld.
Waar gaat het om bij de viering van het avondmaal? Dat kan met drie kernwoorden gezegd worden: gedachtenis, gemeenschap, verwachting. Het heeft te maken met de aspecten van verleden, heden en toekomst.
Gedachtenis.
'En Hij nam een brood, sprak de dankzegging uit, brak het en gaf het hun, zeggende: Dit is mijn lichaam, dat voor u gegeven wordt; doet dit tot mijn gedachtenis. Evenzo de beker, na de maaltijd, zeggeode: Deze beker is het nieuwe verbond in mijn bloed, die voor ti uitgegoten wordt' (Luc. 22:19-20). Het brood wordt gebroken en uitgedeeld. Zo werd eens Christus' lichaam gebroken, gedood aan het kruis. De wijn wordt uit de kruik in de beker geschonken. Zo werd het bloed van Christus vergoten, uitgestort, toen Hij leed en stierf. Bij de viering van het avondmaal zien wij terug naar dat unieke en onherhaalbare offer. Hij gaf voor ons zijn leven, tot een volkomen verzoening van al onze zonden.
'Doet dit tot mijn gedachtenis', sprak Jezus tot zijn discipelen. In de viering van het avondmaal gedenken wij het verzoeningswerk, dat Hij voor ons volbracht. 'Gedenken' is meer dan een herinnering. Het wil zeggen dat je er op de een of andere manier zelf bij betrokken bent. Precies zoals de Joden op het Paasfeest de uittocht uit Egypte gedenken. Zij spreken er over alsof ze er bij geweest zijn. Alsof ze zelf tot de verlosten uit de slavernij behoren. Bij 'gedenken' gaat het om dingen die nog steeds brandend actueeL zijn, waar ook vandaag nog ons leven van afhangt. Zo gedenken wij bij de tekenen van brood en wijn de dood en de opstanding van Christus: het is Gods grote verlossingsdaad, de verzoening van onze zonden, de bevrijding van onze schuld, onze redding uit het rijk van duivel en dood.
Gemeenschap.
We zien bij de viering van het avondmaal niet alleen terug naar het verleden. We kijken ook omhoog en om ons heen. Het is de viering in het heden van de gemeenschap met Christus en met elkaar. Dat 1 aspect noemde de Here Jezus zelf in Luc. 22:15: 'Ik heb vurig begeerd dit Pascha met u te eten, eer ik lijd.' Hij verlangde naar deze maaltijd, naar deze gemeenschapsviering met zijn leerlingen. Nog één keer samen met hen het Pascha vieren, en dan zou Hij zelf het Paaslam worden. Dan zou Hij als Lam van God geslacht worden voor de zonden der wereld.
De eigenlijke Gastheer van het avondmaal is dan ook Jezus zelf Niet: alleen op die avond, toen Hij voor het eerst het avondmaal instelde. Ook de Emmaüsgangers vertelden dat Jezus zelf het brood nam, brak en uitdeelde. Maar na de hemelvaart is het ten diepste nog precies zo. Degene die nu het brood breekt en de beker aanreikt, doet dat uit naam van de Here Jezus, die de eigenlijke Gastheer is en blijft. Hijzelf ontvangt ons aan zijn tafel en is ons zo nabij als brood en wijn. Hij maakt die gemeenschap met ons tot een werkelijkheid door de Heilige Geest.
Bovendien vieren wij in het avondmaal de gemeenschap met elkaar. We kijken de kring rond en verheugen ons er in dat we als totaal verschillende mensen toch bij elkaar horen omdat we samen bij Jezus horen. Omdat het één brood is dat wij breken, zegt Paulus, zijn we ook samen één lichaam, het lichaam van Christus (1 Kor. 10:17). Hij het hoofd en wij de leden. Vanuit het Hoofd worden de leden bestuurd. In het Hoofd vinden ze hun onderlinge verbondenheid. Dankzij het Hoofd kunnen de leden samenwerken en op elkaar inspelen.
Daarom is het een vreugde, dat wij in Christus aan elkaar gegeven zijn als broeders en zusters. Om elkaar te helpen, aan te vullen, te corrigeren, te bemoedigen en te verrijken. Dat is één van de mooiste dingen van het gemeente.zijn. Die verbondenheid met elkaar door het geloof in Christus. Samen delen in dezelfde Geest. Dat is de gemeenschap der heiligen, dat is 'de gemeenschap van de Heilige Geest.' Die eenheid gaat uit boven alle verschil in intellect, opvoe· ding, ontwikkeling, leeftijd, ras, huidskleur, sekse, nationaliteit, belangstelling of talent. Deze gemeenschap met Christus en met elkaar vieren wij in het avondmaal.
Verwachting.
Het derde aspect is het vooruitzien naar de komst van Gods Rijk. Daarheen wijzen ook de woorden van Jezus, bij de instelling van het avondmaal: 'Want Ik zeg ti, dat Ik het voorzeker niet meer eten zal, voordat het vervuld is in het Koninkrijk Gods' (Luc. 22:16). En: 'Want Ik zeg u, Ik zal van nu aan voorzeker niet van de vrucht van de wijnstok drinken, voordat het Koninkrijk Gods gekomen is' (vs 18).
Het komende Rijk wordt in de bijbel vaak getekend onder het beeld van een feestmaal, een bruiloftsfeest. Wijn is het symbool van de vreugde. Het is de grote vreugde van het messiaanse Rijk. waarnaar we uitzien bij de viering van het avondmaal. Sterker: het avondmaal 'is al een stukje van die toekomst in het heden. Een voorproefje, om ons verlangen op te wekken en wakker te houden.
De viering van het avondmaal staat daarom nu nog in het teken van de voorlopigheid, de onvoltooidheid. Het zijn nog maar tekenen: een hap brood, een slok wijn. Dat smaakt naar meer. Je gaat bidden om de vervulling van Gods beloften. 'Zo dikwijls gij dit brood eet en de beker drinkt, verkondigt gij de dood des Heren, totdat Hij komt' (1 Kor. 11:26). In de vroeg-christelijke kerk was dan ook juist het avondmaal de plaats waar het maranata-gebed gebeden werd. Kom, Here Jezus, ja kom spoedig!
Avondmaalshuiver.
Het avondmaal is dus een feest. Toch zie je bij sommige christenen een zekere schroom, soms zelfs huiver, om er aan deel te nemen. Als ze er al toe komen, zijn ze vaak zo nerveus dat de viering van het avondmaal hen meer spanning dan vreugde lijkt te bezorgen. Hoe komt dat toch?
Eén van de belangrijkste oorzaken is, dat men niet goed begrijpt wat Paulus over het avondmaal geschreven heeft in 1 Kor. 11:17-34. In de apostolische tijd werd het avondmaal nog gevierd in combinatie met een gewone maaltijd. Maar in Korinte kwamen de rijkere gemeenteleden gewoonlijk wat vroeger naar de plaats van samenkomst dan hun armere broeders en zusters. Dat gaf hen de gelegenheid er vooraf een gezellig onder-onsje van te maken. Het gebeurde zelfs dat bij aankomst van de arme gemeenteleden het voedsel al op was. Zij vonden de hond in de pot, terwijl de rijken verzadigd waren, en soms zelfs dronken! Dat is natuurlijk een Godgeklaagde situatie, en de apostel gaat er dan ook fel tegen tekeer. Hij zegt dat het avondmaal zo op onwaardige wijze gehouden wordt. Men moet op elkaar wachten, en niet op deze manier een scheur trekken door het lichaam van Christus. 'Wie dus op onwaardige wijze het brood eet of de beker des Heren drinkt, zal zich bezondigen aan het lichaam en bloed des Heren. Maar ieder beproeve zich zelf en ete dan van het brood en drinke uit de beker. Want wie eet en drinkt, eet en drinkt tot zijn eigen oordeel, als hij het lichaam niet onderscheidt' (1 Kor. 11:27-29).
Sommige mensen zijn van die laatste woorden zo geschrokken, dat ze dan maar liever helemaal geen avondmaal meer vieren, om in elk geval niet de kans te lopen zich een oordeel te eten en te drinken. Als ze het woordje 'onwaardig' horen, denken ze dat het avondmaal niet bestemd is voor 'onwaardige mensen,' en bij die laatste categorie delen zij zichzelf in. Maar het gaat helemaal niet om de waardigheid van de persoon die deelneemt aan het avondmaal! Als dat zo was konden we allemaal wel naar huis gaan. We zijn allen onwaardigen en vinden onze vrijmoedigheid alleen in de Here Jezus Christus. In zijn nodiging, in zijn belofte, in zijn opdracht. Paulus spreekt slechts over de manier waarop het avondmaal gevierd wordt. Dat moet op waardige wijze gebeuren, zegt hij.
Zelfbeproeving.
Daarom geeft hij de opdracht: 'Maar ieder beproeve zichzelf, en ete dan van het brood en drinke uit de drinkbeker' (vs. 28). Het gaat er dus om dat het avondmaal gevierd wordt met de goede motivatie. Niet om een club-geest te koesteren, maar om juist de gemeenschap met alle leden van het lichaam van Christus te vieren.
Ook in 2 Kor. 13:5 lezen we over een zelfonderzoek: 'Stelt uzelf op de proef, of gij wel in het geloof zijt, onderzoekt uzelf.' Als het maar geen ziekelijk navelstaren wordt, kan zelfonderzoek dus zijn nut hebben. Het is zelfs geboden. Maar wat houdt het in?
Het klassieke gereformeerde avondmaalsformulier vat dat zelfonderzoek samen in drie vragen, die corresponderen met de drieslag van Ellende, Verlossing en Dankbaarheid, die we in de Catechismus aantreffen. Ze komen hierop neer:
Zijn we het met de Here God eens, dat wij zondaren zijn en enkel door zijn genade kunnen leven?
Stellen wij ons vertrouwen op de vaste belofte van God, dat Hij ons in de Here Jezus Christus vergeving geschonken heeft voor al onze zonden?
Is het ons verlangen en voornemen, uit dankbaarheid tegenover God te leven tot zijn eer, en in oprechte liefde en vergevingsgezindheid om te gaan met onze medemens?
De eerste twee van deze vragen zijn elders in dit boek al uitvoerig aan de orde geweest. De derde vraag heeft betrekking op de levensheiliging. En de vraag is niet of het ons lukt om naar Gods wil te leven, maar of we het graag willen en of we het oprecht van plan zijn. Zo is het avondmaal een steun in de rug bij onze strijd tegen de zonde. We worden in de situatie van de 'volkomen verzoening' gesteld en mo~ gen van daaruit telkens weer opnieuw beginnen.
Bijzonder actueel is deze derde voorbereidingsvraag ook ten aan~ zien van de talloze relatie-problemen van onze tijd. De deugd van de nederigheid scoort niet hoog meer en vergeven wordt door velen beschouwd als een 'softe' houding. Maar het evangelie leert ons vanuit de vergeving die ons door God geschonken is, nu ook zelf anderen tegemoet te treden als verzoeningsgezinde mensen (Mat. 5:23-24; 6:12; 18:21-35). Voor echte verzoening moet ook ruimte zijn bij de ander, dat is waar. Het is mogelijk dat we anderen in ons hart vergeving geschonken hebben, terwijl we die vergeving met onze woorden niet kwijt kunnen; de ander zou ze alleen maar als een verkapte beschuldiging opvatten. Maar dan kunnen we onze verzoeningsgezindheid nog altijd demonstreren in onze houding, en als we daarmee op den duur het ijs breken, hebben we ook zonder woorden ons doel bereikt. Aan de maaltijd die getuigt van Gods onvoorwaardelijke en onbegrensde liefde voor ons, leren we anderen zonder voorwaarden te vergeven, desnoods zeventig maal zeven maal.
Om het geloof te versterken.
God heeft ons het avondmaal gegeven om ons geloof te versterken. Sommige mensen denken dat je bij de viering ervan iets heel speciaals zou moeten voelen. En omdat dat dat meestal niet gebeurt, worden ze nog nerveuzer dan ze al waren. 'Wijst dat er niet op, dat ik hier niet hoor?' denken ze dan. Zo zak je steeds dieper in het moeras. Het avondmaal is gegeven om ons geloof te versterken. Geloof is iets anders dan gevoel. Geloof kan eventueel dwars tegen ons gevoel ingaan. Het is wezenlijk voor het geloof om 'en toch!' te zeggen. We moeten niet geloven in ons eigen gevoel of in onze eigen gelovigheid, maar in Gods beloften! Dwars tegen ons eigen ongelovige hart in richten wij ons geloof op de Here Jezus en op zijn Woord. Zijn goedheid en trouw zijn onwankelbaar. Dat wil de Here God in het avondmaal aan ons bevestigen. Zichtbaar, tastbaar, lichamelijkconcreet.
Het avondmaal wordt daarom wel een 'teken en zegel' van Gods beloften genoemd. Het is een teken, een uitbeelding van Gods genade: brood en wijn wijzen op het lichaam en bloed van Christus. Het is ook een zegel: God verzegelt zijn beloften. Hij zet er zijn handtekening onder. Daarin zegt de Here tot ons: Zo werkelijk als je brood en wijn tot je neemt en je eigen maakt, zo vast en zeker kun je aan op mijn beloftenj
'En al zoudt gij zonder enig gevoel, zonder enige bevindelijke vreugde in uw Heiland, koud en dor van de tafel terugkomen, dan nog zeg ik u in de naam des Heren: Gij zijt gezegend en verkwikt! Denkt gij dat een zieke het dadelijk voelt dat de medicijnen hem goed doen? Geen sprake van! En toch ondersteunen ze hem, en toch voeden en onderhouden ze zijn zwakke krachten. Het geloof, ook het ware avondmaalsgeloof, is niet anders dan gehoorzaamheid. Doen wat Jezus zegt. Niet willen begrijpen, niet willen gevoelen, niet willen zien en tasten, maar - gehoorzaamheid' (J. H. Gunning, Jr.).