Laten we eerst beperken op de vragen en daarna als die behandeld zijn
mogelijk nieuwe vragen stellen. En dat kan dan iedereen doen.
Het bijbelgedeelte is over bekend. Maar Dr. Maarten Luther zij al hoe vaker men op een tekst klopt hoe meer er uit komt.
Vaak kan juist het bekende een belemmering vormen, hoop en bid dat we nieuwe zaken er in mogen ontdekken.
Daniël 3 hele hoofdstuk
Toelichting:
Daniel 3
In de eerste zes hoofdstukken van Daniël vinden wij historische feiten. Maar deze hoofdstukken hebben ook een profetisch karakter, al zien wij dit misschien niet op het eerste gezicht. Wij moeten bedenken dat in de Schrift veel meer verborgen ligt, dan alleen de vermelding van historische gebeurtenissen, hoe belangrijk en leerzaam die op zichzelf ook voor ons zijn: al deze dingen zijn immers beschreven tot voorbeelden en waarschuwing voor ons.
De tijden van de volken
In Daniël 3 tot 6 vinden wij niet alleen een vermelding van de gebeurtenissen in de dagen van Daniël, maar deze hoofdstukken laten ons ook zien wat er in de toekomst met de grote wereldmachten zal gebeuren. In hoofdstuk 2 zagen wij hoe God, in Zijn souvereiniteit, handelde met een man uit de volkeren, om de dienaar van Zijn gezag te zijn. Dit handelen van God met de mens nam een nieuwe vorm aan, omdat het volk Israël en hun koningen zichzelf als onwaardig hadden bewezen. Ze hebben niet beantwoord aan de bedoeling van God met hen en ze hebben niet voldaan aan hun roeping. Daarom voerde God het systeem van wereldheerschappij in, voor het bestuur van de wereld. Hij stond aan één enkele natie toe om in macht te groeien en tot een verschrikking voor de buurlanden te worden. Aan één heerser werd toegestaan om de macht over de wereld te krijgen, om een heerser over koningen te worden, die aan hem ondergeschikt waren. Dit nieuwe systeem van wereldheerschappij, de ”tijden van de volken” (Luk. 21:24), is begonnen met Nebukadnezar.
Het gouden beeld van Nebukadnezar
Wij zagen dat de wereldmacht gelegd is in de handen van de volken. Hoe hebben de heersers hun macht gebruikt? Het eerste wat wij lezen is, dat zij die macht gebruikten om afgoderij in te voeren. Of beter gezegd, hun macht werd gebruikt om aan de afgoderij een glans te geven als nooit tevoren.Er is een duidelijke verbinding tussen het gouden afgodsbeeld dat Nebukadnezar liet maken in de vlakte Dura en het beeld dat hij in zijn droom had gezien. Toch was het beeld dat hij liet maken geen exacte kopie van het beeld uit zijn droom. Het beeld van zijn droom had alleen een hoofd van goud, maar het beeld in de vlakte Dura was helemaal van goud. Alle volken, natiën en tongen moesten neervallen en het beeld aanbidden. Het gezag dat God aan hem had gegeven, gebruikte hij voor dit afschuwelijke werk.
Eenheid van godsdienst
Nebukadnezar was naar het vlees een wijs mens, maar hij was ook heel koppig. Hij had een plaats die niemand tevoren had bekleed. Hij was souverein heerser over een uitgestrekt koninkrijk en was de absolute meester van veel koninkrijken, met verschillende talen en allerlei tegengestelde gewoonten en beleid. Wat moest er met deze onderworpen volken gedaan worden? Hoe moesten al deze verschillende volken worden bedwongen en bestuurd door één enkel hoofd? Hoe moest hij voorkomen dat volken en mensen tegenover elkaar kwamen te staan? Wat kon hen nauw samenbinden? Er moest geen verschil van godsdienst zijn! Eenheid van godsdienst was noodzakelijk om de vrede in het rijk te garanderen. Een gemeenschappelijke godsdienstige invloed was nodig om de harten van zijn onderdanen samen te smelten. Volgens hem was dit politieke noodzaak. Verenig al deze mensen, door hen een gemeenschappelijk voorwerp van aanbidding te geven, verenig alle harten, door ze te laten neerbuigen voor hetzelfde beeld en je vormt een hecht geheel van al deze verschillende volken.
Aanbidt het beeld
Daarom liet de koning een prachtig gouden beeld oprichten in de vlakte Dura, dicht bij de hoofdstad van het rijk. Daar moesten alle mensen samenkomen voor de inwijding; de stadhouders, de oversten, de landvoogden, de stadsraden, de schatbewaarders, de rechters, de bewindvoerders, ja alle bestuurders van de gewesten (vers 2).Hij omringde hen ook met alles wat aantrekkelijk is voor de menselijke natuur en wat werkt op het gevoel: ”Ten tijde als gij horen zult het geluid van de hoorn, de fluit, de citer, de vedel, de psalters, het akkoordgezang en allerei soorten van muziek” (vers 5). Dit was het signaal voor de vertegenwoordigers van dat grote rijk om neer te vallen en het gouden beeld te aanbidden, dat Nebukadnezar had opgericht.
Een afgod
De mens kan alleen maar een afgod maken, hij kan van de ware God niets ontdekken. Als hij de hulde van de wereld wil ontvangen, moet hij, om dat doel te bereiken, iets van deze schepping gebruiken, iets dat aangepast is aan de natuur van de mens.En als de ware God wordt buitengesloten, dan is satan er om iets anders te geven.Zo gebeurde het ook hier. Het gezag van het rijk werd aangewend en aan allen werd bevolen om het gouden beeld te aanbidden, op straffe van de dood: ”En wie niet neervalt en aanbidt, die zal op datzelfde uur in het midden van de oven van het brandende vuur geworpen worden. Daarom, op die tijd, toen al die volken hoorden het geluid van de hoorn, de fluit, de citer, de vedel, de psalters en allerlei soorten van muziek, alle volken, natiën en tongen neervallende, aanbaden het gouden beeld, dat de koning Nebukadnezar had opgericht” (vers 6,7).
Sadrach, Mesach en Abednego
Er waren enkelen die zich niet ter aarde wierpen, die niet meededen aan deze afgoderij. Helaas waren het maar enkelen! Misschien waren er nog meer die ook niet meededen, maar die bleven verborgen. Eén wordt hier zelfs niet genoemd, Daniël zelf. Hoe het ook zij, zijn drie metgezellen worden wel bij name genoemd. Zij bogen niet voor het beeld en dit maakte hen bij de anderen gehaat. Door hun hoge positie in het gewest Babel stonden zij bloot aan kritiek en werd op hen de aandacht gevestigd om de koning te mishagen: ”Daarom naderden juist op die tijd chaldeeuwse mannen, die de Joden openlijk beschuldigden” (vers

De houding van de drie joodse mannen is heel belangrijk. De koning gebruikte zijn macht om een godsdienst in te stellen die verbonden is met de politiek van het koninkrijk, een godsdienst dus voor aardse doeleinden. Waar dit het geval is, is de godsdienst niet langer een zaak tussen God en het geweten van de mens; daar is het niet langer een kwestie van het hebben van een juiste overtuiging betreffende God en Zijn waarheid. De aanbidding, door de heidense koning bedacht, wordt aan de onderdanen opgelegd onder bedreiging met de doodstraf.
Trouw moet blijken
Volgens het bevel moesten zij in de vuuroven geworpen worden. Toch gaf de koning hen nog gelegenheid van gedachten te veranderen: ”Is het met opzet, Sadrach, Mesach en Abednego, dat gij mijn goden niet eert, en het gouden beeld, dat ik opgericht heb, niet aanbidt? Nu dan, zo gij gereed zijt, dat gij ten tijde, als gij horen zult het geluid van de hoorn, de fluit, de citer, de vedel, de psalters, en het akkoordgezang, en allerlei soort van muziek, neervalt, en aanbidt het beeld, dat ik gemaakt heb, zo is het wel; maar zo gij het niet aanbidt, ter zelfder ure zult gij geworpen worden in het midden van de oven van het brandende vuur; en wie is de God, die u uit mijn handen verlossen zou” (vers 14, 15)?
Een hardleerse koning
De laatste handeling van de koning, voordat hij dit beeld liet oprichten, was dat hij op zijn aangezicht viel voor Daniël en hem alle eer bracht. Hij had zelfs gezegd: ”Het is de waarheid, dat uw God een God der goden is, en een Heere der koningen, en Die de verborgenheden openbaart, opdat gij deze verborgenheid hebt kunnen openbaren” (Dan. 2:47). De indruk die dit alles, wat wij in hoofdstuk 2 gezien hebben, op de koning gemaakt had, was van voorbijgaande aard. Nu staat zijn eer op het spel; hij merkt dat zijn macht wordt betwist en zijn beeld wordt veracht, ondanks de brandende oven. Toen God hem verborgenheden openbaarde, erkende hij God als een God der goden en een Heere der koningen. Maar dit was maar tijdelijk. Nu zijn er mensen die zijn macht (die hij van God gekregen heeft) trotseren. In zijn woede bespot hij God Zelf :”Wie is de God, die u uit mijn handen verlossen zou”? Door deze woorden wordt het nu een kwestie tussen degene die God had aangesteld (Nebukadnezar) en God Zelf.
De eer van God stond op het spel
De koning was nog woedender geworden, toen de drie mannen tegen hem zeiden: ”Wij hebben niet van node u op deze zaken te antwoorden” (vers 16). Niet nodig hem te antwoorden! En dat terwijl hun leven gevaar liep! Het was een kwestie die God betrof. Hun zorg was de keizer te geven wat van de keizer was en God wat van God was. Zij handelden in de geest van dit woord van Christus, voordat het gegeven werd. Zij hadden plichtsgetrouw gewandeld op de plaats die de koning hun had toegewezen. Maar nu stond de eer van God op het spel en vertrouwden zij op Hem.
God dienen
De vrienden zeiden tegen de koning: ”Zal het zo zijn, onze God, die wij eren, is machtig ons te verlossen uit de oven van het brandende vuur, en Hij zal ons uit uw hand, o koning! verlossen” (vers 17). Dit is een mooi antwoord! De koning die er niet aan dacht, iemand anders te dienen dan zichzelf en die alleen zichzelf zag om gediend te worden, stond voor hen en zij zeiden tegen hem: ”Onze God, die wij dienen”. Tot nu toe hadden zij God en de koning trouw gediend. Zij bleven God dienen, ook toen zij het gebod van de koning niet gehoorzaamden.
Vertrouwen en geloof
Zij vertrouwden op God: ”Hij zal ons uit uw hand, o koning! verlossen”. Dit is niet alleen vertrouwen, het is ook geloof: ”Hij zal ons verlossen”. Wij zien dat het nog verder gaat: ”Maar zo niet, u zij bekend, o koning! dat wij uw goden niet zullen eren, noch het gouden beeld dat gij hebt opgericht, zullen aanbidden” (vers 18). Zelfs als God Zijn macht om ons te bevrijden, niet gebruikt, dienen wij Hem. Wij zullen de goden van de wereld niet dienen!
De zwakheid van de koning
Wat een tegenstelling zien wij tussen deze drie mannen ener zijds en de koning anderzijds. Op dat ogenblik was alle aandacht van het Babylonische Rijk op de drie vrienden gericht. Vergeten was het gouden beeld. De koning zelf stond machteloos tegenover zijn gevangenen uit Israël. Zij waren kalm en on bevreesd, terwijl de koning zijn zwakheid toonde. Hij gaf toe aan zijn toorn, de woede stond op zijn gezicht te lezen en hij uitte bedreigingen die hun doel totaal misten. De oven werd zevenmaal heter gestookt dan gewoonlijk. De mannen die hen, in opdracht van de koning, in de oven moesten werpen, werden zelf door de vlammen verteerd.
De koning schrok
Toen de drie mannen gebonden in de brandende vuuroven geworpen waren, schrok de koning geweldig. Hij ontzette zich. Vlak voor zijn ogen gebeurde een groot wonder. Nu was het geen visioen. Nu openbaarde God Zijn macht. Midden in de brandende oven was iets te zien dat de koning ontzette. De koning stond haastig op en zei tegen zijn raadsheren: ”Hebben wij niet drie mannen in het midden van het vuur, gebonden zijnde, geworpen? Zij antwoordden en zeiden tot de koning: Het is gewis, o koning! Hij antwoordde en zeide: Ziet, ik zie vier mannen, los wandelende in het midden van het vuur en er is geen verderf aan hen” (vers 24, 25). Wat baatte het de koning, de machtigste heerser van de wereld te zijn, omgeven met alle macht en grootheid van zijn rijk? Daar liepen de mannen die gebonden in de vuuroven geworpen waren. Het vuur dat de koning bestemd had, om hen te vernietigen, had alleen maar hun banden verbrand.
Een zoon der goden
Maar dat was nog niet alles. Nebukadnezar zag nog iemand in het vuur wandelen, waarvan hij zei: ”En de gedaante van de vierde is gelijk aan die van een zoon der goden” (vers 25). God kon een Bileam of een Kajafas gebruiken om een waarheid uit te spreken, waarvan ze de reikwijdte zelf niet begrepen. Zij spra ken hun woorden niet in gemeenschap met Hem. Zo is ook de uitdrukking die de koning gebruikte: ”Zoon der goden”, zeer gepast. Wij mogen niet veronderstellen dat hij inzicht had in de betekenis van dit woord. Toch was het treffend juist. Ik denk dat de Geest van God de koning tot deze uitspraak bracht.
Wonderlijk gered en de koning spreekt over God
Wanneer de drie vrienden uit de vurige oven komen is er niets waar uit blijkt dat ze daarvoor in de oven waren. Geen schoeiplek geen brandlucht in hun klederen. God heeft hen wonderlijk gespaard.
Koning Nebukadnezar spreekt dat de God van Sadrach, Mesach en Abednego zij geloofd en niemand van die God laster mag spreken. Maar duidelijk blijkt dat deze God niet zijn God geworden is.
Hij spreekt over de God van Sadrach, Mesach en Abednego.
Vragen:
1.Kan muziek vandaag ook een rol spelen in het pogen van satan en wereld om ons over te haren tot aanbidding van het beeld?
2.Is er verschil tussen beproeving en verzoeking? Van welke is hier sprake?
3.Horen beproevingen bij het leven van het geloof? Waar dienen ze toe dan?
4.Kunnen er in ons leven ook beelden zijn die ´verbrijzeld moeten worden´?