Gedicht om herstel Nederlandse kerk.
Het kan mijn geest ontstellen en verbazen,
Als 'k om het leed van 't heilig Sion denk
Wat wij weder in 's lands glorie lazen.
Toen vervolgden wij des Heeren wil en wenk,
maar nu, o God! hoe diep zijn wij gevallen,
en Neerlands hoop ligt in het stof geveld.
Ik voel de hoop mij uit het harte vallen
Dat God nog eens ons Nederland hersteld,
Och1 mocht Gij eens de staat van Neerland wenden.
En vorstin en volk doen buigen voor Uw troon
Ach! mocht Gij ons eens rukken uit ellenden
Doen knielen voor het kruis van Uwen Zoon!
O tijd! O land ! O volk.....
Weleer had hier Jehova Bond -God woning.
Waar nu niet één op Isrels harpe speelt.
Er is geen trouw noch kennis in den lande
Zij breken door, de schuld raakt aan de schuld.
Met bloed bevlekt zijn onze onreine handen.
't Gedierte kweelt, 't is al met rouw vervuld.
Uw hand doet Gij o Heer ons reeds gevoelen.
Hoe zwaar zij valt, 't is naar de zonde niet.
Gij heb er mee een Vaderlijk bedoelen!
't Is goed, schoon men nu d' uitkomst nog niet ziet.
\
Ds .L.G.C.Ledeboer