Cicero schreef:Eerst even dit hoor.
Zetten we alle gevallen op een rijtje.
קָדֹושׁ scriptio plena singularis: Ex. 19:6 (natie); Lev. 7:6; 16:24 (plaats); 11:44.45; 19:2; 20:26; 21:8 (y'' uw God); Num. 16:5.7 (wie); Deut. 7:6; 14:2.21; 28:9 (volk); 23:14 (kamp).
קָדֹשׁ scriptio defectiva singularis: Ex. 29:31; Lev 6:16.26.27; 10:13; 24:9 (plaats); Lev. 21:7.8 (priester); Num 6:5.8 (nazireeër); Deut. 26:19 (volk, met maqqef);
קְדֹשִׁים pluralis: Lev. 11:44.45; 19:2; 20:7.26; Num. 15:40 (jullie); Lev. 21:6 (priesters); Num. 5:17 (water); Num. 16:3 (vergadering); Deut. 33:3 (vromen)
Het meervoud wordt sowieso nooit plene gespeld (wel met de plene uitgang -ym natuurlijk). Een vergelijking kan daarom alleen plaatsvinden op basis van het enkelvoud.
Hieruit blijkt, dat bijvoorbeeld de spelling bij 'plaats' niet consequent is. Ook blijkt, dat 'heilig' voor God vijf keer voorkomt, maar slechts in een beperkt gedeelte van de Pentateuch dat aan één bron wordt toegeschreven: P. Ook blijkt, dat de plene spelling ook wordt gebruikt voor mensen: niet alleen voor volk en natie, maar ook voor een enkeling (Num. 16:5.7). Het enige geval, waarin opvallend de scriptio defectiva enkelvoud wordt gebruikt voor een mens/priester en de plene voor God, is Lev. 21:8.
Hiermee vervalt je argument: er is geen consequente spelling doorheen verschillende bronnen.
Wat je wel ziet, is dat verschillende bronnen voorkeurterminologie hebben. Zo spreekt P graag over een heilige plaats, D graag over een heilig volk, en legt P een verband tussen de heiligheid van Israël en dat van de Heer.
Dank voor het uitwerken. Inmiddels heb ik uit eigen onderzoek gevonden dat de spelling van het woord “heilig” niet in een vaste formule voorkomt (volledige spelling bij God en gebrekkige spelling bij mensen). Desondanks blijft dit onbetwist voor de teksten Lev. 11:44, 45, 19:2 en 20:26. In Ex. 29:31 en Lev. 21:6 verschilt de spelling tussen de Masoretische tekst (WLC), Samaritaanse Pentateuch en Dode Zeerollen. Daarom is dit woord niet meer relevant voor deze discussie.
Het hele punt waar het om ging is:
De JEPD-theorie gaat uit van een later ontstaan van de tekstbronnen, later dan Mozes. Gezien de invloed van Aramees (door de opkomst van Assyrië, Babylonië en Perzië), dan verwacht je een volledige spelling (scriptio plena). Dat zien we dus niet zo terug in de tekst. Het punt waarom dit zo belangrijk is, of het Hebreeuws een gangbare taal is. We zien voornamelijk bij latere boeken de volledige spelling toeneemt, omdat blijkbaar de auteur en vooral de lezer steeds minder gewend is aan het Hebreeuws in gebrekkige spelling (scriptio defectiva). Net zoals dat tussen de 5e en 10e eeuw het systeem van niqoed is bedacht om de lezer te helpen bij de klinkerklanken, terwijl het modern Hebreeuws vrijwel zonder niqoed wordt gelezen.
Cicero schreef:Het punt van vergelijking is het aannemen van een hypothetische tekst die we niet meer hebben:
Als de documentenhypothese of een variant daarop klopt, hebben er vóór grofweg de versie van de Pentateuch die wij kennen twee, drie of zelfs vier versies van de wet van Mozes bestaan als zelfstandig document. Die documenten bestaan niet meer, maar worden afgeleid uit de Pentateuch.
Bij Jeremia weten we dat er minstens drie versies geweest zijn: de Masoretische tekst, diens jongere neef de Vorlage van de Septuaginta, en de editie die aan beiden ten grondslag gelegen moet hebben. Beide laatste edities hebben we niet meer, maar worden afgeleid van de gegevens die we van Jeremia hebben.
Nu zeg jij: niemand maakt ooit een referentie naar deze veronderstelde documenten van de Pentateuch.
Mijn antwoord daarop is tweeledig: ten eerste is het een drogreden, namelijk een argument uit de stilte. De stilte is niet betekenisvol, want we hebben slechts een zeer fragmentarisch beeld van welke teksten allemaal beschikbaar waren destijds. In talloze gevallen nemen letterkundigen bovendien een hypothetische bron aan als dit de beste verklaring is voor bijvoorbeeld een bron die uit twee of meer stukken lijkt te zijn samengesteld. Of zie het voorbeeld van Jeremia.
Ten tweede zijn er mogelijk wél referenties naar eerdere versies van de wet van Mozes, bijvoorbeeld de vondst van het wetboek in Koningen, of de voorlezing door Ezra. We weten alleen niet precies om welke tekst het destijds ging.
Van het boek Jeremia kunnen we aantonen dat de versie van de Masoretische Tekst en de versie van de Septuaginta verschillen. Dit gaat wellicht verder dan wat tekstuele verschillen, maar daarvoor heb ik het boek nog niet inhoudelijk doorgenomen. De gedachte dat een versie ten grondslag moet liggen aan beide versies, dat is een hypothese. De Dode Zeerollen zijn hierin ook niet duidelijk, dus dan is die gedachte, die hypothese, niet meer dan een gedachtespinsel. En gedachtespinsels moeten we niet verheffen tot wetenschap. We weten het namelijk niet.
Het idee van de JEDP-theorie voor verschillende tekstbronnen en misschien wel verschillende versies, ook daarvoor hebben we niet het exclusieve bewijs. Er is geen zelfstandige tekstbron gevonden die het ondersteund. Het blijft dus bij een hypothese om de verschillende literaire stijlen in de Pentateuch te verdelen in verschillende tekstbronnen.
Aansluitend moet je ook uitspraken doen over de boeken Jozua en Richteren. Het laatste hoofdstuk van Deuteronomium lijkt qua stijl heel er op het boek Jozua. Het aantal woordverbanden en paronomasieën is veel lager dan in andere delen van de Pentateuch, maar het neemt toe in het laatste hoofdstuk van Jozua, wat doorzet in Richteren. De stijl van het vijfde hoofdstuk in Richteren verandert volledig en het aantal unieke woorden neemt toe.
We weten niet welke versie aan koning Josia werd voorgelezen of door Ezra werd voorgelezen. Dit kan evengoed de latere Masoretische tekst zijn. Daarom kan je dit niet zien als referentie aan eerdere verschillende versies. In beide gevallen wordt melding gemaakt van de Wet van Mozes, en dus wordt Mozes als auteur genoemd.
Cicero schreef:Dat is een volstrekt eenzijdig beeld.
Bij geschiedenis is niets herhaalbaar, omdat het verleden nu eenmaal niet meer bestaat. Geschiedenis is een verhaal dat alle bronnen en artefacten op een methodisch juiste wijze aan elkaar verbindt.
Bewijs in dit verband betekent: dingen in de bronnen die logischerwijs naar een bepaalde verklaring wijzen. Als bijvoorbeeld een stuk tekst in veel handschriften niet voorkomt, moet dit ooit toegevoegd of weggelaten zijn. Vervolgens moet je methodisch redeneren wat het waarschijnlijkst is.
Zo ook met de JEDP-theorie in al zijn varianten. Er zijn heel veel aanwijzingen dat deze theorie in grote lijnen klopt, en de bronnen beter verklaart dan andere theorieën.
Bij geschiedenis is de gebeurtenis natuurlijk niet herhaalbaar, maar vaak de feiten wel controleerbaar. Het Nieuw Testament schrijft over Pontius Pilatus dat hij ‘praefectus van Judea’ was, dat is met de zogenaamde ‘Pilatusinscriptie’ in Caesarea bewezen. Dus geschiedenis afdoen als een verhaal, dat is wel heel simpel. Natuurlijk zijn er verhalen die als geschiedenis worden aangenomen, maar doorstaan niet de test van de controleerbare feiten.
Waarom zou de JEDP-theorie een uitzondering zijn op de wetenschappelijke regel voor controleerbare feiten? Een bestaande tekst opdelen op basis van literaire stijl, vervolgens dat toedichten naar verschillende tekstbronnen, zonder dat er één controleerbare feit tegenover staat, dat is niet wetenschappelijk.
Cicero schreef:Het punt van vergelijk is uiteraard dat geleerden uit de oudheid wel eens een verstandige opmerking maken die de tand des tijds ook nu heeft doorstaan, maar dat een echte strikt wetenschappelijke benadering pas ontstaan is in de moderne tijd.
Het uiteindelijke punt is dat er toen en nu uitspraken gedaan worden die onderbouwd moet worden door controleerbare feiten.
Cicero schreef:Het is een perfect orthodoxe conclusie te zeggen dat de Bijbel geen bovennatuurlijk geopenbaard document is. De Bijbel is immers geschreven door mensen met hun eigen eigenaardigheden,al zijn de Schriften volgens de orthodoxie wel geïnspireerd. Dat sluit echter niet uit dat er latere redacties hebben plaatsgevonden: men hoeft slechts aan te nemen dat die redacties ook niet buiten de Geest om zijn gegaan.
Niettemin klopt het natuurlijk wel dat de documentaire-hypothese is opgekomen in de verlichting. Dat maakt echter niet uit voor de beoordeling, want die moet geschieden op argumenten en niet op verdachtmakingen.
Voor wat betreft het eerste, daar ben ik het mee eens. Het laatste is niet helemaal waar, want Ibn Ezra is al iemand die aanzet gaf voor de documentaire hypothese, wat weer opgepikt wordt door Spinoza. Pas dan zitten we in de tijd van de verlichting.
Cicero schreef:Dat is appels met peren vergelijken. En wederom maak je de fout in te zoomen op één aspect, terwijl het er juist om gaat dat verschillende invalshoeken wijzen op verschillende bronnen, zoals al dan niet doorlopende verhaallijnen, tegenspraken, doublures, theologische aspecten, enzovoort. Het enige alternatief is om voor al die aspecten te verklaren waarom één auteur ze zou hanteren. Bijvoorbeeld waarom zou één auteur bij Deuteronomium opeens van stijl en theologie en wetgeving veranderen?
In eerdere reacties heb ik verschillende invalshoeken benoemd, dat ik in mijn voorgaande reactie alleen de godsnamen noem, is een focus binnen die reactie. Waar ik op doel is dat de Pentateuch het doelwit is van kritiek, middels aantijgingen dat het niet van één auteur zou zijn, terwijl andere werken die kritiek niet kennen. Zoals de koran, de werken Shakespeare en Lewis. Dat Deuteronomium lijkt af te wijken is de aard van de inhoud. Ik lees geen fundamentele contradicties met de andere boeken van de Pentateuch. Er zijn verschillen, meer dan slechts spelling, maar daarmee wordt het geschrevene in de andere boeken van de Pentateuch ontkent of fundamenteel veranderd.
Cicero schreef:Je geeft een verkeerde weergave van de feiten. Let alleen al op de verschillende versie van Jeremia. Dat zijn geen kleine verschillen. Vergelijkbare problemen zijn er bijvoorbeeld bij Richteren en 1 Samuel. En de getallen in Genesis bijvoorbeeld zijn vaak heel anders dan die in de Masoretische tekst. En zo zijn er nog vele voorbeelden die veel verder gaan dan louter tekstuele verschillen. Zie bijvoorbeeld het boek 'Evidence of Editing' van Reinhard Müller,Juha Pakkala, en Bas ter Haar Romeny.
Wat ik gezegd heb ik dat tekstuele verschillen bestaan, dat veruit de meeste betrekking hebben op spelling, maar daarmee heb ik niet gezegd dat er geen grotere tekstuele verschillen zijn. Daarbij beperkte ik mij tot de Pentateuch. Heel goed dat er onderzoek naar de verschillen worden gedaan, daar ben ik zo nu en dan ook mee bezig. Bijvoorbeeld het gesprek van Kaïn en Abel in Gen. 4:8. Daarover vind je in de MT-tekst geen afschrift, maar wel een actief werkwoord (zeggen), wat een indicatie geeft dat er een citaat moet volgen (dat gebeurd namelijk in alle andere gevallen). Niet relevant voor deze discussie, maar wel even voor het plaatje: de SV en HSV vertalen het actieve werkwoord (zeggen) passief door “sprak”. NBG, NBV en Bijbel in gewone taal vertalen gelukkig wel actief en met het citaat.
In het boek ‘Evidence of Editing’ wordt inderdaad meer van dit soort tekstuele verschillen behandeld, keurig met vergelijk tussen MT, LXX, SP en Peshitta. Dit is zuiver en controleerbaar. Maar, wat ik al stelde, is dat de tekstuele verschillen geen bewijs zijn voor verschillende bronnen, zoals de JEPD-theorie claimt.
Cicero schreef:"Er komen geen Aramese leenwoorden voor in de Pentateuch" is grofweg (!) juist. Mijn bewering van het tegenovergestelde was slordig, want wat het blijkt te zijn, zijn geen leenwoorden maar Aramese kenmerken en dus mogelijk invloed van het Aramees. Het hangt dus van je definitie of je het Arameïsmen wilt noemen. De precieze plaatsen waar je (mogelijke) invloed van het Aramees vindt, kun je bijvoorbeeld vinden in een artikel van Gary A. Rendsburg, ARAMAIC-LIKE FEATURES IN THE PENTATEUCH (2006) of in het recente boek van Holger Gzella over de geschiedenis van het Aramees.
Hoe dan ook, dit was een zijstraatje. Ik heb al laten zien dat deze kwestie geen bezwaar kan zijn tegen de JEDP-theorie tout court, hoogstens tegen bepaalde versies ervan.
Inderdaad, er komen dus geen Aramese leenwoorden voor in de Pentateuch. Aramese kenmerken komen vooral voor in de hoofdstukken waarbij Jakob aan het woord is. Dat is ook niet zo gek, de beste man heeft 20 jaar bij Laban, de Arameeër, gewoond. Zijstraatje of niet, een latere datering van delen van de Pentateuch zouden logischerwijs Aramese invloeden bevatten. Nu blijkt dat er geen Aramese leenwoorden voorkomen, slechts wat verklaarbare kenmerken, maakt dat een latere datering niet voor de hand ligt. De aanwezigheid van Egyptische leenwoorden, ondanks dat het vooral technische termen betreft, is juist een goede indicatie dat de Pentateuch geschreven is door een man die 40 jaar in Egypte heeft gewoond.
"Vertrouw op de HEERE met heel je hart, en steun op je eigen inzicht niet." - Spr. 3:5