Ben db bd merkt op:
Weet u, zo ontken ik zo graag ten behoeve van de hoeveelheid aan leerzame informatie dat het verhaal van de rijke man en de arme Lazarus ook een gelijkenis genoemd moet worden. Want dat zei de Heere Jezus er ook niet bij. Hij zei niet 'het Koninkrijk der hemelen is gelijk aan twee personen die we gemakshalve rijke man en arme Lazarus noemen.' Als we echter het verhaal aandachtig volgen, zoals het er staat, dan leer ik er van dat het geloof helemaal niet eens ter sprake komt bij de beoordeling van hun doen en laten (jammer voor de kerk, toch?).
We leren dat rijk zijn extra verantwoording met zich mee brengt inzake ons sociale gedrag. We leren van die twee plaatsen in het dodenrijk; een paradijselijke (net als wat de Heere Jezus aan de moordenaar aan het kruis beloofde), maar wel degelijk ook een vagevuurachtige, Hades. We leren inzake Lazarus dat er in het hiernamaals zoals blijkt gerechtigheid zal plaats vinden voor al die mensen welke in dit leven alleen maar slachtoffer zijn geweest, zelfs m.i. als ze nooit in de kerk kwamen. Dat leer ik allemaal door gewoon te lezen wat de Heere wél op liet schrijven.
Dank voor die vraag
Even een kleine schets ...
Als ik hier een preek over zou uitschrijven dan kies ik als titel: de onzichtbare breuk wordt zichtbaar gemaakt. Dan begin ik vragen te stellen: tegen wie spreekt Yeshua en in welke context staat het geheel. Het antwoord: tegen het Huis van Israël, de natuurlijke nakomelingen van Avraham. Op een niet mis te verstane manier wordt de rijken gewezen op een sociaal aspect in Israël, die terug te vinden is in de Thora.
De luisteraars weten heel goed dat een verarming diverse oorzaken kan hebben. Omdat die oorzaak er niet bij genoemd wordt blijft dit feit even neutraal staan. Het gaat ook niet om de schuldvraag van het arm zijn. Hoe ga je daarmee om, met die arme, waarover in Deut. 15: 7 en 11 gesproken wordt.
Wat is er in de loop van de eeuwen veel onder het stof geraakt. En natuurlijk is er ook een slap excuus, door te zeggen: ja, we moeten al zoveel lijden onder de Romeinse bezetters van ons land. Natuurlijk hebben wij daar niet om gevraagd. Maar de Bijbel leert ons om te handelen overeenkomstig de geboden ook die aangaande de arme onder ons. Zijn de geboden een keurslijf of een uiterste grens? Nee, zij bieden hier voor de arme en verdrukte een beschermend kader.
Hier overtreed de rijke man het sociale aspect van dit gebod vanuit een zekere onverschilligheid. Elazar, die bedelaar die aan de straatkant zit van zijn luxe confortzone ziet hij niet als een direct familielid. Dan hoeft hij die toch ook niet te onderhouden. O ja, is dat zo? Waarom is dan het gebod gegeven dat er geen arme mag zijn onder Israël. Ze zijn er toch. Hoe komt dat? Waarom hebben onze leiders (herders) daar niets aan gedaan? Zij weten toch dat alle kinderen van Israël tot één Huis behoren.
Hier komt nog een aspect naar voren, de leerstellingen van de Farizeeën en de Saduceeën. De laatste geloven niet in de opstanding uit de dood en zullen met krullende tenen dit aanhoren. De Farizeeën darentegen zijn veel minder en radicaal en zoeken in de regel naar verzachtende omstandigheden. Al tekent Lucas dit niet, de omstanders kennen hun hardvochtige leer van hun leiders. Twee hoofdgroepen die lijnrecht tegenover elkaar staan. Wat zou de sanctie kunnen zijn op het overtreden van een gebod is niet de vraagstelling.
Hier zien we een constatering, die zeer ingrijpend is. Het bevel van de Eeuwige, die Hij geeft aan zijn engel om Eliezer direct na zijn sterven naar de levende Avraham brengt. Voor hem is de aardse tijd ten einde en breekt de eeuwigheid aan. G’d zal alle tranen van zijn ogen afwissen en hem niet meer doen gedenken aan het lijden. Hij ervaart terstond dat hij leeft en dat hij is toegevoegd bij de levenden. Wat leert Yeshua ons daarmee? Kennen en herkennen houdt in dat wij geen absuluut geen onbekenden voor elkaar zullen zijn. Eliezer is thuis gekomen en heeft zijn eindbestemming bereikt wordt geplaatst aan de kant van de levenden.
Na verloop van tijd sterft ook de rijke man, die naamloos blijft. Op bevel van de Eeuwige komt de doodsengel hem ophalen en plaatst hem aan de kant van de doden. In die staat voelt hij het verterende vuur en kijkt om zich heen. Abba Avraham, ik zie u op een grote afstand Eliezer bij u zitten. Hij was tijdens mijn leven vlak bij mij. Let hier op de vraag die de rijke man stelt: de paar kruimels die Eliezer kreeg wil hij gecompenseerd krijgen tegen slechts een waterdruppel. Voor wat hoort wat zouden wij billijk vinden. Dan moeten we kijken naar de status van beiden. Eliezer en de rijke man zijn in de eeuwigheid aangekomen. Hun aardse leven is bepalend wat later hun eindbestemming zal zijn. De onzichtbare breuk wordt dan zichtbaar. Het zichtbare is dat beiden tot het Huis van Israël behoorden. Het onzichtbare is het handelen zoals dat geboden is. Het mag niet zo zijn dat mensen van je zeggen: kijk eens hoe goed die is, die persoon geeft alles weg aan zijn naaste en is een voorbeeldig mens. Doe goed in het verborgene, gebruik de binnenkamer en laat je niet bejubbelen door hen die jou zo goed vinden.
De bescheidenheid van de vraag van de rijke man kan niet meer worden gehonoreerd. Zijn tijd is voltooid om nog goed of kwaad te kunnen doen. Ook niet het pleiten voor zijn broers, die nog in leven zijn om hen te waarschuwen voor een situatie waarin hij nu verkeert kan hem de dorst en pijn doen verminderen. Zie hier de uitgestoken hand van Yeshua met dit treffende voorbeeld. Hij laat ons zien hoe het afloopt en wijst heel fijntjes op het feit dat de broers het echt moeten doen met de woorden uit de Thora. Al staat iemand uit de doden op om hen op te roepen tot bekering dan zullen zijn die niet willen geloven.
De rijke man ging niet over de grens van zijn confortzone heen en dacht alleen maar aan hemzelf en zijn feestjes. Je leeft maar kort en na de dood is er niets meer was de leer van de Saduceeën. Het was voor hem een grote schok dat de leer van de Saduceeën niet klopte en er terdegen een werkelijkheid was. De plaats waar geen genade bestaat en gegeven wordt. In die definitieve status ervaart hij, te laat overigens, wat genade is. Hij wilde niet genadig zijn tegenover de arme Eliezer die vlak bij hem was. We zien ook dat een voorspraak om zijn broers te waarschuwen hem niet zal helpen uit de status waarin hij is gesteld.
Wat een klein gebod kan uitwerken en beslissend kan zijn voor je eeuwige heil is een illustratie. Tegelijkertijd zijn de woorden van Yeshua ook gericht aan de leiders van Israël. Zij, die de taak hebben om de kudde te brengen naar een grazige weide genieten zelf met volle teugen uit die grazige weide.