Mijn collega voorspelde een eigentijds psalmenoproer. Hij was onze gast en moest meemaken dat de jonge dominee in opperste verontwaardiging en jeugdige overmoed zijn gemeente het zwijgen oplegde. Midden in Psalm 51, gezongen in twee tempi. De gewijde ruimte vulde zich met weinig oorstrelende klanken. Dominee maande de organist tot stoppen, wat hij ook braaf deed. Halverwege een regel. „Opnieuw”, brieste de boze dominee, „en nu allemaal in de pas én eerbiedig.” Het psalmenoproer bleef uit, wel regende het dagenlang complimenten aan de pastorie. De jagers maakten de toepassing op de trekkers en de trekkers op de jagers.
ZO BEGINT DE COLUMN van ds. Belder.
Ik denk dat de dominee dit nu niet meer moet doen, want de mensen lopen eruit en blijven weg. Op hun teentjes getrapt.
Is dit misschien een idee?
Grote rooms-katholieke kerken kenden vroeger ordebewakers gewapend met een sjerp waarop stond: ”Eerbied in Gods huis”. Dat zoiets nodig is! Eerbied heeft alles te maken met een diep besef van Gods grootheid.
Misschien liggen er nog ergens wat van die roomse sjerpen. Wordt het tijd om ze onze collectanten om te binden? Of de koster?
Hoe gaat het bij jullie in de kerk?