naamloos schreef:(...) Ik snap dat nooit. Wat je ook van iets vindt, ervaart, gelooft (en wat je meer verzinnen kunt) iedereen ervaart op elk moment en in elke situatie iets. Dus iedereen is 'bevindelijk', toch?
Een zeer terecht constatering. Uiteraard, elk mens heeft verstand, hart en gevoel. Wanneer je innerlijk geraakt wordt door de verkondiging, dan is dat een ervaring van het hart, zo je wilt een bevindelijke zaak.
Waarom dit predikaat "bevindelijk" toch een eigen leven is gaan leiden als keursteen voor de identiteit van het bevindelijk gereformeerde protestantisme, is het volgende:
De bevindelijke ervaringen waarover we het in deze kringen hebben, zijn van een speciaal karakter. Het gaat namelijk om specifieke kenmerkende zielservaringen die alleen thuis horen in het werk van de genade bij de wedergeboorte, roeping, bekering, rechtvaardigmaking en heiligmaking van een kind van God. Deze ervaringen worden dus strikt gescheiden gehouden van algemene en gewone ervaringen, ook al zijn ze van godsdienstige aard.
Je voelt direct waar de schoen wringt: want hoe onderscheid je nu nauwkeurig die speciale bevindingen van een waar kind van God (en van een echt bekering etc.) van gewone algemene religieuze ervaringen? Van ook je eigen godsdienstige ervaringen. Want het ligt veel bevindelijken toch voor in de mond om te menen dat een godsdienstige ervaring slechts hoort tot de gewone algemene (en daarmee toch misleidende) ervaringen: dat je al snel
denkt dat het van God is, dat er wel wat tranen en indrukken kunnen zijn, dat je wel eens emotioneel bent, dat je wel eens getroffen wordt door het Woord van God, maar dat dat lang niet altijd ook het echte werk van God is, dat het ook makkelijk schijn kan zijn, dat je je zo licht kunt vergissen, dat je jezelf van alles hebt ingebeeld, dat het maar tijdelijk is of historisch dat geloof van je, waarmee je die ervaringen hebt. Dat je
gelooft dat je gelooft. Maar in werkelijkheid is dat niet zo.
De grote vraag is en blijft dus altijd: is het echt of niet. Het moet gaan om die speciale bevindingen, die specifieke bevindelijke kennis die alleen Gods ware kinderen ontvangen. Anders is het niks.
Onvermijdelijk roept dit allerlei methoden op om te kunnen vaststellen of iets echt is of niet. Vaak wordt dat in de vorm van zelfonderzoek aan de mensen meegegeven: bedrieg jezelf niet voor de eeuwigheid, ga niet met een ingebeelde hemel naar de hel, klim niet van elders in...enzovoorts.
Maar het echte keurmerk, en dat kan ook niet anders, zijn toch altijd de voorbeelden van ongetwijfeld echte bekeringen. Vaak zijn dat bekeringsgeschiedenissen of bekering-ervaringen die sterk verbonden worden aan Bijbelverhalen. Dat is uiteraard de norm.
Maar in de loop van de tijd is er toch een min of meer geschematiseerd beeld ontstaan, waarmee alle bekeringen in de Bijbel een soort zelfde verloop vertonen. Het gebeurt dan ook wel dat dit bekering-schema weer teruggeprojecteerd wordt op de Bijbel. En opeens wordt de bekering van Naaman zo ongeveer hetzelfde voorgesteld als de bekering van Paulus. Abraham, Jona, Lydia, de hoofdman over honderd, David, Kretensen en Arabieren, overal waar bekeringen in de Bijbel voorkomen lijken ze in de uitleg binnen bevindelijk gereformeerde kring allemaal op elkaar. En ook de dominee, die heeft ook hetzelfde meegemaakt.
Op zoek naar de norm voor de echte waarachtige bekering is er dus een blauwdruk ontstaan over hoe een echte bekering verloopt. Deze blauwdruk wordt duidelijk wanneer je veel preken uit bevindelijk gereformeerde kring naast elkaar legt. Keer op keer wordt daar de bekering uitgelegd. Opvallend is dat er dan een aantal noodzakelijke dingen terugkeren.
Dat is allereerst een volgorde. Ruwweg: ellende-verlossing-dankbaarheid en meer specifiek: een wat dogmatischer chronologie met behulp van het begrip heilsorde. Daarin wordt niet alleen de menselijke kant, maar ook de goddelijke kant meegenomen. Dus: eerst de wedergeboorte (Gods werk dat altijd vooraf gaat aan ons werk), dan pas de bekering.
Het anders aspect is een lijst van vrij bepaald omschreven kenmerken. Dat zijn dus die innerlijk ervaringen, de bevindingen die je moet hebben meegemaakt. Er mag niets ontbreken. Dat gaat over zaken als ontdekking aan de zonde, berouw over de zonden, je strafwaardig weten, jezelf als beschuldigde zien, het bidden, smeken als een bedelaar, zoeken en smeken om vergeving, uit wanhoop tot God roepen, het wachten en door de duivel, de wereld en het eigen vlees worden aangevallen, het reikhalzend uitzien naar verlossing, het mogen aanschouwen van Christus' verdiensten, het niet kunnen aannemen van het aanbod van genade, het uiteindelijk door genade wel mogen leunen en steunen op de enige weg tot behoud, het op een dag toch mogen weten en zeggen dat Christus ook mijn zonden verzoend heeft, het weer terugvallen in zonde en twijfel... etc. etc. etc.
Deze lijst kan ik zo uit mijn hoofd opschrijven, maar je begrijpt dat deze kenmerken in veel varianten voorkomen. En de ene of de andere predikant zal ze meer of minder vast omlijnd benoemen.
De kern is dat deze kenmerken van echtheid een heel belangrijke rol spelen bij de vraag of mijn geloof nu ingebeeld is, vals of dat het echt het ware geloof is dat door God is gewrocht.
Op zich heb ik geen bezwaar tegen deze wat innerlijke, zelfbespiegelende, eigenlijk mystieke vorm van christelijk geloof, maar het kan ook een enorme drempel worden, die steeds opnieuw en in andere gedaante wordt opgeworpen. Want je loopt het gevaar dat geloof eigenlijk nooit als echt kan worden aangemerkt. Altijd is er wel iets dat jij of een ander kunt aanwijzen, waarbij toch de twijfel weer toeslaat. De onderscheiden emoties, ervaringen van een gelovige mens kunnen tegen elkaar worden uitgespeeld: ja, nu ben je wel vol vreugde, maar waar is het zondaarsbesef? Ja, nu pleng je wel hete tranen om je zonden, maar waar is nu dat toevluchtnemend geloof, dat missen we dan weer. Zo kan iemand eindeloos heen en weer gekaatst worden tussen de verschillende ervaringen die elke gelovige heeft, waarbij er altijd die dreiging is dat het toch allemaal niet echt was, het was dus toch allemaal ingebeeld.
In combinatie met de suggestie dat er maar heel, heel weinig mensen met die speciale goddelijke genade van wedergeboorte, bekering en geloof worden begiftigd, is de kans groot dat men in apathie vervalt en zeer somber gestemd blijft over het behoud in het algemeen en het eigen behoud in het bijzonder.
En daar vind ik dat bevindelijke gereformeerde voorgangers niet goed met hun verantwoordelijkheid omgaan. Zij moeten verkondigen, appelleren en waarschuwen, zonde en genade prediken, Wet en Evangelie brengen, zaaien. Maar de oogst is aan God. Hij geeft de vruchten. Nooit mag er een suggestie worden gedaan over de opbrengst in de wijngaard. Als er al iets gezegd wordt over de oogst op de verkondiging van het Woord van God in alle tijden en ale plaatsen, dan graag net zo positief als de Bijbel er over schrijft.
Opmerkingen als: "er is tegenwoordig maar weinig doorbrekende werk" (bedoeld wordt: er is nog nauwelijks waar geloof te vinden) kunnen echt niet. Hier worden uitspraken over Gods Raad gedaan. Hier worden beperkingen opgelegd, die God beroven van de vrijheid in zijn soeverein welbehagen.
God kan uit deze stenen kinderen verwekken. Oftewel: waag je niet aan suggesties omtrent Zijn Raad.
Want Gods Woord zal nooit leeg tot hem terugkeren.
gravo