Arco schreef:Een paar suggesties:
Genade zij u en vrede van Hem Die is, en Die was, en Die komen zal; en van de zeven Geesten Die voor Zijn troon zijn; En van Jezus Christus, Die de getrouwe Getuige is, de Eerstgeborene uit de doden, en de Overste van de koningen der aarde. Hem Die ons heeft liefgehad en ons van onze zonden gewassen heeft in Zijn bloed, En Die ons gemaakt heeft tot koningen en priesters Gode en Zijn Vader; Hem, zeg ik, zij de heerlijkheid en de kracht in alle eeuwigheid. Amen. - Openb. 1:4-6
aan de gemeente van (invullen): Genade zij u en vrede van God de Vader en onze Heere Jezus Christus; Die Zichzelf gegeven heeft voor onze zonden, opdat Hij ons trekken zou uit deze tegenwoordige boze wereld, naar de wil van onze God en Vader, Dewelke zij de heerlijkheid in alle eeuwigheid. Amen. - Gal. 1:2b-5
Aan de gemeente Gods die te (invullen) is, de geheiligden in Christus Jezus, de geroepen heiligen, met allen die de Naam van onze Heere Jezus Christus aanroepen in alle plaats, beide hun en onze Heere: Genade zij u en vrede van God onze Vader en de Heere Jezus Christus. - 1 Kor. 2-3
Dat zijn hele Bijbelse suggesties. Sterker nog, bovenstaande aanspraken zijn zo'n beetje de standaard-aanspraken die voorgangers tegenover de gemeente in het NT uitspreken. Zo hoort het kennelijk.
En nee, daarmee wordt niet gezegd dat er temidden van die NT-gemeentes geen kaf onder het koren is (denk aan het verhaal van Ananias en Safira), maar wel dat de gemeente niet als een gesplitste groep wordt gezien. "Onze Here Jezus Christus" veronderstelt een gemeenschappelijke identiteit.
Op geen enkele manier kun je in zo'n aanspraak rekening gaan houden met de theoretische mogelijkheid dat ongeveer de helft, of een derde, een vierde, een vijfde of een tiende deel van de gemeente ongelovig zou zijn (of erger: gelovig zou zijn). Dat haalt de kracht direct weg van de manier waarop deze gemeente nu wordt benaderd. De gemeente is in haar eenheid, in haar - Lichaam van Christus zijn - maar op één manier aan te spreken. Namelijk zoals bovenstaand gebeurt: met "heiligen". Het moet niet zo zijn dat het vermeend aantal ongelovigen in de gemeente de norm gaat zijn voor hoe gelovigen elkaar mogen aanspreken. "Broeder" en "zuster" zijn geen neutrale woorden. Als die achterwege worden gelaten (in woord en daad) dan voelt iedereen aan dat er iets grondig mis is in de gemeente.
Iedereen wordt hiermee ook op zijn verantwoordelijkheid gewezen. Als je met een onbekeerd hart toch wordt aangesproken als lid van de gemeente van
Onze Here Jezus Christus moet dat tot inkeer leiden. Nog steeds gaan we er van uit dat je gelooft, hoopt en liefhebt. Dat je wilt leven van de genade die je overvloedig wordt aangeboden. We tellen je nog mee, je mag altijd aanschuiven. Maar die omarming, die inclusieve houding vereist wel dat je daar ook een eerlijk antwoord op geeft. Als je dan denkt dat je in je hart helemaal niet gelooft, dat je zelfs vijandig staat tegenover de gemeente en het geloof, dan zul je juist vanwege de vriendelijkheid waarmee je wordt omringd, op een dag die keuze helder willen maken.
En je bewust afscheiden van die gemeente. De omarming maakt ook eerlijk. Juist zoals de omarming van de Vader in de gelijkenis de zoon tot een schuldbekentenis dwong. We worden door God met liefde naar hem getrokken. Zo moet de gemeente ook handelen met mogelijke afvalligen.
Toch denk ik dat dat laatste niet vaak zal voorkomen. Eerder zal de vriendelijkheid je leiden op het pad, dat je je van ganser harte wilt aansluiten bij de gemeente en dan echt, met een gelovig hart. Je hebt immers van de vruchten van het geloof van anderen geproefd. je hebt de blijdschap, de openheid, de gastvrijheid en de warmte ervaren. Waarom zou je je daar tegen willen verzetten? Geeft de aanspraak die de voorganger doet en die wij naar mijn mening ook onderling moeten beoefenen niet de doorslag om een waar lid van de gemeente te willen worden? Om waarachtig gelovig te zijn? Zet die inclusiviteit je niet op de weg van de zoektocht naar God? Naar geborgenheid, naar liefde, naar een leven met God?
Er is kaf, er is koren. Zeker. maar in de omgang met elkaar moeten we inclusief denken en spreken en elkaar dus (tenzij het tegendeel is bewezen) aanspreken en zien als ware broeders en zusters. Net zoals de gemeenten in het NT op die manier worden aangesproken door hun voorgangers.
gravo