Ze nemen maar aan…
Een lezer van ons blad was ergens de opmerking tegen gekomen van een predikant die ernstig waarschuwde tegen het aannemen.
Hij bedoelde te waarschuwen tegen het lichtvaardig aannemen van Jezus.
Wat moeten we met deze uitdrukking?
Maken die predikers het dan niet veel te moeilijk?
Er staat toch in de Heilige Schrift, dat we Jezus moeten aannemen?
En andere predikanten, ook uit vroegere eeuwen, schrijven juist weer wel dat je Jezus mag en moet aannemen.
De vraag luidt nu: zou u er opheldering over willen geven.
Dat wil ik. Of het ook daadwerkelijk helpt, is een andere zaak.
Eerst maar, wat de Bijbel en de belijdenisgeschriften over dat aannemen zeggen.
Eerst de belijdenisgeschriften.
In de Catechismus staat in vraag en antwoord 20, dat alleen zíj door Christus zalig worden, die Hem door een waar geloof worden ingelijfd en al Zijn weldaden aannemen.
In antwoord 30 gaat het over wie Christus waarlijk als Zaligmaker erkennen en dan staat er: die deze Zaligmaker met waar geloof aannemen, bezitten alles in Hem dat tot hun zaligheid nodig is.
In antwoord 61 staat dat ons geloof geen verdienstelijkheid heeft, maar dat alleen Christus' gerechtigheid of wetsgehoorzaamheid voor God kan bestaan en dan staat er van die gerechtigheid van Christus: en dat ik die niet anders dan alleen door het geloof kan aannemen en mij toe-eigenen.
In antwoord 76 gaat het over het geestelijk eten en drinken van Christus' vlees en bloed. Dat is volgens ons troostboekje: met een gelovig hart het ganse lijden en sterven van Christus aannemen en daardoor vergeving der zonden en het eeuwige leven verkrijgen.
In antwoord 84 gaat het over de verkondiging van de vergeving der zonden en er staat dat aan allen die geloven, het volgende wordt verkondigd: dat, zo dikwijls als zij de belofte van het Evangelie met een waar geloof aannemen, waarachtig al hun zonden van God, hun om de verdiensten van Christus, vergeven zijn.
In de Nederlandse Geloofsbelijdenis gaat het in artikel 14 over de val van de mens en zijn onvermogen om iets goeds te doen.
En dan staat er een Schriftwoord aangehaald uit Johannes 3: de mens is niets dan een slaaf der zonde, en kan geen ding aannemen, als het hem uit de hemel niet gegeven is.
In artikel 29 gaat het over de kenmerken van een ware Christen en dan staat er: aangaande degenen die van de Kerk zijn, die kan men kennen uit de merktekenen van de Christenen; te weten uit het geloof en ... wanneer zij aangenomen hebben de enige Zaligmaker Jezus Christus.
In de Dordtse Leerregels staat in hoofdstuk 1, artikel 4: die het Evangelie niet geloven, op die blijft Gods toorn. Maar die het aannemen en de Zaligmaker Jezus met een waar en levend geloof omhelzen, die worden door Hem van Gods toorn en van het verderf verlost en met het eeuwige leven begiftigd. In hoofdstuk 3 en 4, artikel 9 gaat het over mensen die zich onderscheiden van Gods kinderen en wel hierdoor, dat zij zorgeloos zijn en het woord des levens niet aannemen; anderen nemen het wel aan, maar niet in het binnenste van hun hart.
Hieruit blijkt duidelijk dat onze vaderen niet schroomden het woord aannemen te gebruiken, als het gaat over het geloof in Christus of het geloof in het Evangelie.
Hoe staat dat nu in de Schrift zelf? Daar vinden we de volgende gegevens.
In Markus 4 vers 20 staat over de goede akker in de gelijkenis van de zaaier: "Dezen zijn die in de goede aarde bezaaid zijn, welke het Woord horen en aannemen en vruchten dragen, het ene dertig , en het andere zestig , en het andere honderdvoud."
In Johannes 1 vers 11 en 12 vinden wij de grote tegenstelling tussen Gods volk en Zijn vijanden: "Hij is gekomen tot het Zijne en de Zijnen hebben Hem niet aangenomen.
Maar zovelen Hem aangenomen hebben, die heeft Hij macht gegeven kinderen Gods te worden, namelijk die in Zijn Naam geloven."
In Johannes 3 vers 27 vinden we de woorden van Johannes de Doper, die we ook in artikel 14 van de Nederlandse Geloofsbelijdenis zagen: "Johannes antwoordde en zei: een mens kan geen ding aannemen, als het hem uit de hemel niet gegeven is.
" In vers 33 zegt hij: "Wie Zijn getuigenis aangenomen heeft, die heeft verzegeld dat God waarachtig is." Handelingen 2 vers 41 lezen we: "Die dan zijn woord gaarne aannamen, werden gedoopt." 8 vers 14 luidt: "Toen nu de apostelen, die te Jeruzalem waren, hoorden, dat Samaria het Woord Gods aangenomen had, zonden zij tot hen Petrus en Johannes." In hoofdstuk 11 vers 1 lezen we: "De apostelen nu en de broeders die in Judea waren, hebben gehoord, dat ook de heidenen het Woord Gods aangenomen hadden." Zo ook in I Korinthiërs 15 vers 1 en in II Korinthiërs 11 vers 4. In Kolossenzen 2 vers 6 staat: "Zoals gij dan Christus Jezus de Heere hebt aangenomen, wandelt zo in Hem." In I Thessalonicenzen 1 vers 6 lezen we dat mensen het Woord aangenomen hebben in vele verdrukking met blijdschap van de Heilige Geest. Zo ook in I Thessalonicenzen 2 vers 13. In II Thessalonicenzen 2 vers 10 gaat het over het aannemen van de liefde tot de waarheid.
Hoe zit dat nu met het wel of niet kunnen aannemen. Mag een predikant zeggen of schrijven: ze nemen Jezus maar aan, maar er is niets aan te nemen? Dat ligt aan het verband, waarin hij dat zegt of schrijft. Er is namelijk een heel verkeerd aannemen, waartegen zeker gewaarschuwd moet worden. Maar er is ook het aannemen van het geloof, waartegen niet gewaarschuwd moet worden, maar waartoe opgeroepen moet worden!
Daarom is het goed om dit onderscheid wat breder uiteen te zetten: het aannemen, waartegen gewaarschuwd moet worden én het aannemen, waartoe opgeroepen of aangespoord moet worden.
Eerst een ongebruikelijke vraag.
Als u op dit hele schrijven antwoordt: ik kan toch Christus niet aannemen...; vraag ik u: beseft u wat de enige andere mogelijkheid is?
Beseft u wat u zegt, wanneer u zegt dat u Christus niet hebt aangenomen?
De enige andere mogelijkheid is namelijk dat u Hem verwerpt en veracht.
Er is geen derde mogelijkheid tussenin. Een neutrale houding is niet mogelijk.
U kunt niet net tussen aannemen en verwerpen in zitten.
Óf wij nemen Jezus aan óf wij verwerpen Hem, een derde mogelijkheid is er niet!
Neemt u Hem niet aan? Dan vraag ik u: verwerpt u Hem dan? Kunt u en durft u dat dan wel? O, onderzoek het: wie Jezus niet aanvaardt, verwerpt en veracht de enige mogelijkheid tot zalig worden...
Het woord aannemen heeft in onze kring een verdachte klank.
We gebruiken het (bijna) niet en we denken bij dit woord (bijna) direct aan remonstrantse mensen.
Veelal wordt het woord gebruikt op zo'n manier dat je helaas moet zeggen: ze denken zeker dat ze dat allemaal zelf maar kunnen... Daarom zijn we er beducht voor en vermijden we dat woord.
Is het nu terecht om het goede gebruik van dit woord achterwege te laten, omdat er zoveel misbruik van wordt gemaakt?
Nee, de Bijbel zelf doet dat ook niet, zoals we in het bovenstaande kunnen lezen.
Alleen, we moeten een goed gebruik maken van het woord aannemen en daarom moeten we goed beseffen, wat het woord betekent.
Toen ik als jongen van 17 à 18 jaar in De Redelijke Godsdienst van ds. Wilhelmus à Brakel las, kwam ik daar de opmerking tegen, dat we Christus en Zijn Woord moeten aannemen.
Ik was erg verbaasd, want ik had dit woord aannemen alleen nog maar gehoord van een slag predikanten waarmee ik me in het geheel niet verenigd voelde.
Ik kon dat niet begrijpen.
Als men mij in die tijd had gevraagd: heb jij Christus aangenomen, zou ik zeker hebben gezegd: nee.
En dat, terwijl Hij de mijne was geworden en ik de Zijne!
Maar ik had echt het gevoel niet dat ik Hem had aangenomen.
Hij was tot mij gekomen en Hij Zich aan mij gegeven.
Maar ik had Hem, voorzover ik mij kon indenken, niet zelf aangenomen.
En toch spreekt de Bijbel zo, zoals we gezien hebben.
Wat betekent dan dat woord aannemen?
Eerst moeten we zien, wat het niet betekent.
Aannemen betekent niet: veronderstellen.
Zo gebruiken wij het in ons dagelijkse taalgebruik wel.
Ik neem aan dat jij die opdracht hebt uitgevoerd.
Dat is: ik veronderstel, ik ga er van uit, dat jij die opdracht hebt uitgevoerd.
Het woord aannemen in de Schrift betekent dit niet.
Toch gebruiken zoveel mensen in de kerk het wel zo: je moet Christus aannemen en het geloof aannemen.
En men neemt aan, men meent en veronderstelt dat men gelovig is, bekeerd en behouden.
Aannemen is ook lang niet hetzelfde als pakken.
Als ik namelijk een horloge dat op een tafeltje ligt, pak, hoeft het mij niet te zijn aangeboden.
Maar als ik dat horloge aanneem, is het mij door iemand aangeboden, geschonken.
Nu, zo ligt het ook met Christus en met het Woord.
Het Woord wordt mij gepredikt en ik neem het aan, ik ontvang het.
En hoe is dat dan mogelijk? Omdat God Zijn Zoon in Zijn Woord aan ons allen voorstelt, aanwijst, aanprijst.
En omdat Hij ons door die verkondiging oproept en uitnodigt om tot deze Christus te komen en Hem te voet te vallen, Hem eerbiedig te omhelzen!
Ja, God schenkt Zijn Zoon aan ons en in het geloof aanvaarden wij deze wonderschone Gave.
Het formulier van de volwassendoop stelt aan de te dopen persoon de vraag: Ten derde, of gij gelooft, dat Jezus Christus ... u tot een Zaligmaker van God geschonken is.
Daarmee bedoelt het formulier niet dat die persoon die gedoopt zal worden, op een bijzondere manier, een aparte schenking van Gods Zoon aan hem of haar persoonlijk, gelooft.
Maar of die persoon de algemene schenking van God, heel persoonlijk voor hem of haar, gelooft.
De schenking van Gods Zoon tot Zaligmaker, zoals de mannen van Sichar het zeggen in Johannes 4 vers 42: "Wij weten, dat Deze waarlijk is de Christus, de Zaligmaker der wereld" en zoals Jezus het Zelf zegt in Johannes 6 vers 32 en 33: "Voorwaar, voorwaar zeg Ik u, Mozes heeft u niet gegeven het brood uit de hemel, maar Mijn Vader geeft u het ware Brood uit de hemel.
Want het Brood Gods is Hij, Die uit de hemel nederdaalt en Die aan de wereld het leven geeft."
Wij kunnen dan ook het woord aannemen het best weergeven door twee woorden tegelijk te gebruiken: ontvangen en aanvaarden.
We ontvangen zonder er iets voor te hebben gedaan en zonder er iets aan te hebben meegeholpen.
We ontvangen het Woord, dat God ons laat prediken en we ontvangen Christus, Die Hij ons schenkt.
En tegelijkertijd aanvaarden we graag dat gepredikte Woord en die geschonken Christus. Wat een voorrecht, als we zo leren aannemen.
Daartegen hoeft niet gewaarschuwd te worden; daartegen mag ook niet gewaarschuwd worden.
Daartoe moeten we juist alle hoorders en lezers opwekken en aansporen: neemt aan de Heere Jezus Christus, of zoals Paulus zegt in Romeinen 13 vers 14: "Doet aan de Heere Jezus Christus en verzorgt het vlees niet tot begeerlijkheden."
Nu komt echter nog een heel belangrijke vraag aan de orde en dat is deze vraag: hoe kunnen of mogen wij dan het Woord aannemen, Christus aanvaarden?
Wat moet ik dan verrichten om dit daadwerkelijk te doen?
Welke activiteit moet ik ondernemen om Jezus aan te nemen, te ontvangen en te aanvaarden, zoals Hij mij in de Goddelijke belofte geschonken is?
Het aannemen van Jezus Christus als onze Zaligmaker is hetzelfde als vluchten tot Hem, geloven in Hem, ons overgeven aan Hem, toestemmen van de weg Gods om ons op deze manier zalig te maken, Hem te begeren.
Een heel belangrijk punt in het aannemen van Jezus Christus is, zo zegt Alexander Comrie in zijn ABC des geloofs terecht: loslaten van al ons houvast, de hand open doen en dat houvast loslaten.
Verder betekent het: Jezus alleen en Hem geheel te aanvaarden met zijn ganse hart, met zijn ganse ziel, zodat de ziel ziet, dat zij niets meer nodig heeft en met minder het niet kan stellen.
Wij kunnen vanuit onszelf niets aannemen, zoals ook Johannes de Doper zegt.
Alleen als het ons van Boven geschonken wordt.
Maar wanneer de Heere ons het geloof schenkt, kunnen we Christus wel aannemen en dan doen we het metterdaad. Want het is de eigenschap van het ware geloof, dat het Christus omhelst.
Dat geloof werkt God nu door de verkondiging van het Evangelie.
God verkondigt ons Zijn Zoon en onder die verkondiging roept Hij ons op om in Hem te geloven, om Hem aan te nemen, om dat beloftewoord te aanvaarden.
En dan, zo zeggen de Dordtse Leerregels (III/IV, 17) terecht, wordt door de vermaning de genade, het geloof meegedeeld.
Dan kunnen we het niet meer laten, maar geven we ons onvoorwaardelijk over aan Jezus Christus, kiezen we Hem tot onze enige Borg, omhelzen we Hem als onze Liefste, aanvaarden we Hem als Profeet om ons te onderwijzen, als Priester om ons met God te verzoenen en als Koning om ons te regeren en te beschermen.
ds W Pieters