In het Nederlands Dagblad van gisteren schreef ds. Bert Loonstra, christelijk gereformeerd predikant in Gouda een verrassende column met de titel ‘De gave van onthouding’. Hij reageert hiermee op opiniestukken van twee homo’s die bewust in onthouding leven, Herman van Wijngaarden en Wolter Rose. Het Reformatorisch Dagblad reageerde al direct met de kop: "Loonstra: Homorelatie in liefde en trouw mag."
Loonstra haalt Paulus aan die schrijft dat iedere man zijn eigen vrouw moet hebben om ontucht te vermijden. Paulus noemt de onthouding, het alleen blijven als keuze, maar zegt er bij dat ze het moeten het wel kunnen opbrengen. Hij zegt het zo: sommige mensen hebben de gave van de seksuele onthouding, maar anderen hebben die niet. Aan de Korintiërs schrijft hij dat als je die gave van onthouding niet hebt, je moet trouwen, ‘want dat is beter dan te branden van begeerte.’
Loonstra zegt in z’n stuk dat er mensen zullen zijn die nu zeggen dat Paulus heeft het over het huwelijk heeft en niet over homorelaties. Paulus beschouwt immers een homorelatie als tegennatuurlijk, omdat God het in de schepping niet bedoeld heeft. Heel verrassend zegt Loonstra dat, als homorelaties net als alle homoseksuele handelingen tegennatuurlijk zijn, iedere neiging daartoe het ook is!
Want als ook de neiging tot homoseksueel gedrag tegennatuurlijk is, dan kunnen we daar niet omheen. Er zijn hetero’s en homo’s die de gave van seksuele onthouding hebben. Maar heel veel ook niet. Loonstra stelt de vraag of zij hun neigingen moeten met veel gebed en gesprek? Hoe lang gaat dat goed? Wanneer komt de ontlading?.
Als die ontlading komt, gaat net meestal goed fout zoals onlangs Thony Kraamer vertelde: het wordt vaak een uitspatting van losbandigheid. En als zo iemand dan weer tot zichzelf komt, volgt vaak een enorm schuldbesef. Hij toont berouw en mag weer bij de gemeente horen. Hij gaat het gevecht aan en wil een heilg leven leiden. Maar in werkelijkheid begint het hele drama weer van voren af aan..
En dan gooit Loonstra toch wel een knuppel in het hoenderhok. Hij vraagt zijn lezers of homo’s hiertoe veroordeeld moeten worden en of dat christelijke barmhartigheid is. Dan komt zijn cruciale vraag of een veilige relatie in liefde en trouw niet als een grote verbetering zou kunnen worden beschouwd? Loonstra erkent meteen dat het niet ideaal is omdat dit het haalt niet bij Gods scheppingsnorm. Hij voegt daar aan toe dat het in deze bedeling toch niet, omdat ook volgens Loonstra de neiging als zodanig al tegennatuurlijk is.
Tenslotte noemt Loonstra de nuchtere realiteitszin van de vrijgezel Paulus. Hij geeft aan dat niet iedere homo de gave heeft om vrijwillig alleen te blijven en zijn homoseksualiteit onder controle te houden. Hij zegt dat we daar wat mee moeten.
Maar wát moeten we er mee?