Ik heb verscheidene waarschuwingen geschreven over de populaire C.S. Lewis en ik wil verder het
gevaar onderstrepen van deze man. Recent zond een lezer me een citaat uit een van Lewis’ Narnia
reeksen: The Last Battle1, hoofdstuk “Further up and Further in”. Bemerk heel zorgvuldig het volgende:
“Toen viel ik aan zijn voeten en dacht: Dit is voorwaar het uur van de dood, want de Leeuw (die
alle eer waardig is) zal weten dat ik al mijn dagen Tash gediend heb en niet hem. Niettegenstaande
is het beter de Leeuw te zien en te sterven dan Tisroc te zijn van de wereld en te leven.
Maar de Heerlijke boog zijn gouden hoofd voorover en raakte mijn voorhoofd met zijn tong en
zei: Zoon, gij zijt welkom. Maar ik zei: Helaas, Heer, ik ben niet uw zoon maar een dienaar van
Tash. Hij antwoordde: Kind, alle dienst die gij voor Tash gedaan hebt reken ik aan als dienst
voor mij. En toen, om redenen van mijn groot verlangen naar wijsheid en begrip, kwam ik mijn
angst te boven en stelde ik een vraag aan de Heerlijke en zei: Heer, is het dan waar, zoals de
Aap zei, dat gij en Tash één zijt? De Leeuw gromde zodat de aarde schokte (maar zijn wraak
was niet tegen mij gericht) en zei: Dat is vals. Niet omdat hij en ik één zijn, maar omdat wij tegenover
elkaar staan neem ik de diensten tot mij die gij aan hem hebt gedaan. Want ik en hem
zijn van zulk een verschillende aard dat geen vuile dienst aan mij kan gedaan worden, en geen
dienst die niet vuil is kan aan hem gedaan worden. Daarom, als enig mens bij Tash zweert en
die eed houdt omwille van de eed, dan is het voor mij dat hij waarlijk gezworen heeft, maar hij
weet het niet, en ik ben het die hem beloon. En indien enig mens een wreedheid begaat in mijn
naam, dan, alhoewel hij de naam Aslan [= de leeuw] noemt, is het Tash die hij dient en zijn
daad wordt door Tash ontvangen. Begrijpt gij dat, Kind? Ik zei: Heer, gij weet hoeveel ik begrijp.
Maar ik zei ook (want de waarheid noodzaakt mij): Maar ik heb heel mijn leven Tash gezocht.
Geliefde, zei de Heerlijke, tenzij uw verlangen naar mij uitging zoudt gij niet zolang en
zo waarlijk gezocht hebben. Want allen vinden wat zij waarlijk zoeken”.
http://www.verhoevenmarc.be/PDF/CSLewis.pdf