John Newton, de bekende Engelse predikant, noemde 3 kenmerken:
Ten eerste een vurige en ernstige begeerte om in deze dienst gebruikt te worden. Wie door Gods Geest tot dit werk geroepen wordt, verkiest het boven het goud of zilver van deze wereld, ofschoon de moed hem soms ontzinkt als hij het gewicht ervan ziet, de moeilijkheden eraan verbonden en zijn onbekwaamheid.
Die roeping zal ootmoed en zelfvernedering uitwerken. Vooral moet worden nagegaan of de begeerte tot het ambt het vurigst openbaar komt wanneer men zich het diepst verootmoedigt voor de Heere in levendige, geestelijke gemoedsgestalten. Als iemand predikant wil worden en zelf weinig honger en dorst heeft naar de genade, die hij anderen wenst voor te houden, is het te vrezen dat zijn ijver meer voortvloeit uit het beginsel van zelfzucht dan door de werking van Gods Geest.
Een tweede kenmerk is dat men ook de nodige bekwaamheid bezit. Men moet niet van kundigheden ontbloot zijn en een goede spraak hebben. Als de Heere iemand roept geeft Hij ook de gaven en de middelen ertoe. Er moeten ambtsgaven blijken in een leraar. Zij zijn noodzakelijk.
Ten derde, hetgeen eindelijk tot een bewijs van een genoegzame roeping strekt, is het kennelijk bestuur van Gods voorzienigheid. God baant de weg, wijst tijd en plaats aan om het werk te beginnen. Men zorge niet haastig te zijn. Moeilijk is het hier binnen de palen van voorzichtigheid te blijven.
===
De taal is een beetje plechtig en ouderwets, maar ik denk goed te begrijpen.
Heb je daar iets aan Spreeuw?