Hi schelpje3
M.i heeft het commentaar van ds Van der Kraan
Toen berouwde het de HEERE al veel verhelderd omtrent Gn 6:6.
Hier wil ik (aanvullend) nog wijzen op het in die tekst gebruikte Hebreeuwse werkwoord NaCHaM (Strongnr 5162).
Even technisch: Het werwoord staat in Gn 6:6 in het imperfectum van de Nifal.
Zoals bijvoorbeeld ook in
Ex 13:17 Het volk kon wel eens spijt krijgen van hun vertrek uit Egypte.
Ex 32:12 Mozes die bij God pleit om spijt te voelen over zijn gedachte om het volk uit te roeien.
Ps 90:13 Opnieuw Mozes die op JHWH een beroep doet
zijn gedachten omtrent zijn knechten te wijzigen:
Gevoel toch spijt mbt uw knechten.
Aangezien God nooit iets verkeerds doet en volmaakt is in gerechtigheid, hoeft hij ook nooit spijt te voelen. Hij hoeft van geen enkele daad berouw te hebben. Maar Hij kan wel zijn houding en/of gedachten ten aanzien van de mens
wijzigen. Ook dat is een betekenis van NaCHaM.
Zijn spijt in Gn 6:6-7 hield dus een
wijziging in van zijn zienswijze ten aanzien van het goddeloze geslacht dat in die tijd vóór de Vloed leefde, want onmiddellijk daarna lezen wij:
Maar Noach vond gunst in de ogen van JHWH.
Er was sprake van een wijziging in Gods geesteshouding. Hij veranderde zijn houding van Maker of Schepper van de mens in die van hun Vernietiger wegens zijn grote misnoegen.
Aangezien die Vloedgeneratie een goddeloze handelwijze volgde, schepte God niet langer behagen in hen; hij gevoelde spijt in de zin dat hij genoodzaakt was hun het leven te ontnemen. Zijn houding jegens hen had hij gewijzigd, omdat hij als een God van volkomen gerechtigheid verplicht was handelend op te treden teneinde zijn maatstaven hoog te houden.
Wanneer mensen echter berouw tonen van hun goddeloze weg kan God eveneens zijn standpunt jegens hen wijzigen, zoals bijvoorbeeld het geval was met de inwoners van Ninevé. Aanvankelijk had Hij besloten dat hij hen wegens hun grote goddeloosheid zou vernietigen. Maar toen zij na Jona’s prediking oprecht berouw hadden, ’gevoelde hij spijt’ en veranderden zijn gedachten of veranderde zijn geesteshouding jegens hen met betrekking tot
de rampspoed die hij had gezegd hun te zullen aandoen; en hij deed het niet.
Jona 3:8-10.