Jantjes schreef:Gravo,
Jij raakt de kern waar het probleem zit en over gaat in de Gereformeerde orthodoxie en zeker in de Gereformeerde Gemeente.
Het is uiteindelijk een sfeer van waas, rook en verwarring want een deel van de gemeente die nog niet weet van ‘nieuw leven, bekering of wedergeboorte’ begrijpen ook niet waar het over gaat.
Ik denk niet dat daar ooit verandering kan komen in die gereformeerde orthodoxie en je moed begrijpen dat die waren kinderen Gods die nu ondergronds zitten een keer boven komen en dat werkt natuurlijk alleen maar kerkscheuringen in de hand.
Ook is het zo dat die ‘ware ondergrondse kinderen Gods’ zich op andere dingen gaan richten waar hun talenten zijn, bijvoorbeeld zingen in een koor of zich bijzonder storten in hun werkkring of materialisme of…enz. enz. maar…. intussen zeer wettisch gaan leven omdat zij hun nieuwe leven niet kunnen plaatsen en het steeds maar weer voor onwaar houden.
Hoe o hoe moet je uit deze spagaat komen.
Zie jij een oplossing Gravo?
Dag Jantjes,
Ik zie wel een oplossing, maar die wordt in het Evangelie getekend als een moeilijke en lastige weg. Het is de weg van de zelfverloochening, een smalle weg, waarop het niet gemakkelijk lopen is.
Ik bedoel het volgende: het is in de gereformeerde gezindte eigenlijk vanzelfsprekend om te leven met de werkelijkheid, dat er velen verloren zullen gaan en weinigen zalig zullen worden. Het is voor hen bijzonder lastig voor te stellen, dat de liefde van God zo groot is, dat die zich oprecht zou uitstrekken tot zeer veel mensen. Helemaal moeilijk wordt het om zich voor te stellen, dat God hem of haar persoonlijk Zijn vriendschap biedt. Het zou natuurlijk geweldig zijn, wanneer Hij ons zou bevrijden van die klemmende angst voor verwerping en het eeuwige oordeel. Hoe vaak is dit verlangen er niet bij mensen van de gereformeerde gezindte. Als God nu eens persoonlijk tot mij zou spreken. Als er nu eens iets in mijn hart zou gebeuren. Als op een dag nu eens die blindheid en doofheid voor de geestelijke dingen op slag zou verdwijnen. Wat zou dat heerlijk zijn. De knagende schuld, de weggestopte vrees, de verdrongen angst voor Gods oordeel De vele pogingen om er niet meer aan te denken en zich los te maken van die knellende zekerheid dat ik toch zeker verloren zal gaan. Als dat nu eens weg zou zijn.
Je ziet: die tobberijen hebben allemaal een wensende vorm: "als het toch eens zo zou mogen zijn". Het pijnlijke en bittere van dit verlangen is, dat men er steeds achteraan moet zeggen: "maar toch heb ik nog geen genade ontvangen, ben ik er nog vreemdeling van".
De enige oplossing die ik zie is: vooralsnog niet meer luisteren naar deze innerlijke kwellende gedachten. Ze kunnen je niet gelukkig maken en ze leiden ook niet tot de vervulling van je verlangen. Hoe langer ik mij zorgen maak (terwijl die zorgen nooit worden weggenomen) hoe meer zorgen ik me maak. Een vicieuze cirkel. Men blijft dezelfde tobber.
Je eigen mening, je eigen overtuiging, je eigen tobberijen dus niet meer beluisteren en niet meer vertrouwen. Heb geen vertrouwen meer in je eigen pogingen, in je eigen denk-constructies, in je eigen denkkracht over deze dingen. Ten aanzien van de dingen van God, de geestelijke dingen, heb je het waarschijnlijk niet bij het rechte eind, ook al ben je nog zo rechtzinnig. Je hebt de kern er nooit van geproefd. Het blijft allemaal theorie. Al die eindeloze platgetreden paden, die vicieuze cirkels, de als maar weer terugkerende dilemma's en onbegrijpelijkheden: ze vormen een brede weg, die naar het verderf leidt, omdat het allemaal je eigen overpeinzingen en gedachten zijn. Spoken in je hoofd, knopen in je verstand, knellende angsten die om je hart slaan.
Je zult je moeten richten op iets, dat totaal buiten jezelf ligt. Iets dat je zelf niet hebt bedacht. Je kunt het immers niet meer zelf. Je hebt hulp nodig. Je moet een richting inslaan, die je niet kent, die misschien diametraal tegenover de heersende gedachten in je hoofd staat. Je moet de smalle weg nemen.
Welnu, voor mensen die hun hele leven al hebben gehoord, dat de genade van God slechts weinigen ten deel valt, voor mensen die hun hele hoofd en hart vol hebben van eindeloze redeneringen, die ze echt voor waar houden, maar die toch niet gelukkig maken. Voor die mensen is de smalle weg: geloven dat het anders is. Ik geef toe, het is een radicale en ingrijpende beslissing om voor mogelijk te houden, dat het wellicht anders is, dan ik heel mijn leven gedacht heb. Maar mijns inziens is dit toch de enige weg om behouden te worden. Behouden te worden van die verschrikkelijke zelf bedachte gods- en geloofsbeelden, die alles kloppend krijgen, maar die jou persoonlijk in de kou laten staan.
Stel nu eens, dat God jou in liefde aanziet. Dat Hij je heeft zien spartelen. Dat Hij je wanhoop kent. Stel nu eens, dat Hij, tegen je verstand, tegen je hart in, toch van je blijkt te houden. Stel nu eens, dat Hij er naar verlangt om je te ontmoeten. Stel nu eens, dat Hij als een Vader Zijn kind zoekt. Stel nu eens, dat Hij op de uitkijk staat om Zijn verloren Zoon terug te zien komen. Ban dan al die bedenkingen eens uit je hart. Open je hart dan eens voor deze smalle weg. Het is een weg van zelfverloochening. Al de vlotte en rap uitgesproken vrome praatjes over hoe God een mens bekeert, al die eindeloze redeneringen, laat ze voor een ogenblik eens niet de overhand hebben. Denk je jezelf te kunnen redden door alles wat je denkt en weet? Zou je je niet moeten wenden tot de warme en innige omhelzing van God, die Zijn liefde aan jou toont? Al je eigen bedenksels wegwerpen. Al je godsdienstige luchtkastelen, rechtzinnige maniertjes en praatjes opschorten. Alleen komen te staan. Berooid van je zelfverzekerdheid. Ontdaan van je onkreukbare houding. En zeg nu eens niet: "ik kan me niet wenden". Geloof nu eens zonder gezien te hebben. Wie weet, God mocht Zich wenden!
Dat is naar mijn mening de smalle weg. De erkenning, dat ik het niet langer kan begrijpen, maar dat ik noodgedwongen moet neervallen aan de voeten van God: "God, hebt u mij dan echt lief?" Moet ik al mijn harnassen uitdoen? Moet ik mij dan nu verliezen in geloof? Moet ik mij dan helemaal in vertrouwen overgeven?
Je voelt: dit is het geloof, dat ontstaat, wanneer we aan het einde van ons kunnen, worden gegrepen door Gods oneindige liefde. Dat gebeurt, wanneer we het Evangelie horen: stop met werken, met zwoegen, met piekeren, met pogen, met krampachtige zelfhandhaving: Laat los! Laat je leiden! "Ik heb je lief" hoor je in de prediking. Dan is er alleen nog die smalle weg van de overgave: geloven, dat het anders is dan ik altijd had gedacht. Niemand kan je dan meer helpen. Geen enkele garantie is er op dat moment. Je voelt je omringt door leegte, je hebt immers al je reddingsboeien uit je handen laten glippen. Er is dan nog maar een uitweg: geloven dat God ook jou zal behouden en redden. Geen bewijs. Geen geplaveide weg. Alleen maar: door te geloven zich vastklampen aan God. Er is geen alternatief dan deze weg tot God te gaan.
Kortom: voor mensen uit andere christelijke kringen of voor mensen buiten de kerk opgegroeid, zal de bekering wellicht weer anders gaan. Zij moeten weer andere dingen afleren. Hun armoede bestaat uit andere zaken.
In de gereformeerde gezindte is de echte armoede vaak de overdosis aan zogenaamde kennis over God en Zijn werk, terwijl men er zelf niet door geraakt wordt. Leven met de gedachte, dat het overgrote merendeel der mensen verloren gaat en slechts een klein aantal gered worden, is een zeer afstompende gedachte, die van God een karikatuur maakt en een ongelovig en kil leven sanctioneert.
Voor deze mensen is er maar één weg: de smalle weg van het verlaten van die breed gekoesterde opvatting en zich los van de kerkelijke groep aldus vertrouwend tot God wenden: " ze zeggen allemaal, dat ik verloren ben..maar heb ik U goed begrepen, dat U mij nochtans liefhebt". Alleen die vraag aan God stellen, betekent al een zekere redding. Immers, daarin ligt het verlangen al opgesloten, maar meer nog: het geloof waardoor we gerechtvaardigd worden. Gods ja is sterker dan alle bedenkingen van ons eigen hart.
gravo