Dalethvav zegt:
Aad de Bruijn schreef:
Dit ‘geheel Israel’ is het Israel, dat in Openbaring het Nieuwe Jeruzalem genoemd wordt met de 12 poorten met de namen van de 12 stammen van de kinderen van Israel: de verzameling van gelovigen, joden en heidenen, in Christus Jezus.
Dalethvav zegt:
In heel Romeinen 9-11 (9:4; 9:27; 9:31; 10:1; 10:19; 10:21; 11:2; 11:7; 11:25) wordt door Paulus het fysieke volk Israël bedoeld. In 11:26 zou het dan ineens gaan over "de verzameling van gelovigen, joden en heidenen? M.a.w. het Israël in 11:25 is een ander Israël dan in 11:26? Tja, dan kun je écht alle kanten uit met de Schrift en hem naar de hand zetten van welke eigen interpretatie dan ook.
Rom.9:7,8
Maar het is niet mogelijk, dat het woord Gods zou vervallen zijn. Want niet allen, die van Israel afstammen, zijn Israel, en zij zijn ook niet allen kinderen, omdat zij nageslacht van Abraham zijn, maar: Door Isaak zal men van nageslacht van u spreken.
Beste Dalethvav,
Het blijkt een lastige discussie: ‘Israel”.
1.Het gaat om fysiek Israel. Altijd. Ook in het beeld van het Nieuwe Jeruzalem. Ook daar gaat het om ‘aarde’. Het Nieuwe Jeruzalem ,met de 12 poorten met de namen van de stammen van Israel, is een (nieuwe) aardse werkelijkheid. Een nieuw Israel, waarvan het OT-Israel het voorbeeld is.
2.In Israel is, zo schreef ik eerder, altijd, vanaf het begin, een ‘menigte van allerlei slag’ aanwezig geweest, heidenen, die met Israel optrokken. Ex.12:38. Het gaat altijd al om een verzameling van Joden en heidenen. Het OT geeft daarmee een prototype van de nieuwe werkelijkheid in Christus: de vergadering van jood en heiden, waarvan de Kerk het begin is en de heraut van wat komt.
3.Paulus zegt m.i. in Rom. 11 dat God het volledig getal van Joden en het volledig getal van heidenen vergaderd, en dat op goddelijke en verrassende wijze: en zo wordt geheel Israel behouden d.w.z. een geheel vernieuwd en nieuw Israel in Christus Jezus, de Verlosser.
Aad de Bruijn schreef:
Het verbond van Rom.11:27 betreft volgens mijn lezing het nieuwe verbond, zoals ook Jeremia dat beschrijft in Jer 31:31-34.
Dalethvav zegt:
…………………..Trouwens, diezelfde Paulus schrijft in diezelfde hoofdstukken Rom. 9-11 "Welke Israëlieten zijn (tegenwoordige tijd), welker is (tegenwoordige tijd) de aanneming tot kinderen, en de verbonden (meervoud) en de wetgeving (!), en de dienst van God en de beloftenissen." (Rom9:4). Kan het duidelijker?
Nog één: Diezelfde Paulus in diezelfde Romeinenbrief "Welke is (tegenwoordige tijd) dan het voordeel van de Jood? Of welk is (tegenwoordige tijd) de nuttigheid van de besnijdenis? Vele in alle manier; want dit is wel het eerste, dat hun de Woorden Gods zijn toebetrouwd". (3:1-2). Kan het duidelijker?
Dat is zo, maar Paulus leert juist in Rom.3 dat al die voorrrechten van de joden hen niet baat of behoudt. ‘want allen hebben gezondigd….” Vers 23
Dalethvav zegt over de derde tempel van Ezechiel:
In 43:7 lezen we dan: En Hij zei tot mij: Mensenkind dit is de plaats van Mijn troon, en de plaats van de zolen van Mijn voeten, alwaar ik wonen zal in het midden der kinderen Israëls, in eeuwigheid; en die van het huis Israëls zullen Mijn heilige Naam niet meer verontreinigen, zij noch hun koningen, met hun hoererij en met de dode lichamen van hun koningen, op hun hoogten." Kan het nog duidelijker? Nee. Dít belooft God en zó zal het gebeuren. ……..
Ez.40:1,2
In het vijfentwintigste jaar van onze ballingschap, in de aanvang van het jaar, op de tiende der maand, in het veertiende jaar, nadat de stad was gevallen, op diezelfde dag, was de hand des HEREN op mij en Hij bracht mij daarheen: in gezichten Gods bracht Hij mij naar het land van Israel en zette mij neer op een zeer hoge berg; daarop was iets als een stad gebouwd aan de zuidzijde.
Ezechiel spreekt niet over een derde tempel, maar ‘iets als een stad op een zeer hoge berg’ met een tempel, (of de beschreven stad is de tempel).
Vgl. Opb.21:10
En hij voerde mij weg in de geest op een grote en hoge berg, en hij toonde mij de heilige stad, Jeruzalem, nederdalende uit de hemel, van God;
De stad van God, uit Opb.21, het nieuwe Jeruzalem, is de plaats van God, waar Hij woont. Die stad is de tempel, bij wijze van spreken want God zelf is de tempel, daarom kan het visioen van Ezechiel ook gelezen worden als een visioen van God zelf. Een glorievolle tempel, die representatief is voor Gods heerlijkheid zelf. Al die cultus-elementen die Ezechiel beschrijft worden met Christus vervuld in de hemelse liturgie.
Die stad van God, daar bouwt Hij aan, het is een nieuwe werkelijkheid, en niet de reconstructie van een oude, voorbijgegane OT-werkelijkheid, waarin dagelijks (soms tientallen) offerdieren geslacht worden.
Ik denk dat Ezechiel, die in Babel in ballingschap was, een visioen kreeg over herstel van de tempel en de stad, wat ten tijde van Nehemia en Ezra, vervuld is, maar dit was een beperkte vervulling. De definitieve vervulling wordt beschreven in Opb.21.
groet
Aad