.Niagara schreef:Ik denk dat het spanningsveld dat Marnix bedoelt is:
Aan de ene kant zeggen we: God kiest ons uit, dus Hij heeft toch een soort van selectie van wie uiteindelijk bij Hem terecht komen.
Aan de andere kant zeggen we: Jezus is voor de zonden van de hele wereld gestorven en elk mens is welkom om naar God toe te komen. Wie dat niet doet heeft zelf gekozen om in zonde te blijven leven en dus verloren te gaan.
Het ene wijst op dat de keuze bij God ligt, het andere op dat de keuze bij de mens ligt.
Dank je, Niagara
Dat spanningsveld speelt echter niet in de Bijbel. Het gaat allemaal om de genade van God, omdat ieder mens van nature een zondaar is, en een zondaar onderwerpt zich niet aan God. Ieder mens zal dus overeenkomstig zijn gevallen natuur verkiezen om in zonde te blijven. De Heere Jezus zegt:
"En dit is het oordeel, dat het licht in de wereld gekomen is, en de mensen hebben de duisternis liefgehad, meer dan het licht, want hun werken waren slecht. Want ieder die kwaad doet, haat het licht en komt niet tot het licht, opdat zijn werken niet ontmaskerd worden." (Johannes 3:19-20)
De mens verkiest de duisternis, simpelweg omdat hij een zondaar is. Ieder mens is in slavernij van de zonde, zoals het Joodse volk in slavernij was van farao. God moet ons bevrijden van de zonde, zoals Hij Zijn volk moest bevrijden van farao. Een zondaar kan zich niet ontworstelen aan de zonde, zoals een slaaf zichzelf niet kan bevrijden van zijn meester.
God heeft Zijn eniggeboren Zoon niet alleen gezonden als losprijs voor onze zonden, maar om ons daadwerkelijk te verlossen van onze slavernij van de zonde (erfzonde). Ieder mens is ongehoorzaam en om die reden afhankelijk van de genade van God.
"Zoals dus door één overtreding de veroordeling gekomen is over alle mensen tot verdoemenis, zo komt ook door één rechtvaardigheid de genade over alle mensen tot rechtvaardiging van het leven." (Romeinen 5:18)
Niagara schreef:Bij te veel nadruk op uitverkiezing door God, ontstaat veel onzekerheid bij mensen over of ze wel uitgekozen zijn en als resultaat daarvan gaan mensen heel hard werken in een poging het toch te verdienen, zetten mensen een schijnheilig gezicht op om de angst en onzekerheid in hun hart te verbergen of gooien ze de handoek in de ring, geven ze het op en gaan zwelgen in de zonde ‘want het heeft toch geen zin, als ik uitverkoren ben kom ik er wel en zo niet dan heeft wat ik ook doe geen zin’. Ook kunnen mensen die denken dat ze wel uitgekozen zijn zich verheven voelen boven de rest.
De onzekerheid ontstaat door een verkeerde lezing van de uitverkiezing. De Bijbel begint met de schepping en de eerste overtreding van de mens (zondeval). Door de overtreding van Adam is de zonde en de dood over de hele mensheid gekomen. Ieder afstammeling van Adam heeft dus één zekerheid en dat is dat hij een verloren zondaar is op wie de toorn van God rust. Bezig zijn met de vraag of men is uitverkoren is een zinloze vraag, ten eerste, omdat God mensen uitverkiest uit de verworpen mensheid en ten tweede, omdat God de uitverkiezing verwezenlijkt door de prediking van het Evangelie.
Er zijn dus géén twee groepen mensen, te weten: uitverkorenen en verworpenen, maar er is één groep, namelijk: de gehele verworpen mensheid in Adam. De gehele mensheid is dood in zonden en overtredingen en het Woord en de Geest Die in het Woord werkt maken levend. Zo eenvoudig is het.
Het is de genade van God, daarom is het door het geloof. Geloof is een gave van God, omdat het tot stand komt door de prediking van het Woord van God:
"Zo is dan het geloof uit het gehoor en het gehoor door het Woord van God." (Romeinen 10:17)
Wie gelooft heeft eeuwig leven. Evangeliseren is niet meer dan het verkondigen van de waarheid en mensen wijzen op het werk dat God doet. Je vertelt geestelijke waarheid aan zondig vlees dat die geestelijke waarheid niet gelooft en als dwaasheid ziet. Dat is de Weg waardoor het God behaagd heeft om zondig vlees zalig te maken en eeuwig leven te geven aan Zijn volk:
"Want omdat, in de wijsheid van God, de wereld door haar wijsheid God niet heeft leren kennen, heeft het God behaagd door de dwaasheid van de prediking zalig te maken hen die geloven." (1 Korinthe 1:21)
Waarom is de uitverkiezing rechtvaardig? Omdat er geen onderscheid is tussen mensen, want allen hebben gezondigd en missen de heerlijkheid van God. En, omdat geen van de genodigden op Gods uitnodiging ingaan en dat God daarom binnenbrengt wie Hij wil (
Lukas 14:15-24), namelijk de armen en verminkten en kreupelen en blinden en stommen en doven en dronkaards en hoeren en dieven en onrendabelen en zwakken en zondaars.
Niagara schreef:Bij teveel nadruk op dat jij zelf kiest naar Jezus toe te gaan krijg je te maken met mensen die denken dat ze het met hun werken verdiend hebben ‘want ik heb gekozen naar Jezus te gaan dus ík heb het gedaan’, mensen die zeer oppervlakkig geloven want ‘ik ga wel weer naar Jezus toe en dan maakt het verder niet uit wat ik doe, ik word toch wel vergeven’
Nou, mensen die denken dat ze het met hun werken verdiend hebben of hebben gekozen en zich om die reden op de borst kloppen, die ken ik eerlijk gezegd niet. Misschien dat ze er wel zijn, maar mijn ervaring is dat mensen die keuze vaak met hun hele hebben en houden en onder tranen maken en daar wil ik ook niet zomaar overheen walsen, alsof mensen willens en wetens zichzelf en anderen bedriegen. Verre van dat.
Daarvoor hoef ik alleen maar naar mijn eigen leven te kijken en dan zie ik dat ik er ook van overtuigd was dat ik gelovig was. Het mensenhart is echter arglistig en duister, want wat ik geloofde bleek geloof in een leugen te zijn. Ik loog tegen mezelf en tegen God over wie ik in werkelijkheid was. Ik was niet blind voor mijn zonden, maar blind voor mijn zonde. Ik had namelijk de illusie dat ik zelf (ge)rechtvaardig(d) was, ondanks dat ik maar al te goed wist dat ik niet volmaakt was en anderen veroordeelde om dingen die ik zelf ook deed. Ik dacht dat ik de tollenaar in de tempel was, maar in werkelijkheid was ik de Farizeeër die neerkeek op de tollenaar (
Lukas 18:9-14).
De illusie en leugen heeft God uiteindelijk Zelf in mij geopenbaard, waardoor ik het zag en waardoor ik wist en geloofde dat ik verloren was. Toen kon en wilde ik niets anders meer dan de Heere Jezus om vergeving bidden en vragen of Hij alles van me wilde overnemen, omdat ik het niet kon. Om die reden spreekt de Heere Jezus mijns inziens ook over onze slavernij.
De mens heeft een wil, maar die wil is niet vrij, maar gebonden en onderworpen aan de eigen zondige verlangens. We ervaren en beamen echter niet dat onze wil niet vrij is, omdat we in onze beleving kunnen doen en laten wat we willen. We ervaren de slavernij niet waar de Heere Jezus over spreekt. Kortom, we geloven niet dat we dusdanig verloren zijn, dat alleen God ons nog kan redden. Wij mensen zien altijd nog ergens een weg, een werk, een keuze, een levensstijl, een houding, een wet, een voorbeeld of een geloof waarmee we het heil of de genade van God zelf kunnen omarmen, in plaats dat we volkomen afhankelijk zijn van God. We komen tot Hem in de leugen en niet in waarheid.
Het is nooit onmogelijk voor ons, omdat we onze eigen onmogelijkheid niet zien. Zelfs van het geloof maken we nog iets waartoe we zelf in staat zijn. Geloven als werkwoord, als in: dat moet je geloven, terwijl het zaligmakende geloof van God komt. Er is een onoverkomelijke kloof die alleen God Zelf kan overbruggen en dat overbruggen doet Hij uit genade, door het volbrachte werk van Zijn geliefde Zoon, onze Heere Jezus, het Woord van God, en door middel van het geloof in Zijn Naam en Zijn bloed.
Als er dan iets is wat ons tot de ware Bijbelse Heere Jezus, en wat Hij gezegd heeft, drijft, laten we het heil dan bij de Heere zoeken door het Hem te vragen. Vul het niet voor God in en zeg niet tegen de mens: doe dit en doe dat en je heil is verzekerd, alsof het 'u vraagt, wij draaien' is. God is de heilige en soevereine Schepper en het gaat om Zijn eer en glorie. Laten we Hem dan ook de eer en de glorie geven die Hem toekomt, door via Zijn Weg, Zijn Waarheid, Zijn Leven en door Zijn Deur binnen te willen gaan, door te kloppen en niet via het raam of de achterdeur binnen te klimmen.
.