Een klein citaat uit
DIT ARTIKELJuist in de tweemalige kerkgang komt de zondag tot zijn doel: rust, heiliging, samenkomst,
verwachting en voorsmaak van de ‘eeuwige sabbat’. Juist de tweemalige kerkgang werkt
eraan mee dat heel de dag van de Here in het teken staat van zijn dienst. Juist de tweemalige
kerkgang geeft aan heel de dag de diepgang die nodig is: niet maar vrij zijn en je storten in
werelds amusement, maar op de Here gericht zijn, zijn stem horen, de rust van zijn vergeving
ontvangen, genieten van zijn voortgaande werken van schepping, uittocht, opstanding (Ex.
20:11; Deut. 5:15; Luc. 23:56b-24:3; 1 Petr. 1:3-5) en bezig zijn in zijn dienst (Mar. 2:23-28;
Luc. 2:49; 4:16; 1 Kor. 16:2). Juist de tweemalige kerkgang voorkomt dat de zondag een
‘halve rustdag’ wordt en bewerkt dat hij echt het ritme van de werkweek onderbreekt en ons
‘onthaast’.
Wie de tweemalige kerkgang loslaat en volstaat met eenmalige kerkgang, maakt het zichzelf
erg moeilijk om het karakter van heel de zondag als dag van de Here te bewaren. De kerkgang
wordt gemakkelijk een verplicht ritueel dat ’s morgens ‘even’ afgewerkt moet worden, en de
rest van de dag komt gemakkelijk in het teken te staan van activiteiten of ontspanning los van
de Here. En dan zijn we van het bijbelse ‘zeven dagen voor de HERE’ aanbeland bij het
moderne ‘een halve dag voor een religieuze plichtpleging’.
Het artikel eindigt met deze conclusie, die ik onderschrijf:
De huidige praktijk van de zondag als rustdag met twee kerkdiensten is een schriftuurlijk
verantwoorde.
In beide kerkdiensten gaat het om gezamenlijke ontmoetingen van Gods kinderen met hun
hemelse Vader. Ook de dienst waarin de catechismusprediking plaatsvindt (art. 66 KO), moet
niet het karakter van een cognitieve cursus dragen, maar van een samenkomst van de God van
het verbond met zijn volk, waarin niet de ‘theoretische’, maar de gezond makende leer van het
Evangelie ons op het hart gebonden wordt.