Jvslooten schreef:Over de Bijbelse invulling van Hemelvaartsdag is de Schrift duidelijk: "En zij aanbaden Hem.." (Luk. 24:52) en "...zij [gingen] naar de bovenzaal en bleven daar (...) allen, eensgezind in bidden en smeken, samen..." (Hand. 1:13-14). Met zo'n van God gegeven voorbeeld in handen verwordt een beroep op Handelingen 20:29-30 natuurlijk maar tot een slap excuus.
Een citaat uit het commentaar op het slotgedeelte van het Evangelie van Lukas:
Hij dan leidde hen uit naar buiten tot bij Bethanië; en zijn handen opgeheven hebbend zegende hij hen. En het geschiedde, terwijl hij hen zegende, dat hij van hen scheidde en omhoog werd gevoerd tot in de hemel. En na hem hulde gebracht te hebben keerden zij naar Jeruzalem terug met grote vreugde. En zij waren voortdurend in de tempel en zegenden God.
Het afscheid vond plaats in de nabijheid van Bethanië, op de Berg der Olijven.
Aldaar had Jezus een laatste onderhoud met zijn leerlingen, wat Lukas ons niet hier maar in Hn 1:6-11 laat weten.
Zij keerden naar Jeruzalem terug met grote vreugde…
Ofschoon zij zich gerealiseerd moeten hebben dat dit een definitief afscheid was en Jezus niet meer aan hen zou verschijnen, voelden zij zich toch niet bedroefd. Integendeel, zij waren vervuld met blijdschap; blijkbaar waren nu veel dingen die aanvankelijk voor hen zo duister waren, helder geworden voor hen. Bijvoorbeeld wat hij hen over het heengaan tot de Vader had gezegd; dat hij een plaats voor hen ging bereiden om hen later bij zichzelf te ontvangen; dat zij intussen niet aan hun lot werden overgelaten; hij zou hen weldra de heilige geest zenden, een helper die voortaan bij hen zou zijn (Jh 14:1-3, 15-18).
En zij waren voortdurend in de tempel en zegenden God...
Lukas’ verslag begon in de tempel - Zacharias die tijdens de vervulling van zijn toewijzing om, naar de voorschriften van de Wet, het reukwerk te offeren wordt verrast door de verschijning van Gabriël - en eindigt daar ook, met het brengen van lof aan God waarmee de leerlingen Hem hun dankbaarheid betuigen.
In de dagen van Zacharias zagen getrouwe Israëlieten uit naar de Messias en de vertroosting die deze hun natie zou brengen. En hoewel Israëls herstel nog niet onmiddellijk zal aanbreken, hebben de leerlingen Jezus reeds leren kennen als de gezalfde koning, en tevens als de grote hogepriester die hen bij zijn afscheid zegende, daarbij hun harten op de hemel richtend.