Berichtdoor MoesTuin » 06 okt 2017 11:02
ER IS MEER (1).
Volgend weekend organiseert het Evangelisch Werkverband een conferentie over het thema: THERE IS MORE.
Er is meer!
Zoals de meesten onder jullie weten ben ik nu 68 jaar. Op mijn 19e kwam ik tot een bewuste geloofsovergave aan God, nam ik de beslissing 'achter Jezus aan te komen'.
Op 31 maart 1969.
Ik kom uit een gewoon Hervormd gezin.
Destijds 'midden-orthodox' genoemd.
In Hervormd Delft waren de spanningen tussen de verschillende modaliteiten vlijmscherp.
Door een middelbare schoolvriend kwam ik terecht in de Christelijk Gereformeerde Gemeente in Nederland. Een afsplitsing van de Christelijke Gereformeerde Kerk.
Zo kwam ik als 13-jarige terecht in de orthodoxie. Deze gemeente had een predikant ds. J.G. van Minnen. Bevindelijke preken. Zeer ernstige preken
De ene week ds. van Minnen, de andere week de zwaarste Bondsgemeente.
Er kwamen bij mij vragen op die ik mezelf nooit gesteld had:
Ben ik uitverkoren tot behoud?
Hoe weet ik dat ik uitverkoren ben?
Heeft God van tevoren bepaald dat er een groep mensen is die verloren moet gaan?
Is Jezus alleen voor de uitverkorenen gestorven?
Hoe kan ik behouden worden?
Eerder schreef ik: ik groeide kerkelijk op in de sfeer van de dood, er heerste in deze gemeenten een rouwsfeer. Kledingcode: zwart. Bij die schoolvriend thuis lazen we elkaar preken van de oudvaders voor.
Ik was 14/15 jaar.
Ik leefde onder doodsdreiging.
Ondertussen ontwikkelden zich bij mij vanaf mijn 7e homoseksuele verlangens.
Ik was een door en door vrome jongen met een oprecht verlangen naar God, maar aan de andere kant waren er verlangens en gevoelens die er van de Here niet mochten zijn. Waarover ik met niemand kon of durfde praten.
Eén ding wist ik: ik was bestemd voor het oordeel. Op mijn 18e stortte ik in.
Verloren!
Ik hunkerde naar God. Maar Hij was onbereikbaar. Een maand moest ik bedrust houden. Op de avond van Biddag voor Gewas en Arbeid in 1969 beluisterde ik op mijn transistorradiootje een kerkdienst vanuit de Christelijke Gereformeerde Kerk in Aalten over Marcus 8:34 "Indien iemand achter Mij wil komen, die verloochene zichzelf, neme zijn kruis op en volge Mij".
Voor het éérst hoorde ik Jezus vragen: "Peter, wil jij achter Mij komen?"
Voor het éérst begreep ik dat ik Jezus moest antwoorden. Die vraag was mij in de kerk nooit gesteld.
Op die vraag gaf ik na veel innerlijke strijd op 31 maart 1969 antwoord met: "Ja".
Destijds zijn hele volksstammen opgegroeid zonder geloofszekerheid.
Zonder een ruim aanbod van genade.
Denk niet, dat ik na mijn ja-woord opgesprongen ben van blijdschap.
Ik was misschien aan de hel ontkomen, ik had de Here al mijn zonden beleden en Hij nam duidelijk het roer over.
Ik kreeg een roeping om predikant te worden.
De vraag tot op de dag van vandaag is: "Hoe kan God nou iemand roepen die totaal ongeschikt is om zo'n taak uit te oefenen?" En ik zeg er nadrukkelijk bij: het waren de jaren '60 van de vorige eeuw en niet ónze tegenwoordige tijd.
In christelijke kring was het not done om over seksualiteit, laat staan homoseksualiteit te spreken.
En als er over dit onderwerp door ds. Alje Klamer op de radio gesproken werd bij de IKOR, dan werd die radio afgezet.
Je was 'van de verkeerde kant'.
"Hoe kan God iemand 'van de verkeerde kant' roepen?"
Ik kwam in contact met predikanten die intensief bezig waren met gebed, voorbede, reveil, de dienst der genezing, met de interkerkelijke stichting De Oase.
Ik raakte gefascineerd door de preken en studies van ds. Willem Glashouwer sr. uit Driebergen, ds. Gijmink uit Rotterdam, dr. Karel Kraan.
Vanaf mijn 19e-55e jaar heb ik pastorale gesprekken gehad bij De Oase in Rotterdam, bezocht ik de Oasediensten waarin met zieken gebeden werd, onder handoplegging en kwam ik in genezingsdiensten, bij professionals.
Toén begin jaren '70 hoorde ik die uitdrukking voor het eerst: "Er is méér".
Daarmee werd bedoeld: "God is in staat méér te geven en méér te doen".
Het ging om het werk van de heilige Geest, de doop in de Geest, spreken in tongen, profeteren en genezing van zieken.
Maar in die kringen werd Homofilie/homoseksualiteit beschouwd als een emotionele afwijking. Je had dan een ongezonde moederbinding en een strenge vader. Het was een ziekte. Een demonische gebondenheid.
In charismatische kring heb ik nooit anders gehoord. Van mijn 19e-55e nooit iets anders gehoord van pastoraal werkers, voorgangers, psycholoog en psychiater.
Er is gebeden, voorbede onder handoplegging, ziekenzalving, begeleiding door deskundigen, uitdrijven van demonen.
Ik heb het allemaal meegemaakt.
Peter bleef Peter.
Tijdens mijn studie theologie in Brussel merkte ik dat docenten de Pinkstergemeenten toch min of meer onder sekten schaarden.
Via een Waalse medestudent kwam ik in contact met zijn thuisgemeente de Église Réformée in Seraing, een industriestad bij Luik. In het eerste gesprek met zijn dominee zei deze tegen mij: "Peter, zoek naar de vervulling met de heilige Geest, want zonder die vervulling en zonder Zijn gaven kun je jouw werk als predikant nooit doen".
Deze predikant had veel te maken met demonische verschijnselen, confrontaties met de duivel, omdat in heel de Maasstreek er in ieder dorp of stad kerken stonden van de Antoinisten, waar occulte samenkomsten werden gehouden, magische praktijken plaats vonden. Tegen de christelijke kerken gebeden werd. In zijn pastoraat kwam deze predikanten veel occult beïnvloede mensen tegen.
Regelmatig nodigde hij in de gemeente predikanten uit van Pinkstergemeenten in Frankrijk en Zwitserland.
Ik heb me met volle overgave gegeven in het bestuderen van de bijbel, het volgen van deze charismatische conferenties in Seraing en in Noord-Frankrijk.
Is er méér?
Ja!
Nog steeds ervaar ik dat binnen veel traditionele kerken er onkunde is over de Persoon en het Werk van de heilige Geest. En onderschatting.
Onze kerken zijn ambtelijk ingericht en niet gavengericht.
We zouden méér voor zieken kunnen betekenen door de ziekenzalving uit Jakobus 5 toe te passen.
Het ontbreekt aan onderwijs.
Aan persoonlijke ervaring met de heilige Geest.
Is zo'n conferentie "There is more" nuttig?
Ja.
Maar waarom niet gewoon "Er is meer" en waarom halen we de deskundigheid altijd uit de USA?
Als Pinksterpredikant heb ik helaas veel ellende zien komen uit de USA.
Pinkstergemeenten zijn gesplitst op uit The States geïmporteerde hypes.
Ik hoop in de komende dagen hier méér over te schrijven.
(wordt vervolgd)
Peter Gerrets.
ER IS MEER (2).
Mijn leerschool wat betreft de persoon en het werk van de heilige Geest was niet mijn theologisch opleidingsinstituut, maar die Église Réformée in Seraing.
Na mijn eerste studiejaar werd ik in de zomer van 1971 uitgenodigd als medewerker bij het zomerkamp van de Franstalige Hervormde Gemeenten, dat gehouden werd in Lustin in de Ardennen.
De organisatie lag in handen van de gemeente in Seraing. Leeftijdscategorie van 6-18 jaar. Mij werd gevraagd de leiding op me te nemen van een groep jongens van 16-18 jaar.
De beheersing van de Franse taal was knudde. Ik werd voor de leeuwen gegooid.
In Lustin stond een enorm gebouw met slaapzalen met stapelbedden, er waren voldoende sanitaire voorzieningen, een grote eetzaal. Een grote gebedstent.
Voldoende speelruimte.
Dagelijks programma's afgestemd op de verschillende leeftijdsgroepen.
In totaal zo'n 120 kinderen en tieners.
Er is meer!
Belangrijk: de gebedstent.
De hele dag door kon je daar terecht voor gebed. Daar werd door leiding en jongeren gebeden voor alle onderdelen van het programma.
Dáár verbaasde mij het aantal kinderen dat hardop bad. Ik hoorde een jongen van 6/7 jaar bidden voor de bekering van zijn oudere broer die ook deelnam aan het zomerkamp. Ik kneep in mijn armen. Zag ik het goed, hoorde ik het goed?
Zo'n jong kind. Gebed, gebed, gebed.
Dat was de motor. Als leiding baden we, kinderen, tieners liepen de gebedstent in en uit. Daar werd onder tranen gebeden.
Er was voldoende gelegenheid voor sport en spel. Speurtochten. Een kampvuur.
Bijbelvertellingen voor de kinderen, bijbelstudies voor de tieners en 's avonds een bijeenkomst in de eetzaal die omgebouwd werd tot samenkomstzaal.
De predikant van Seraing leidde die avonden. Er werd veel gezongen. Een korte verkondiging. Een uitnodiging.
Zó zag ik kinderen en tieners naar voren komen voor voorbede en om hun hart aan Christus te geven.
De broers en zussen waarvoor in de tent door kinderen voor gebeden was, kwamen tot bekering.
Er werd met zieke kinderen en tieners gebeden.
Dáár leerde ik de kracht van God kennen die zich openbaart op gebed, voorbede onder handoplegging.
De geweldige eenheid in het leidinggevend team.
In de zomer van 1972 was ik er weer.
Hetzelfde herhaalde zich.
Maar nu werd het persoonlijk. Van tijd tot tijd had ik perioden met verschrikkelijke hoofdpijnen. Ik vroeg op een dag om gebed. Ds. Carl Ledune zei me: Je kent Jakobus 5 toch wel. Ga dat eerst maar eens lezen. Ik ging naar mijn slaapzaal. Pakte mijn bijbel. Néé, dit was nog nooit tot mij doorgedrongen.
Is er iemand onder u ziek? Roep dan de ouderlingen van de gemeente, opdat zij met jou het geloofsgebed bidden en je met olie zalven in de naam van de Heer.
Als er zonde in het spel is: spreek dan die zonde uit. De zieke belijdt zijn of haar zonde aan de ouderlingen én de ouderlingen tegenover de zieke.
De belofte is: redding.
Met stijgende verbazing las ik dit.
Mijn reactie: Aan mijn lijf geen polonaise.
Maar daarmee verdwenen die hoofdpijnaanvallen niet. Uiteindelijk heb ik om voorbede gevraagd. Predikant en leidinggevend team hebben zich eerst biddend voorbereid en toen werd ik gezalfd en is er onder handoplegging met mij gebeden. De hoofdpijnaanvallen verdwenen en zijn nooit meer teruggekomen. Maar de predikant bad samen met het team ook voor de vervulling met de heilige Geest. Maar ik wist niet wat ik dan zou ervaren. In eerste instantie: niets.
Twee dagen later was ik thuis in Delft bij mijn ouders. Op zondagmiddag ging ik naar onze wijkkerk, de Maranathakerk.
Om 17.00 uur zou er een bejaarde hulppredikant voorgaan, die ik graag hoorde preken. Toen, in 1972, werden de middag- en avonddiensten al slecht bezocht. Misschien waren er 40 kerkgangers. Ik zat vooraan. Toen broeder van der Hout de kansel beklom overkwam mij iets merkwaardigs. Het was alsof er een warme golfstroom van mijn hoofd naar mijn voeten ging. Het herhaalde zich eindeloos. Ik voelde handen op mijn hoofd, op mijn schouders. Ik keek om, maar er stond niemand. Een stem sprak in mijn hart: 'Jij bent mijn zoon. Jij bent mijn erfgenaam. Jij bent mijn dienstknecht'.
Er kwam een diepe vrede, een intense blijdschap. Gedurende de hele kerkdienst voelde ik die warmte en hoorde ik die woorden. Na de zegenbede vroegen de mensen in mijn bank en achter mij: 'Wat is er met u gebeurd?' Ik wist het niet, maar ik ging naar de consistorie en zei tegen de bejaarde broeder: 'Weet u wat er met mij gebeurd is?' Hij antwoordde: 'Toen ik de kansel beklom zei de heilige Geest mij: op de eerste rij wordt op dit moment een jongeman vervuld met de heilige Geest'.
Als je tot geloof komt in Jezus, ontvang je op hetzelfde moment de inwonende heilige Geest. Hij is het teken en zegel dat jij vanaf dat moment Gods eigendom bent.
Dat maakt jou tot christen (Efeziërs 1:13-14, Romeinen 8:9).
Er bestaan geen christenen zonder de heilige Geest.
Maar in Efeziërs 5:18 gebiedt Paulus de gelovigen letterlijk: 'Wordt (doorlopend) vervuld met de heilige Geest'.
En dát is wat ik ervoer die zondagmiddag en dát was de verhoring van het gebed van ds. Carl Ledune en het leidinggevend team enkele dagen daarvoor.
In de charismatische Hervormde Gemeente in Seraing heb ik de heilige Geest aan het werk gezien.
Vóór de diensten bad niet alleen de kerkenraad, maar alle gemeenteleden waren welkom. Zolang de diensten duurden was er een gebedsteam dat voorbede deed. Tijdens de diensten werd aan de gemeenteleden de gelegenheid gegeven hardop te bidden, eventueel een woord van profetie door te geven.
Gemeenteleden mochten getuigenissen geven. Na de diensten was er gelegenheid voor pastoraal gesprek en voorbede.
In deze gemeente heb ik belijdenis van geloof afgelegd in de doop door onderdompeling met nog 7 anderen.
En mijn dooptekst:
"Maar gij hebt volharding nodig om de wil van God doende te verkrijgen hetgeen beloofd is" (Hebreeën 10:36).
(wordt vervolgd)
ER IS MEER (3).
In de Apostolische Geloofsbelijdenis staat slechts: "Ik geloof in de heilige Geest".
Het is heel bijzonder om de persoon en het werk van de heilige Geest te leren kennen.
Toch is Hij voor velen de grote Onbekende.
In mijn leven ben ik mij bewust van Zijn aanwezigheid, Zijn werk, Zijn autoriteit, Zijn onverwachte leiding.
Eerder vertelde ik op Facebook dat mijn credo m.b.t. de heilige Geest is: "De wind waait waarheen hij wil. Je hoort zijn geluid, maar je weet niet vanwaar hij komt en waarheen hij gaat. Zó is het met een ieder die uit de Geest geboren is".
Dit was de tekst in de Église Réformée in Amay in de dienst om 09.00 uur, voorafgaande aan de doopdienst in Seraing die daar om 10.45 uur begon.
Deze tekst stempelt mijn geestelijk leven.
Een wedergeboren kind van God is even onvoorspelbaar als het waaien van de wind, evenals de heilige Geest.
Mijn vraag: ervaren jullie die onvoorspelbaarheid van de heilige Geest?
Is jullie geestelijk leven avontuurlijk?
In het jeugdkamp in Lustin sloot ik op mijn slaapzaal de dag met gebed. Toen ik amen zei begon één van de jongeren te bidden, en weer één, en weer één. Ieder bad.
Plotseling begon één van hen onder tranen zijn zonden te belijden, en weer één en weer één. Allen huilden. Het ging verder met dat de één voor de ander voorbede deed en weer ging het van de één op de ander. Daarna gebeden van lofprijzing. Eén vroeg aan mij of we met de hele groep naar buiten konden. En zó stonden we in onze nachtkleding in een kring op het binnenplein beschenen door de maan. We stonden daar met z'n twaalven en beëindigde daar het gebed.
Het was 03.00 uur. Zonder het te merken hadden we méér dan 3 uur gebeden.
De andere dag getuigden deze jongeren van wat de Heer die nacht had gedaan.
In verschillende kerkdiensten die ik als student leidde, kwam tijdens de verkondiging de heilige Geest over de gemeente en na het amen begonnen de aanwezigen te huilen, hun zonden te belijden en kwam er daarna grote vreugde over de gemeente, bijvoorbeeld in de Église Protestante in Wavres (Waver) niet ver van Brussel.
Zulke gebeurtenissen overrompelen, kun je niet organiseren. Ik had vaak het gevoel: ik sta erbij en ik kijk ernaar.
Mijn verlangen was in België blijven.
Predikant worden binnen de Franstalige Hervormde Kerk of binnen de Verenigde Protestantse Kerk van België.
Ik was teleurgesteld toen ik een beroep kreeg van de Volle Evangelie Gemeente in Enschede.
Ik heb immers de Persoon en het Werk van de heilige Geest leren kennen in de traditionele kerk?
Ik bezocht wel diensten in de Volle Evangelie Gemeente in een wijk van Brussel, maar mijn werk zou liggen binnen de traditionele kerk.
Gebed, aanhoudend gebed.
Ruimte, alle ruimte geven aan de heilige Geest in mijn persoonlijk leven, in mijn werk, in de erediensten in de gemeente, in het pastoraat.
Je laten verrassen.
God maakte me duidelijk dat ik het beroep uit Enschede moest aannemen.
Van een predikantsweduwe uit Markelo moest ik een zeer belangrijke les leren.
Mevrouw Ger Schellenberg beschouw ik nog altijd als mijn geestelijke moeder.
Op mijn vrije maandagen bezocht ik haar en hadden we belangrijke gesprekken en altijd deden we voorbede voor elkaar en voor de gemeente van de Here Jezus Christus.
Nog altijd ben ik blij dat zij mij recht op de man af durfde vragen: "Peter, versta jij de stem van de Heer?"
Natuurlijk antwoordde ik: "God spreekt alleen door Zijn Woord". Punt uit!
En zij reageerde: "Inderdaad, in de Bijbel lezen we Zijn Woord, maar als je de Bijbel leest als een liefdesbrief, hoor je dan de stem van jouw Geliefde?"
"Ken je de stem van de Goede Herder?"
Nee.
Die kende ik niet.
Het heeft mij intensief bezig gehouden.
De volgende dag sloot ik mij op in mijn studeerkamer en ik zei: "Heer, als U echt tot mensen spreekt, geef ik U de gelegenheid tot 12.00 uur om iets te zeggen".
En ik werd stil. Op dat moment merkte ik hoe overspannen mijn gedachtenleven was. Ik dacht aan alles wat ik moest doen. Het kostte me méér dan een uur om tot rust te komen. En toen bracht de heilige Geest mij de ene tekst na de andere te binnen over de stilte, het zitten aan de voeten van Jezus, en dat schapen alleen maar de stem van hun herder kennen en gehoorzamen.
Vanaf dat moment, die dag, nam ik dagelijks na mijn gebed een tijd van stilte in acht.
En mijn ervaring tot op vandaag is: je krijgt antwoord op gebeden, wijsheid, inzicht.
Het was niet langer meer een probleem waarover ik preken moest. God gaf inzicht in de problemen van mensen. In Enschede en later in Den Haag maakte ik weinig afspraken meer voor huisbezoeken.
's Morgens ontving ik de namen van hen die ik die dag bezoeken mocht.
Steeds beter ben ik gaan begrijpen wat Paulus in Efeziërs 2:10 bedoelt met de door God voorbereide werken.
Er is meer!
Ja!
Maar: dát méér is ons als kinderen van God al gegeven in ons: de heilige Geest.
Grote en indringende en persoonlijke vraag: "Krijgt die in ons wonende heilige Geest de volledige ruimte om tot ons te spreken, om dóór ons te spreken in pastoraat en eredienst, luisteren wij wel écht en hebben wij het lef om wat hij zegt in praktijk te brengen?"
Wij verlangen naar méér!
Maar God verlangt naar méér van ons!!!
De heilige Geest vraagt méér ruimte in ons verstand, méér ruimte in onze emoties, méér ruimte in onze geest.
Je gaat naar zo'n conferentie: There is more.
Je wilt een ervaring met de heilige Geest?
Een gave ontvangen?
In tongen spreken?
Profeteren?
Gaven van genezingen?
Onderscheiding van geesten?
Er wordt zo vaak gesproken over de spectaculaire gaven.
Er hebben weinig mensen in de rij gestaan om te vragen voor de gaven van:
Helpen
Barmhartigheid bewijzen
Mededeelzaamheid
Besturen
Leiding geven
Vertolking van tongen.
In de praktijk ervaar ik dat in bepaalde omstandigheden de heilige Geest je die gave geeft die op dat moment nodig is.
Ik vraag me af of jij de heilige Geest de gelegenheid geeft om door jou heen te spreken, te bidden, te genezen, leiding te geven, te delen van jouw bezit?
En hoeveel inspraak heeft de heilige Geest in jouw kerkdienst?
Wat doe je als kerkgangers onder de Woordverkondiging gaan huilen, spontaan God aanbidden, schuld belijden?
Durf je dan een stap opzij te doen?
Wat ik in België heb ervaren met de heilige Geest in vrije groepen en in traditionele kerken heb ik zelden meegemaakt in Nederland.
Noch in Evangelische- en Pinkstergemeenten noch in traditionele kerken.
Hier is alles dichtgetimmerd in dogma's, doctrines, regels en voorschriften.
Onze liturgie staat vast. De heilige Geest moet maar werken tijdens onze voorbereidingen. In de samenkomst of eredienst komt hij te laat.
Christenen zijn net zo onvoorspelbaar als de Geest? Ik merk er weinig van.
Als christen heb je een avontuurlijk leven?
De niet-christenen worden niet gauw jaloers op ons 'saaie leven'.
Ik schrijf nogal ongenuanceerd.
Ja, opdat we als gelovigen, als ambtsdragers, als voorgangers en predikanten ons eens gaan afvragen: "Waarom doen we in de kerk of in de gemeente wat we doen?"
"Kan en mag de heilige Geest interveniëren als Hij dat wil?"
Is die inwonende heilige Geest een duif in een hermetisch afgesloten kooi?
Of mag Hij rondvliegen in ons leven, ons gidsen, ons bij de hand nemen naar onbekend terrein?
Lieve vrienden, overdenk dit eens voor het aangezicht van God.
(wordt vervolgd)
Peter Gerrets.
ER IS MEER (4).
Essentieel is dus:
1. Ons verdiepen in de Persoon en het Werk van de heilige Geest;
2. Gebed, persoonlijk en gemeenschappelijk;
3. De bereidheid om de heilige Geest die in elke wedergeboren gelovige woont de volledige ruimte te geven, zodat Hij in ons en dóór ons kan doen wat Hij wil;
4. Na te denken hoe wij mogelijkerwijs Hem in de weg staan door onze tradities, gewoonten, regels en voorschriften;
5. Leren luisteren naar de stem van de Goede Herder, dat betekent stilte beoefenen.
Mijn leven is daardoor avontuurlijk geworden.
In niet-traditionele kerken ervaar ik meer ruimte.
Je hebt alle vrijheid om de 'vaste liturgie' te doorbreken.
Er is ruimte om iemand een getuigenis te laten geven van wat hij of zij recent met de Heer heeft ervaren.
Er is ruimte voor gebed door gemeenteleden.
Als iemand iets namens de Heer wil delen, kan dat. En zo'n woord kan onmiddellijk getoetst worden.
Soms ervoer ik dat God van mij vroeg om kerkgangers naar voren te laten komen voor voorbede.
Ik sprak ooit in een koffiebar van Youth for Christ in Arnhem. Een vriend was meegegaan, een gebedspartner van mij.
De heilige Geest maakte hem duidelijk dat er één jongeman tot bekering moest komen. In stil gebed zei hij tegen God: "Ik weet nu dat U dat wilt, maar Peter laat zelden mensen naar voren komen. Wilt U het hem duidelijk maken".
Aan het slot van mijn toespraak, sprak God tot mij: "Er is één jongeman die zijn leven aan Mij wil overgeven".
Na het amen, zei ik: "Er is hier één jongeman die zijn leven aan God wil toevertrouwen". En direct zei een jongeman: "Ja, ík!" En zo mocht ik hem tot Jezus leiden.
Het is mij gebeurd dat ik sprak in een Evangelische Kerk. In die gemeente waren er problemen waar ik niets van wist. Blijkbaar heb ik in die preek het probleem besproken en hoe dat probleem op te lossen. Op dát moment werd mijn preek een woord van kennis (ik kreeg van God door wat ik van niemand te weten was gekomen) en een woord van wijsheid (ik kreeg van God de oplossing).
Het is me overkomen dat de heilige Geest bij de voorbereiding van een preek tegen me zei: "Schrijf op wat Ik tot je spreek en geef dat door aan de gemeente".
Ik durfde niet. Ik kan toch niet een 'preek' voorlezen? Maar Gods Geest bond het op mijn hart. Ik heb gedaan wat God vroeg en die boodschap was profetisch. Het handelde over mensen in die gemeente die occult beïnvloed waren, mensen die beeltenissen van afgoden in huis hadden en dat God vroeg die te vernietigen.
Later bleek de uitwerking groot te zijn.
De kerkenraad heeft die preek gekopieerd en verspreid door de hele gemeente en mensen braken met het gaan naar occulte genezers en mensen verbrandden hun voorwerpen.
Ik was zelf niet op de hoogte van de toestand in die gemeente.
In Rockanje kwamen bij ons in onze Evangelie Gemeente Vredeheim veel leden van de plaatselijke Gereformeerde Kerk. Onze kerkdiensten begonnen om 14.30 uur op zondagmiddag.
Overigens was ik bevriend met ds. Luc Bouman. Een gereformeerde zuster vroeg mij om de ziekenzalving. Zij had zeer ernstige ontstekingen aan haar been, een wond die niet wilde sluiten. Ik zei haar: "Lieve zuster, u bent hier gast. In Jakobus 5 staat dat u de oudsten van uw gemeente tot u moet roepen". Haar antwoord begreep ik wel: bij ons in de Gereformeerde Kerk is de ziekenzalving onbekend. Tóch stuurde ik haar naar haar eigen predikant. Die werd in verlegenheid gebracht. Zij noemde hem de bijbelpassage. Hij nam de tijd dit te bestuderen en erover te bidden. Hij sprak erover met zijn kerkenraad en in de classis. En iedereen zei tegen hem: "Dit is een bijbelse opdracht. Breng het in praktijk". Zó heeft hij deze vrouw gezalfd en met haar gebeden en...zij genas op hetzelfde ogenblik.
Niet tegen elke zieke, die niet van jouw gemeente is, zeggen dat jij zult zalven en bidden. Haar herder en leraar was ds.Luc Bouman én ik verheugde me oprecht dat dáár het wonder gebeurde en niet bij ons.
En in huisbezoeken die ik aflegde zonder afspraken te maken, belde ik aan bij een oudere zuster. Het duurde even voordat zij open deed. De tranen sprongen in haar ogen. "Maar dit is onmogelijk". Ze vertelde dat ze zich zó beroerd voelde, zó ziek.
Toen ik aanbelde, sprak zij mijn antwoordapparaat in met de vraag: of ik zó spoedig mogelijk wilde langskomen.
En daar was ik al.
Opdat wij zouden wandelen in de werken die God van tevoren heeft voorbereid.
Deze tekst uit Efeziërs 2:10 wordt dan dagelijkse ervaring.
Zo werd ik in Enschede geroepen bij een jonge moeder met jonge kinderen. Samen met een ouderling ging ik erheen. Zij had gevraagd om de ziekenzalving. Ze leed aan een ongeneselijke vorm van kanker.
Samen met deze ouderling bad ik in de geparkeerde auto. Wat wilde God. En God sprak over koning Hizkia die 15 jaar aan zijn leven kreeg toegevoegd. We lazen het samen in de auto. Zó hebben we aangebeld. We hebben met haar gesproken. We hebben gebeden dat God haar in staat zou stellen haar kinderen op te voeden tot volwassenheid. We hebben haar gezalfd en gebeden en God verhoorde onze gebeden.
Vertel ik nu maar alleen succesverhalen?
Ik heb met vele zieken gebeden, niet állen genazen. Velen getuigden dat ze na de zalving draagkracht kregen.
Nee, niet allen genezen.
Wie beweren in Jezus' naam dat God alle zieken genezen wil, dwaalt.
Paulus zegt nadrukkelijk dat 'de verlossing van ons lichaam' toekomstig is.
Hij vertelt zelf dat zijn aardse tent aan slijtage onderhevig is.
Het áller-, allerbelangrijkste is dat mensen Jezus leren kennen als hun Redder, Verlosser en Heer.
Wie méér wil, krijgt te maken met Gods tegenstander. Hij wil niet dat wij dat verlossende en bevrijdende evangelie van Jezus Christus verkondigen.
Ik ging voor in Alblasserdam.
Op hét moment dat ik de bijbel opensloeg om de schriftlezing te doen, stond er achter in de kerk een man op, die al schreeuwend en wilde gebaren makend en vloekend naar voren kwam. Hij stond vlak voor me. En ik ervoer dat de kracht van de heilige Geest over mij kwam en met luide stem gebood ik in Jezus' naam dat de boze geest zou uitgaan en gaan naar de hel waar hij thuishoorde en alsof het een hond was, gebood ik deze man te gaan zitten en te luisteren naar de verkondiging. Hij ging zitten, even later liep hij naar zijn zitplaats en de dienst kon rustig worden voortgezet.
Later hoorde ik dat hij de viering van het Avondmaal de week daarvoor onmogelijk had gemaakt.
En dat er tegensprekers in de kerk tijdens de preek hun afkeuring luid bekend maken, ik heb er ervaring mee.
Denk goed na!!!
Wát bedoel je, als je zegt: Ik wil méér?
Op zoek naar hemelse ervaringen alleen?
Méér tools (gereedschappen) willen ontvangen voor de bediening?
Méér vrijmoedigheid ontvangen?
Mag jouw Zender méér van jou?
In het Oude Testament vroeg God één tiende deel van het bezit.
In het Nieuwe Testament vraagt God jou en dan helemaal.
Romeinen 12:1 een levend offer, ons lichaam.
Ik weet niet wie kennis nemen van deze serie. Ik schrijf voor allen, en ik hoop dat predikanten, ambtsdragers lezen, overdenken, bidden.
Want het roer moet om!
Onze theologische opleidingsinstituten brengen ons veel kennis bij.
Maar vorming van onze persoonlijke omgang met God?
Hoe kunnen we als predikanten en voorgangers en ambtsdragers kennis en omgangskennis overbrengen aan de gemeente als wij zelf zo weinig ervaren wie de heilige Geest is en wat hij doen wil?
Maar al wat ik schrijf is ook voor allen die geen ambtsdrager zijn. Aan elk van ons is de opdracht gegeven: "Wordt doorlopend vervuld met de Geest!" (Efeziërs 5:18).
(wordt vervolgd)
Peter Gerrets.
ER IS MEER (5).
Inmiddels is de conferentie van het Evangelisch Werkverband met het thema: 'There is more' donderdag begonnen.
Naar aanleiding van dit thema schrijf ik deze week mijn 5e artikel over: 'Er is méér'.
Is er méér?
-. Ja.
Is er méér te krijgen?
-. Naar mijn bescheiden inzicht niet.
Wat wordt er dan bedoeld met méér?
-. Gelovige kinderen van God verlangen om méér God te ervaren in hun leven en in hun kerk of gemeente. Gelovige kinderen van God verlangen naar méér zichtbare en hoorbare manifestaties van Gods kracht.
Men verlangt naar de doop in de heilige Geest en in vuur, naar de vervulling met de heilige Geest, naar bepaalde gaven van de Geest en wel bijzonder naar tongentaal, profetie en genezing.
Wat probeer ik duidelijk te maken in deze serie artikelen?
-. Dat we op het moment toen wij tot geloof kwamen wij de heilige Geest ontvangen hebben. Als teken en zegel dat wij vanaf dat moment Gods eigendom zijn.
Hij woont in ons, als dat niet zo was, dan waren wij geen christenen (Ef. 1:13-14 en Rom. 8:9). Het is niet te bevatten dat wat God óns gegeven heeft: de Geest van de Vader, de Geest van de Zoon.
De volheid van God in ons.
Door onvoldoende of geen onderwijs over die heilige Geest beseffen we niet hoe rijk wij zijn. De heilige Geest is de Onbekende.
Velen die naar conferenties gaan, hebben het idee dat ze nog iets of Iemand moeten ontvangen, wat ze nu niet bezitten.
De kwestie is: wij h e b b e n ontvangen, maar Paulus gebiedt ons: laat je doorlopend van die ontvangen heilige Geest vervullen! (Ef. 5:18).
En ik heb proberen uit te leggen dat dit betekent in hoeverre wij Gods Geest in ons toestaan om in ons en door ons te werken.
Is de Geest in ons gekooid, of is Hij vrij?
Sta ik Hem ter beschikking of niet?
Durf ik Hem te gehoorzamen, buiten mijn geijkte kaders te treden of niet?
In dat kader sprak ik over de noodzaak om de stem van de Goede Herder te verstaan.
De noodzaak van stilte na ons gebed.
In aansluiting op wat ik las op de website van het RD over deze conferentie beaam ik, dat het op bijbelse gronden niet te verdedigen is, dat anno 2017 de geestelijke gaven niet meer zouden werken. Dat de manifestaties van Gods Geest alleen maar plaats vonden in de tijd van het begin van de christelijke kerk.
Dat is dwaasheid én een dwaling.
Het Marcusevangelie eindigt met 'tekenen die de gelovigen zullen volgen' (Mc 16:9-20).
Spreken in tongen, handoplegging bij zieken, uitdrijven van demonen, uitzonderlijke bewaring.
Maar let hier weer op!!!
De tekenen volgen de gelovigen die Jezus volgen.
Dit is uitermate belangrijk.
Onze blik op Jezus en in ons kielzog komen de tekenen.
In de afgelopen méér dan 40 jaar heb ik met eigen ogen gezien dat de gelovigen de tekenen volgen en de predikers waarbij die tekenen plaats vinden.
Gelovigen volgen apostelen, profeten, evangelisten, wonderdoeners.
Wij lopen achter de genezingspredikers.
De ménsen worden belangrijker dan Jezus.
Ik ben misschien kritisch, maar dat is nodig. Velen worden aangetrokken door sensatie: we zoeken geloofservaringen, genezing, vervulling, profetie, vallen in de geest enzovoorts.
We lopen gebedsgenezers achterna.
Maar: de gelovigen zullen door tekenen en wonderen gevolgd worden.
Wij volgen Jezus Christus.
Omdat in onze eigen gemeenten en kerken en bij onze eigen voorgangers en predikanten er een daverende onkunde heerst, er geen onderwijs is over de persoon en het werk van de heilige Geest, de ziekenzalving niet wordt toegepast dwalen de schapen rond en lopen het enorme risico terecht te komen bij 'mannen en vrouwen Gods' die hen bieden wat zij zoeken.
En soms vrees ik dat gelovigen die wonderdoeners volgen uiteindelijk het risico lopen bij de Antichrist te eindigen die zal verschijnen met grote tekenen en wonderen.
Ik begrijp zieken, ernstig zieken, chronisch zieken.
Ik begrijp hen die leiding van God zoeken.
Ik begrijp dat gelovigen verlangen naar het ervaren van de aanwezigheid van God.
Vanuit kerken, reformatorische kerken, wordt er dan afkeurend gesproken over de Pinksterconferenties van de Stichting Opwekking, over genezingspredikers als David de Vos, Jan Zijlstra, David Maasbach, Joyce Meyer, Benny Hinn enzovoorts.
De traditionele kerken verzetten zich tegen Evangelische- en Pinkstergemeenten.
Maar mag ik jullie vragen:
"Je hebt de heilige Geest ontvangen toen je tot geloof kwam. Heb je wel eens gebeden: hoe wilt U door mij werken, welke gave wilt U door mij heen openbaren, welke plaats mag ik in Uw gemeente innemen?"
En...studenten, proponenten, predikanten, voorgangers: "Hebben jullie gebeden zó vervuld van Gods Geest te zijn dat die Geest jou de tools geeft in kerkdiensten, catechese, pastoraat om daadwerkelijk God present te stellen in omstandigheden van gemeenteleden?"
Paulus was verbaasd en onthutst als gelovigen na jaren nog babyvoeding kregen. In 1 Kor. 3 nog steeds aan de melk? Aan het slot van Hebr. 5 nog altijd geen leraars?
Wat doen we toch in onze gemeenten, in onze kerken?
Voeden we op?
Voeden we op tot volwassenheid?
Herhalen we eindeloos de basisprincipes?
Leiden jullie kader op?
In één van mijn laatste gemeenten heb ik 17 jaar lang, zowel bij de horende als de dove gemeenteleden de huiskringleiders (m/v) opgeleid. We namen een uur voor bijbelstudie en een uur voor gebed. Ik heb ze mogen leren stil zijn, luisteren naar de stem van God en dat wat ze ontvingen te delen in de groep. Ik heb de gemeente regelmatig op woensdagavonden laten samenkomen voor ieder-heeft-ietsdiensten n.a.v. 1 Kor. 14:26.
Diensten waar je iets mee naar toe bracht.
Een getuigenis, een lied, een voorbede, een woord van profetie, een lofprijzing, een stukje onderwijs.
Want écht...onze standaarddiensten lijken niet op de wijze waarop de gelovigen destijds samenkwamen.
Vele kerken zijn domineeskerken.
Wáár is dat veelgeroemde 'priesterschap van alle gelovigen'?
Door het trainen van horende en dove huiskringleiders en de ieder-heeft-ietsdiensten werden er toekomstige ouderlingen, diakenen, diakonessen opgeleid. Ik gaf sommige gemeenteleden na training gelegenheid om te preken.
Alles in werking stellen om gaven te ontwikkelen ten dienste van de gemeente.
Eigenlijk kom je als predikant in een gemeente om jezelf overbodig te maken.
Er is méér.
Al in ons.
Wat in ons is wil door ons heen bidden, helpen, geven, woorden van God spreken, getuigen, zingen, aanbidden, voorbede doen voor zieken enzovoorts.
Er is wat huiswerk.
Gebed en overgave.
Onderwijs en training.
En de praktijk.
(wordt vervolgd)
Peter Gerrets.
ER IS MEER (6).
Eerder vertelde ik jullie dat ruim 40 jaar geleden ik deze uitspraak al hoorde.
Er is méér.
Het was niet voldoende, dat je tot geloof in Jezus Christus gekomen was.
Tot bekering.
Er werd gesuggereerd dat tot bekering komen, geloven in Jezus Christus niet voldoende was.
Want...had ik de doop in de heilige Geest ontvangen?
Dat was destijds een 'nieuwe term' voor mij. Als je gedoopt was in de heilige Geest, had je de heilige Geest ontvangen en hoe wist je dit dan zeker? Als je in tongen kon spreken.
Er is in mijn studietijd een periode geweest dat ik geloofde, dat er christenen waren zonder de heilige Geest en christenen met de heilige Geest.
Het duizelde me: bekering, wedergeboorte, de heilige Geest ontvangen, de doop in de heilige Geest, vervuld zijn van de heilige Geest.
Op een gegeven moment ben ik de bijbel grondig gaan onderzoeken.
Ik had veel boeken gelezen over de heilige Geest, vaak uit charismatische- en Pinksterkringen.
Maar wát onderwijst de bijbel?
Matteüs 3:11 (NB)
"Ik doop u met water, tot bekering, maar die na mij komt is sterker dan ik, ik ben niet bekwaam om hem zijn sandalen na te dragen: hij zal u dopen met heilige geestesadem (de heilige Geest) en vuur".
In Lucas 3:16 vinden we hetzelfde.
Het woordje 'met' water, Geest en vuur mag vertaald worden met 'in'
Dopen = onderdompelen - je dompelt iets onder in water, in Geest, in vuur.
Omdat de eeuwen door er in de kerk 'besprenkeld' is, spreken de bijbelvertalers over 'met'.
Wat mij bevreemd heeft, is dat de meeste auteurs van boeken over de heilige Geest bijna nooit spreken over de uitleg die Johannes de Doper zelf geeft.
Matteüs 3:12 (NB)
"zijn wan is in zijn hand en hij zal zijn dorsvloer door en door reinigen; hij zal zijn koren samenbrengen in zijn schuur, maar het kaf zal hij verbranden in een onblusbaar vuur".
Dit vinden we eveneens in Lucas 3:17.
Wáárover spreekt Johannes de Doper?
Het koninkrijk van de hemelen is op komst.
Je mag ook vertalen: de koning van de hemelen is op komst.
De beloofde koning, de beloofde Messias.
Als je Hem ontvangen wilt, zullen jullie je moeten voorbereiden.
Is de weg geëffend óf is die weg vol bulten en kuilen?
Daar moet werk verzet worden.
Er moet een gebaande weg zijn.
Bekeer je daarom.
Doe belijdenis van jullie zonden, want die maken de weg ongeschikt voor de komst van de koning, de komst van het koninkrijk.
En laat je dopen.
De doop door Johannes de Doper in de rivier de Jordaan, klopt dat theologisch wel??
In het Oude Testament lezen we niets over de doop. Maar de doop in water was niet onbekend. Als een niet-Jood Jood wilde worden, de God van Abraham, Izaak en Jakob wilde dienen, dan werd deze persoon aangezegd, dat hij de afgoden van zijn voorvaderen moest afzweren, dat hij moest breken met zijn verleden, dat hij zich voegde bij een volk dat gesmaad en gehoond werd, een volk dat gekenmerkt werd door lijden en dat hij zich toewijdde aan de God van Israël en dan moest deze vreemdeling zichzelf onderdompelen in stromend water. Dit noemde men 'de proselietendoop', de 'bekeerlingendoop'.
Bestemd voor heidenen.
Johannes de Doper doet nu net alsof alle mensen die toestromen, de meesten Joden, besneden Joodse mannen, zelfs schriftgeleerden, Farizeeërs, tollenaars 'heidenen' zijn.
Want hij roept iedereen op tot bekering, schuldbelijdenis en doop.
Zijn toespraak wordt grimmiger als hij de theologen ziet naderen.
Wie heeft jullie gewaarschuwd om te vluchten voor 'de aanstormende toorn' (Naardense Bijbel)?
De bijl ligt al klaar bij de wortels van de onvruchtbare bomen.
Die worden omgehakt en in het vuur geworpen, verbrand.
Dit is oordeelsprediking.
De komende koning zal korte metten maken met de onbekeerden, met schuldigen die hun zonden niet beleden hebben, die niet gedoopt zijn.
En dan volgen vers 11 en 12.
Kijk, zegt Johannes, ik doop jullie in water.
Op grond van jullie bekering en schuldbelijdenis.
Ik doe dat als slaaf van die komende Koning, een slaaf die ongeschikt is voor het nederigste werk: de voeten wassen van die komende Koning.
Ik kan niet in jullie harten kijken.
Ik doop in water op grond van jullie mondeling getuigenis.
Maar....bij Jezus valt de scheiding.
Hij scheidt echt van onecht.
In Zijn hand de wan, de zeef.
Hij staat op de dorsvloer.
Het geoogste graan ligt uitgespreid op de dorsvloer.
Met een stok werd het geoogste geslagen.
De graankorrels werden uit de aren geslagen.
Of men liet een os rondlopen in een kring en die vertrapte het graan, zodat de korrels uit de aren vielen.
Een nauwkeurige studie leerde me dat de dorsvloer in de bijbel vaak de plaats van het oordeel is of van het afgewende oordeel. Dorsen is oordelen.
Na het dorsen ligt er op de dorsvloer stro, graankorrels, lege aren.
Met de wan werd dat wat op de dorsvloer lag opgegooid tegen de wind in.
De graankorrels vielen neer en op een andere plek het stro en het kaf.
De doop in de heilige Geest betekent dat duidelijk wordt wat graankorrels zijn en wat kaf (afval).
De wind heeft scheiding aangebracht tussen dat wat van de Heer is en dat wat niet van de Heer is.
Het graan, de kinderen van het koninkrijk, wordt verzameld in de schuur, beeld van de gemeente.
Het kaf (en dat is niet het onreine wat ons aankleeft, maar kaf staat voor goddelozen) is bestemd voor het vuur (en vuur staat vaak in de bijbel voor het oordeel; eerder zei Johannes de Doper al dat bomen die geen goede vrucht voortbrengen zullen omgehakt worden en in het vuur geworpen).
Nog even bij het bijeenbrengen van het graan in de schuur: "want ook door één Geest zijn wij allen gedoopt tot één lichaam, hetzij Joden hetzij Grieken, hetzij slaven hetzij vrijen, en allen zijn wij met één Geest gedrenkt" (1 Korintiërs 12:13).
Als Jezus zélf in Handelingen 1:5 deze uitdrukking gebruikt vlak voor zijn afscheid spreekt hij tot zijn leerlingen alleen over de aanstaande doop in de heilige Geest en niet over vuur.
Persoonlijk geloof ik dat 'de doop in de heilige Geest' en 'de doop in vuur' twee aparte gebeurtenissen zijn.
Nú leven we in het tijdperk dat Gods Geest graan verzamelt in de schuur.
Maar in de brieven wordt een dag aangekondigd die met vuur komt.
Jezus las in de synagoge voor: dat nu het aangename jaar des Heren is.
Hij zette daar een punt.
Maar hij had kunnen vervolgen met "en een dag van wraak voor onze God".
Dat deed hij niet.
Over weinige dagen ontvangen jullie de doop in de heilige Geest en over vuur sprak hij niet.
Nu is het 'het heden der genade' en aan het einde der tijden 'de dag des oordeels'.
Ik leg dat in komende studies verder uit.
(wordt vervolgd)
Peter Gerrets.
ER IS MEER (7).
Met de uitdrukking: 'ER IS MEER' werd destijds bedoeld: Nadat je tot bekering gekomen bent, nadat je tot geloof in Jezus Christus bent gekomen, moet je nog een stap verder gaan.
Bekering, tot geloof komen is de éérste zegen, maar absoluut noodzakelijk is de tweede zegen (the second blessing), namelijk de doop met de heilige Geest en met vuur, het ontvangen van de heilige Geest. En het onomstotelijk bewijs dat je die Geestesdoop ontvangen hebt, is het spreken in tongen.
In de vorige studie heb ik geprobeerd uit te leggen wat Johannes de Doper hiermee bedoelt.
Hij wijst Jezus aan als de Doper met/in de heilige Geest. Johannes de Doper kondigt als heraut de komst van de Koning en Zijn koninkrijk aan. Op die komst moeten alle mensen zich voorbereiden: Joden en niet-Joden. In Lucas 3 zien we onder Johannes' publiek: het gewone volk, de theologen, tollenaars, Romeinse soldaten, Jezus.
De weg moet geëffend, zonden en schulden beleden, en iedereen, of je nu door besnijdenis tot Gods verbondsvolk behoort of als niet-Jood je wil voegen bij dat Godsvolk gedoopt worden.
Maar zegt Johannes: als ik jullie in water doop ga ik af op jullie mondeling getuigenis.
Maar Jezus wéét wie bij God horen en wie niet.
Hij doopt met/in Geest en vuur.
Dat wil zeggen: hij verzamelt het geoogste graan, dorst het en werpt het gedorste met de wan tegen de wind in. De zwaardere graankorrels vallen neer en even verder het kaf, het afval.
Dus bij Jezus vindt de scheiding plaats tussen wat écht is en fake.
De wind, ruach, pneuma scheidt het kaf van het koren.
Het graan, dat zijn de kinderen van het koninkrijk van God, wordt verzameld in de schuur, de gemeente.
Het kaf wordt in een onblusbaar vuur verbrand.
In de gelijkenis waarin de knechten van de boer tot hun schrik merken dat er tussen het échte tarwe, dolle tarwe (dolik) is gezaaid en opkomt en zij onmiddellijk dat dolik willen uitrukken, zegt de boer: 'laat ze samen opgroeien tot de oogst'.
Als je nu dolik uittrekt, trek je waarschijnlijk ook tarwe mee uit, omdat ondergronds de wortels van beide door elkaar groeien.
En bij de uitleg zegt Jezus: het goede tarwe dat zijn de kinderen van het koninkrijk. En dan zegt Jezus iets merkwaardigs. Wie zijn de maaiers?
De boerenknechten? Nee! De engelen.
(lees Matteüs 13:24-30, 36-42).
De kinderen van het koninkrijk worden verzameld in de schuur, maar de kinderen van de boze wacht de vuuroven.
Is de doop met/in de heilige Geest en vuur één gebeurtenis? Velen zeggen: Ja!
Kijk maar naar Handelingen 2. Er is wind en vuur. We vergeten dat er een geluid was als van een geweldige windvlaag en dat er boven de hoofden van de 120 tongen verschenen als van vuur.
Als van. Het stormde niet. Maar er was stormgeluid. Er brandde niets. Iets boven de hoofden leek op vuurvlammen.
Wat betekende dit? Dat de Doper in Geest en Vuur op die dag met Zijn bediening begon. Eerst als Doper in de heilige Geest, bij de voleinding als Doper in Vuur, want dan rekent hij af met de kinderen van het kwaad.
Hier neem ik een verschrikkelijke verwarring waar.
Kinderen van het Koninkrijk worden op het moment dat zij tot geloof komen gedoopt met/in de heilige Geest, zij ontvangen de inwonende en de voor altijd in hen blijvende Geest.
De Vuurdoop is, God zij dank, niet voor hen bestemd.
Hier gaan graag gezongen liederen de mist in.
In 'Doorgrond mijn hart en ken mijn weg o Heer' komt de regel voor: 'Doop mij met vuur, opdat ik mij niet meer schaam'.
Niet zingen dus: het is bijbels gezien vragen om het oordeel.
En dat andere lied: 'Heer, Uw licht en Uw liefde schijnen' met in het refrein: 'Stort op ons Uw vuur'. Niet zingen.
Wat in één adem gezegd wordt, is niet altijd één en hetzelfde gebeuren.
In charismatische kringen wordt vaak gezegd: ja, de heilige Geest reinigt ons met vuur. Of de heilige Geest verwarmt ons. Dit vuur, dit onblusbare vuur, houdt niet op. Het is het blijvende oordeel van God over mensen die willens en wetens Jezus Christus hebben afgewezen.
Lees 2 Thessalonicenzen 1:7-10
"en aan u die verdrukt wordt verademing met ons in de openbaring van de Heer, Jezus Christus, vanuit de hemel met de engelen van zijn kracht in een vlammend vuur, wanneer hij wraak oefent aan wie God niet kennen en aan de verkondiging van onze Heer, Jezus, niet gehoorzamen en die als straf een eeuwig verderf zullen ondergaan, ver van het aanschijn van de Heer en van de heerlijkheid van zijn kracht, wanneer hij komen zal om verheerlijkt te worden in zijn heiligen en bewonderd in allen die zijn gaan geloven, omdat ons getuigenis bij u is geloofd, op die dag".
Wordt hier wel eens over gepreekt?
In het boek Handelingen lezen we verslagen over iets heel nieuws.
Uitzonderlijke gebeurtenissen.
De komst van de heilige Geest in Jeruzalem en Judea (hoofdstuk 2), de komst van de heilige Geest in Samaria in hoofdstuk 8. De komst van de heilige Geest in niet-Joden, het huis van Cornelius in hoofdstuk 10. De komst van de heilige Geest in de leerlingen van Johannes de Doper in hoofdstuk 19.
Opmerkingen die ik vaak in onze Pinksterkerken gehoord heb, zijn te simpel en onterecht.
Ik noem ze:
1.
Zie je, je kunt een discipel van Jezus zijn en tóch de heilige Geest niet ontvangen hebben.
2.
De Samaritanen kwamen tot geloof en werden door Filippus gedoopt in water en tóch ontvingen ze de doop in de heilige Geest niet.
3.
De leerlingen van Johannes de Doper waren gedoopt in water en hadden de heilige Geest niet ontvangen.
4.
Zie je nou wel dat iedereen die in de heilige Geest gedoopt wordt in tongen spreekt en gaat profeteren?
En men gaat volkomen voorbij aan het feit dat dit unieke situaties waren.
Onder het oude verbond dat duurde tot aan het Pinksterfeest in Handelingen 2 was de heilige Geest werkzaam, zelfs bij de schepping, als de heerlijkheid Gods die tabernakel en tempel vervulde, werkzaam in bijzondere mensen, profeten, priesters, koningen, op hen, bij hen, in hen, maar....niet voor altijd blijvend en wonend in alle gelovigen. De Geest kon ook weggenomen worden. Dat wordt vanaf Handelingen 2 ánders. Elke gelovige ontvangt de heilige Geest permanent inwonend.
In Handelingen 8 evangeliseert Filippus in Samaria. De provincie die altijd door de Joden gehaat en gemeden was.
Simon, de occulte genezer had daar mensenmenigten op de been gebracht, had de bevolking verbijsterd met zijn tekenen en wonderen. Ze waren in de ban van Simon. Als Filippus komt, raken de mensen in de ban van Filippus, zelfs Simon. Samaritanen komen tot geloof. Filippus doopt hen op hun belijdenis, maar de doop in de heilige Geest blijft uit.
Petrus en Johannes, vertegenwoordigers van de moedergemeente Jeruzalem moeten erbij komen. Waarom?
Stel je voor dat er een christelijke gemeente was ontstaan in Samaria, dan was die kerk nooit erkend door Jeruzalem. Filippus deed niets verkeerd. Door de komst van Petrus en Johannes zijn deze zélf getuige dat de Samaritanen dezelfde Geest ontvangen als hen. Daarmee worden de gelovigen in Samaria erkend door de moedergemeente Jeruzalem.
En Simon de tovenaar, die belijdt dat hij in Jezus gelooft en zelfs gedoopt is, blijkt kaf te zijn.
De leerlingen van Johannes de Doper hadden beperkte kennis.
Paulus vraagt: "Hebben jullie de heilige Geest ontvangen toen jullie tot geloof kwamen?" Want dát is nu de norm.
Dan blijkt hun onkunde wat betreft het door Jezus volbrachte verzoeningswerk en wat betreft de heilige Geest.
Paulus legt hen in alle rust alles uit en daarop worden ze in water 'overgedoopt', maar nu in de naam van Jezus en ontvangen ook zij de heilige Geest.
In de volgende studie verklaar ik de verschillende termen die gebruikt worden voor één en hetzelfde gebeuren.
(wordt vervolgd)
Peter Gerrets.
ER IS MEER (8).
In reacties lees ik dat over de persoon en het werk van de heilige Geest veel verwarring is.
Deze studies proberen te ontwarren.
Heel helder is:
1. Is er méér?
-. Nee.
2. Is het goed te verlangen naar méér ervaringen in de omgang met God?
-. Ja.
3. Moet ik dan nog iets van God ontvangen?
-. Nee.
4. Heb ik de heilige Geest ontvangen?
-. Als ik vertrouw op Jezus' volbrachte werk in lijden, sterven en opstanding dan is het antwoor: ja!
5. Wat is daarvoor de bijbelse basis?
-. Efeziërs 1:13-14. In de grondtekst lezen we dat we op het moment van geloven de heilige Geest ontvangen als teken en zegel dat we voor altijd Gods eigendom zijn. Romeinen 8:9. In deze tekst zegt Paulus dat we Christus niet toebehoren als we de heilige Geest niet ontvangen hebben. Johannes 7:39. Degenen die geloven ontvangen de heilige Geest.
6. Wij hebben meer!
-. Een geliefde broeder stuurde me in een reactie deze leus toe: WE HAVE MORE in plaats van THERE IS MORE.
Door gebrek aan onderwijs weten en beseffen we niet wat we al hebben ontvangen in Christus, in de heilige Geest.
7. Hoe kunnen we méér ervaren van die in ons voor altijd wonende heilige Geest?
-. Paulus spreekt in Efeziërs 5:18 over: "Wordt (dat is een opdracht) doorlopend vervuld met de heilige Geest!"
Dat is: vraag dagelijks of die heilige Geest de leiding over de dag in handen neemt.
Heilige Geest, help mij in liefde die ander te benaderen, of help mij die ander te zegenen, help mij die ander te troosten, of: geef mij wijsheid om te antwoorden, geef mij een lied, geef mij een woord.
Maar nu ga ik verder met het aangekondigde onderwerp. De veelheid aan termen. Termen die één en hetzelfde bedoelen.
Vandaag staan Handelingen 10 en 11 centraal.
Petrus logeert bij Simon de leerlooier in Joppe, kustplaatsje. Tegen etenstijd gaat hij het dak op, het platte dak, om daar te bidden. Ik denk dat de etensgeuren naar boven stegen. Petrus krijgt een visioen dat over eten gaat. Niet over lekker eten.
Hij ziet een uitgespannen laken dat krioelt van 'onreine' dieren. Meestal zijn dat de lijkenpikkers, de aaseters. In de spijswetten die aan het volk Israël gegeven zijn, is het verboden om deze dieren te eten. Petrus hoort een stem: Sta op, slacht en eet. En dat weigert hij consequent. Ik zou zeggen 'met de hand op de Thora'. Tot driemaal toe ziet hij hetzelfde. Tot driemaal toe krijgt hij dezelfde opdracht. Tot driemaal weigert hij. Ik heb nooit iets onreins gegeten.
Maar Gods Geest zegt tot hem: "Moeten wij dat wat God rein verklaard heeft onrein achten?"
God heeft dat wat eerst onrein was, rein verklaard!
En dan wordt er beneden aangebeld. Daar staan afgezanten van een Romeinse legeroverste Cornelius die naar Petrus vragen. Hun verzoek: Wilt u meegaan met ons om Cornelius en zijn huis te bezoeken? Niet-Joden, heidenen, zijn onrein. Hun huis onrein. Nooit zou een Jood het huis van een Romeinse legeroverste betreden.
Maar dat visioen houdt Petrus bezig.
"Wat Ik rein verklaard heb, moet jij niet onrein achten".
Uiteindelijk gaat Petrus mee.
Dit is de ene kant van de geschiedenis.
En nu de andere kant.
Cornelius is inderdaad een Romeinse legeroverste. Maar...hij eert en respecteert de God van het volk dat onder Romeinse bezetting leeft. Hij bidt voortdurend en hij ziet om naar de Joodse mensen, is goed voor hen in woord en daad. Zijn hele huis zoekt God. Dat wil zeggen: zijn hele huisgezin, zijn staf, zijn personeel.
Uitzonderlijk. Tijdens gebed komt er een engel bij hem in een visioen. Niet te geloven! En die engel zegt: God weet waarom je bidt en Hij ziet wat je voor de mensen doet. Stuur afgezanten naar Joppe, naar het huis van Simon de leerlooier. Daar verblijft Petrus en vraag of hij meekomt om jou te bezoeken.
Wel dat vertellen de afgezanten van Cornelius aan Petrus en Petrus gaat op de uitnodiging in en neemt enkele broeders uit Joppe mee.
Aangekomen in Caesarea, ontvangen in het huis van Cornelius vraagt Petrus: 'Waarom hebt u mij laten komen?'
Petrus vertelt dat het hem niet toegestaan is het huis van niet-Joden binnen te gaan en dat God hem overtuigd heeft dat wel te doen. En Cornelius vertelt zijn verhaal.
Hij heeft vele gasten uitgenodigd en zegt tegen Petrus: 'Vertel ons wat de Heer u heeft opgedragen'.
Vanaf 10:34 begint Petrus' preek.
'Ik merk dat God geen onderscheid maakt.
Ieder mens, afkomstig uit welk volk dan ook die eerbied heeft voor Hem en dat laat blijken in zijn daden, is bij Hem welkom.
Aan Israël is toevertrouwd dat God door Jezus vrede brengt. Deze Jezus is Heer over allen. En dan vertelt Petrus over Jezus. Over de zalving van God die op Hem rustte, zijn rondtrekken door het land, de wonderen van genezing en bevrijding van allen die zich in de macht van de uiteenwerper bevonden. Ik ben daar getuige van geweest. Hij vertelt over zijn kruisiging en zijn opstanding.
Dat daar getuigen van zijn. En dat de getuigen de opdracht gekregen hebben om te verkondigen dat alleen door Jezus te geloven er vergeving van zonden mogelijk is.
En let nu op:
:44
Tijdens de preek 'valt de heilige Geest op alle toehoorders'.
:45
De Joodse gelovigen die met Petrus waren meegekomen zijn verbaasd dat over deze Romeinen 'de gave van de heilige Geest' is uitgegoten.
:46
Want die toehoorders spreken in tongen en maken God groot.
:47
Petrus concludeert: dat de doop in water niet onthouden mag worden aan hen die evenals zij 'de heilige Geest hebben aangenomen/ontvangen'.
Ja, en dan komt er gedonder in de kerkenraad.
Want in Jeruzalem horen ze wat er gebeurd is en dat er regels overtreden zijn.
Petrus gaat naar de broeders in Jeruzalem. De aanklacht: 'Jij bent het huis van onbesnedenen binnengegaan en hebt met hen gegeten' (11:3). De sfeer was grimmig, want alle besnedenen spraken hem veroordelend toe (11:2). Dat 'heidenen' ontvankelijk blijken voor het Woord van God was geen reden tot vreugde (11:1).
Petrus vertelt in details wat hem overkomen is (11:4-14).
En dan wat er in Cornelius' huis gebeurde:
:15
Tijdens de preek 'valt de heilige Geest over hen', maar let op de toevoeging: 'evenals in het begin op ons'.
Net als in Handelingen 2, net zoals met ons op dat bijzondere Pinksterfeest.
:16
Petrus herinnert zich Jezus' woorden vlak voor zijn hemelvaart: "Jullie zullen gedoopt worden met de heilige Geest"
(zie Handelingen 1:5).
:17
Hoe kan ik God tegenhouden als hij dezelfde gave geeft aan hen als ook aan ons op het vertrouwen op de Heer Jezus Christus?
:18
Als de besnedenen, de Joodse kerkenraad, dit hoort, komen zij tot rust. Ze verheerlijken God en zeggen dan:
"God heeft aan de heidenen 'de bekering ten leven' gegeven".
Verschillende termen worden gebruikt voor één en hetzelfde gebeuren.
Gods Geest viel op hen.
Zij ontvingen de heilige Geest.
Zij werden gedoopt met/in de heilige Geest.
Zij namen de heilige Geest aan.
Zij werden bekeerd ten leven.
Net als de Joden op het Pinksterfeest.
En...dat alles op het geloof in de Heer Jezus Christus.
Conclusie:
Op het moment dat je tot geloof komt in Jezus Christus word je verzegeld met de heilige Geest, gedoopt met/in de heilige Geest, ontvang je de heilige Geest, word je tot geestelijk leven gewekt, komt de heilige Geest in je wonen, word je gezalfd met de heilige Geest, word je christen.
Dat is een éénmalige gebeurtenis.
Paulus zegt dan: Zorg ervoor dat je dagelijks doorlopend vervuld wordt met die heilige Geest.
Die vervulling kan ervaarbaar zijn.
In de volgende studie wil ik spreken over de kenmerken van een Geestvervuld leven.
Tenslotte, een waar gebeurd verhaal:
Jaren geleden kende ik een broeder uit Barendrecht met een grote liefde voor Israël. Ik was getuige van een gesprek dat hij voerde met een goede vriend uit Alblasserdam.
Hij vertelde: Wim, ik heb een merkwaardige droom gehad. Ik kreeg de opdracht om ervoor te zorgen dat ik op 25 mei a.s. om 09.00 uur 's morgens op het busstation in Bersheba moet zijn. Er zal een orthodoxe Jood op mij afkomen, die mij zal uitnodigen met hem mee te gaan naar huis. Ik heb dat huis gezien. Maar ik weet verder niet wat ik daar moet doen.
Wij vroegen: 'Ga je erheen?' Hij bevestigde dat. Deze bejaarde broeder zamelde ieder jaar geld in voor projecten in Israël, maar bracht het zelf naar die projecten toe.
Later was ik getuige van zijn reisverslag.
Hij was op die 25e mei om even voor negen op het busstation. Het was er rustig. Om 09.00 uur kwam er inderdaad een orthodoxe Jood in zwarte mantel met een zwarte hoed op boven zijn pijpenkrullen op hem af, reikte hem de hand en zei: 'U komt toch uit Nederland om ons meer over de Messias te vertellen?' En hij nodigde hem uit om naar zijn huis te komen. 'We wachten op u'.
Tijdens de wandeling vertelde deze Joodse man over het visioen dat hij gekregen had. In dezelfde maand dat deze Nederlandse broeder zijn droom had gekregen. En ook deze vertelde zijn droom. Het huis in Bersheba zag er precies zo uit. Binnen werd hij opgewacht door ongeveer 30 mannen.
Onze bejaarde broeder heeft een dag lang aan de hand van de profeten Jesaja en Jeremia gesproken over de Messias.
Hij vertelde deze mannen dat het bij ons gebruikelijk is dat mannen en vrouwen gelijktijdig onderwijs ontvangen. De volgende dag werd er een zaal gehuurd en onze Nederlandse broeder heeft gedurende in totaal 3 dagen mannen en vrouwen onderwezen. En zij schonken geloof aan dit onderwijs en zo is er een Messiaanse gemeente ontstaan nadat onze broeder al weer terug was in Nederland.
Zó zie je dat de heilige Geest nog precies kan werken als in bijbelse tijden.
Zó zijn er steeds meer Joden en Moslims die door dromen en visioenen in Jezus geloven.
Wat wordt ons leven avontuurlijk als we leren gehoorzamen aan wat de heilige Geest ons zegt!
(wordt vervolgd)
Peter Gerrets.
ER IS MEER (9).
In de Pinkstertheologie was men voorheen stellig: het bewijs dat je de doop in de heilige Geest had ontvangen was het spreken in tongen (talen).
Dus: elke christen kan in tongen spreken of bedoelde men: moet?
Maar wat is in hemels naam 'spreken in tongen'?
In de NBV wordt gesproken over 'klanktaal'.
Het is NIET: het spreken van een taal waarvoor je gestudeerd hebt. Christenen, uitgezonden naar het buitenland, die na taalstudie inheemse talen kunnen spreken, spreken niet in tongen.
Het is zó fout te denken dat de 120 mannen en vrouwen die in Handelingen 2 de heilige Geest ontvangen, in tongen spraken om de samengestroomde menigte het evangelie te verkondigen. Die samengestroomde menigte bestond uit Joden die afkomstig waren uit verschillende buitenlanden. Maar zij hadden het niet nodig om in hun huidige landstaal aangesproken te worden.
Want als Petrus gaat preken begrijpen ze hem allemaal zonder vertolking.
Paulus wijdt er een heel hoofdstuk aan, namelijk 1 Korintiërs 14.
Spreken in tongen is: spreken tot God en NIET tot mensen.
Wanneer dringt dit eindelijk door tot charismatische gelovigen?
Het is dus 'gebedstaal'.
En geen profetie, want dat is spreken tot mensen.
In tongen (talen) spreken is spreken in een onbegrijpelijke taal, zowel voor de spreker als voor de hoorders.
Uit Handelingen 2 blijkt dat de samengestroomde menigte ontdekte dat de 120 spraken in bestaande talen en dialecten van de landen, streken en plaatsen waar zij vandaan kwamen. Wat was de inhoud van dat spreken in tongen in Handelingen 2?
De 120 met de heilige Geest vervulden aanbaden God en spraken in hun gebeden over Gods grote daden.
Want dat doen we in onze gebeden. Luister naar de predikanten, voorgangers in onze erediensten.
Het kanselgebed is gebed en tegelijkertijd onbedoeld verkondiging. Het is: verootmoediging, het is schuld belijden, pleiten op het volbrachte werk van Jezus, danken voor vergeving, aanbidding om wie God is.
Soms zijn we zó overvol, zó onder de indruk van God en Gods Woord dat onze eigen taal niet toereikend is om Hem te verheerlijken.
Dan geeft Hij ons een andere taal om ons uit te drukken.
Een taal die we zelf niet beheersen en anderen niet begrijpen.
In :2 staat "maar door de Geest spreken wij verborgenheden uit".
In :4 staat, dat de gelovige die in tongen bidt zich persoonlijk opbouwt.
Het advies is: gebruik het bidden in tongen in de binnenkamer. Tenzij jij zélf of een ander in de gemeente kan uitleggen wat je gebeden hebt.
Want die gave is er ook: vertolken van tongen.
Maar in tongen bidden in de samenkomst of kerkdienst zonder vertolking bouwt de gemeente niet op (:5-13).
De van God ontvangen gaven moeten allereerst de gemeente opbouwen.
Wat gebeurt er eigenlijk als we in tongen bidden?
Mijn geest bidt, niet mijn verstand.
Ik bedenk niet wat ik ga zeggen. Gods Geest bidt door onze geest tot God, spontaan, het is een stroom die door mij heenvloeit. En in :14-17 lezen we dat we in tongen kunnen bidden, maar ook kunnen zingen.
Paulus dankt God voor de gave van het spreken in tongen.
Hij zegt: ik bid met mijn verstand en ik bid met mijn geest.
Maar hij blijft herhalen, dat het in de openbare gemeentebijeenkomsten nuttiger is om in verstaanbare taal te spreken.
Dus bidden in tongen in de binnenkamer.
Tenzij God jou of een ander de gave van vertolking geeft.
Wat mij hinderlijk overkwam is dat in charismatische kringen er vaak hardop of hoorbaar in tongen gebeden wordt en dat er daarna een profetie volgt.
Hoe kan een gebed, geadresseerd aan God in tongen, bij vertolking een woord van God zijn aan de gemeente??
Een gebed in tongen is na vertolking nog steeds een gebed en geen profetie.
En NEE spreken in tongen is geen bewijs van het ontvangen hebben van de doop in de heilige Geest.
Anders zou Paulus in 1 Korintiërs 12:30 niet schrijven: "niet allen spreken in vreemde talen, niet allen kunnen uitleg geven".
Ik ben vaak onaangenaam getroffen geweest door het slordige omgaan met deze gaven.
In de gemeenten die ik heb mogen dienen, heb ik bepaalde praktijken met de Schrift in de hand liefdevol gecorrigeerd.
Want dat doet Paulus ook in deze brief.
Persoonlijk heb ik deze gave mogen ontvangen.
Zeer sterk heb ik mogen ervaren dat in bepaalde situaties waarin ik mensen die onder invloed staan van Gods tegenstander ontmoette, de heilige Geest mij in tongen liet bidden, niet hardop.
Zachtjes in tongen meebiddend in voorbede voor mensen die occult beïnvloed zijn.
Maar ook op de kansel als ik Gods machtige tegenwoordigheid ervoer, terwijl de gemeente zong, zelf zachtjes in tongen biddend.
Romeinen 8:26 is wat je letterlijk ervaart. Soms weet je niet wat je bidden moet. De heilige Geest komt je dan te hulp.
Dat zuchten kan een gebed in tongen zijn.
God wéét dan dat je voorbede doet voor een medegelovige.
Zoals het gebed meerdere vormen kent, zó ook het bidden in tongen.
Het kan vragen, smeken, pleiten, voorbede, zegenen van God, dankzegging en aanbidding zijn.
God begrijpt precies wat wij bidden.
Er zijn mensen die als ze de heilige Geest op het geloof in Jezus Christus ontvangen onmiddellijk in tongen bidden, maar velen niet.
In tongen bidden is niet hét kenmerk van de gelovige. Er zijn vele dingen te noemen.
In Efeziërs 5:18-21 lezen we dat de Geestvervulde gelovigen zich kenmerken door: zingen, danken en nederigheid.
We zullen in komende studies nog spreken over deze en andere kenmerken, gaven.
Wij mogen verlangen en streven naar bepaalde gaven, erom bidden, maar de heilige Geest beslist wat Hij jou toevertrouwt.
(wordt vervolgd)
Peter Gerrets.
ER IS MEER (10).
In de vorige studie kwam het bewijs van het ontvangen van de doop in de heilige Geest aan de orde.
In de Pinksterdogma's was/is dat het spreken in tongen.
Bijbelser is de vraag: "Wat zijn de kenmerken van een christen?"
Want, zo ontdekten we, ieder die zijn of haar vertrouwen stelt op het eens en voor altijd volbrachte werk van de Here Jezus ontvangt op datzelfde moment de heilige Geest. En heeft de dagelijkse opdracht die heilige Geest de leiding te laten nemen in zijn of haar leven, vervuld te zijn met de heilige Geest.
In Efeziërs 5:18-21 worden genoemd:
1.
"elkaar toesprekend met psalmen, hymnen en geestelijke gezangen, zingend en psalmend voor de Heer met heel uw hart".
Immers waar het hart vol van is, loopt de mond van over.
Ooit geweten dat zingen en musiceren een toespreken is van elkaar?
Dat in dat zingen en spelen het aspect aanwezig is van: bemoedigen, oproepen, aanmoedigen om sámen te zingen en te spelen voor de Heer?
Wij zingen in de kerk, maar de Israëlieten zongen veel onderweg naar Jeruzalem om de feesten te vieren, of aan tafel bij het Pésachmaal.
Wordt er thuis nog gezongen, onderweg naar de kerk, in de kerk, gaan we zingend de kerk uit?
Wát zingen we?
Psalmen, het bijbelse psalmboek, maar dát niet alleen.
Hymnen, we vinden er een paar in de bijbel: 'Ontwaak gij die slaapt en sta op uit de doden en Christus zal over u lichten', maar ook Filippenzen 2:5-11 over de Zoon van God die zich niet krampachtig aan zijn goddelijke natuur heeft vastgehouden, alles opgaf, mens werd, slaaf, die er alleen op uit was God te gehoorzamen tot op het kruis, maar die verhoogd is en de naam aller namen draagt, namelijk Jahwe, de Ik ben, die Ik ben'.
Hymnen, liederen over de heilsfeiten, liederen waarin de oproep klinkt tot bekering en geloof, liederen van aanbidding en lofprijzing. Liederen die Christocentrisch zijn.
En daartoe behoren liederen uit allerlei bundels: Gezangen, Liederen uit Johannes de Heer, Liederen uit de Opwekkingsbundel, Hemelhoog, Weerklank, Op Toonhoogte, Alles wordt Nieuw, Uit Aller Mond enzovoorts.
Geestelijke gezangen, ten onrechte verstaan we daar Geestelijke Liederen onder die ik onder hymnen noem.
Geestelijke gezangen zijn spontaan ingegeven woorden en melodieën tijdens de eredienst. Zoals een musicus ineens een melodie te pakken heeft die hij niet heeft voorbereid die zomaar onder inspiratie van de Geest tot stand komt.
Zo zijn er tijdens de eredienst spontaan ingegeven woorden, een tekst.
Ik heb dit eens mogen meemaken tijdens een predikantenconferentie in Noord-Frankrijk in Lille (Rijssel).
Tijdens een tijd van stilte, aanbidding begon er ergens links van mij iemand in een mij onbekende taal te zingen, een vrouw.
Zó glashelder, loepzuiver, voor mij hemels.
Plotseling begon een man ergens rechts van mij te zingen, even hemels, een melodie die wonderwel een harmonieuze tegenmelodie was, ook in een voor mij onbekende taal. Diepe ontroering maakte zich meester van allen. Alsof er een hemelse Dirigent afzwaaide, eindigden hun zingen op hetzelfde moment.
Daarna stond iemand op die dit zingen in tongen vertolkte.
De kernboodschap was: de verheerlijking van God als Vader, Zoon en Geest. Dat God iemand tot het ambt van predikant had geroepen en dat Hij een geweldig plan had, maar dat deze man door zijn eigen echtgenote werd tegengewerkt. Dat zij zich moest verootmoedigen opdat ook zij deel zou hebben aan Gods plan. Het was een gebed, lofprijzing en aanbidding, voorbede en verootmoediging en dankzegging.
Het werd ademloos stil.
Er kwam een predikantsvrouw naar voren die in tranen uitbarstte en voor God en voor ons beleed dat ze het onuitstaanbaar vond dat haar man zó in beslag genomen werd door zijn roeping, dat zij het gemeentewerk was gaan haten en haar man tegenwerkte om hem voor haar alleen te hebben. Zij beleed dit aan God, aan haar man en aan ons als gemeente, vroeg om vergeving en wijdde zich aan de Here toe. Daarna werd voor hen voorbede gedaan.
Dit was een spontaan ingegeven gebed met een spontaan ingegeven melodie aan twee mensen die ver van elkaar zaten in een onbekende taal, die vertolkt werd en die leidde tot verootmoediging.
Ik heb vaak 'zingen in tongen' gehoord, er werd een melodie ingezet, mensen gingen mee neuriën in tongen. Er werd nooit vertolkt. In de gemeente in Rockanje heb ik het eens vanaf de kansel gestopt, omdat het niet om aan te horen was.
Er is zoveel namaak, nep.
Ik heb ook horen zingen op een onbekende melodie met Nederlandse woorden, eenvoudig, tot eer van God.
Maar dit is het verschil tussen psalmen, hymnen en geestelijke gezangen.
2.
"altijd voor alles in de naam van onze Heer Jezus Christus dank brengend aan onze God en Vader"
Kenmerk van een Geestvervuld christen: de dankbaarheid overheerst.
Het geheim hebben ontdekt dat God elke situatie van Zijn kinderen gebruikt ten goede. In de oude Willibrordvertaling staat in Romeinen 8:28 dat God in alles het heil bevordert. Alle dingen werken mede ten goede. Dankbaar voor alles!
Dat zijn we niet. In vragen, aanhoudend vragen, smeken, voorbede, klagen zijn we goed. Maar van danken komt het bijna niet. Zelfs als onze gebeden verhoord zijn, vergeten we te danken.
En danken voor alles, ja daar moet de heilige Geest de leiding in nemen.
Paulus leerde (het is een leerproces) om God te danken voor zijn zwakten, voor zijn tegenslagen, de tegenwerking, de doorn in zijn vlees.
Voor alles wat op het eerste gezicht blokkades waren om aan zijn opdracht te voldoen. Danken niet alleen. Was hij gek geworden? Roemen zelfs. Wij denken hoe gezonder, hoe fitter, hoe sterker, des te meer kan ik voor God doen.
In mijn eigen leven heb ik ontdekt wat Paulus ontdekte: des te meer ik zwak ben, met de rug tegen de muur sta, mij op niets kan beroemen, volledig aangewezen ben op Gods genade, des te meer Gods kracht zichtbaar wordt.
Tijdens de bidstond voorafgaande aan de kerkdienst vroeg de vrouw van een ouderling mij regelmatig: 'Peter, hoe is het met jou?' Als ik dan antwoordde: 'Het gaat fysiek niet goed', reageerde zij: 'O, gelukkig, want dan zijn jouw preken het best'.
Wie moet er nou uiteindelijk openbaar worden in ons sterfelijk lichaam?
Christus!
En wij, ik wil zo graag iemand zijn, erkenning ontvangen.
Mijn EGO staat zo graag op de voorgrond.
Bij het beklimmen van de kansel of het podium, als we achter het orgel of welk muziekinstrument gaan zitten, zeg dan stil: 'Heer Jezus gaat U maar voor'.
Danken voor alles, omdat Hem nooit iets uit de hand loopt.
In de komende studies vervolgen we de kenmerken van een christenleven.
(wordt vervolgd)
want wij hebben hier geen blijvende stad
maar zoeken de toekomende
De Heere Jezus zegt;
"Wie in Mij gelooft zal Hét Eeuwige Leven ontvangen"