Preken en meditaties van Oudvaders, Puriteinen en Schotten

Om te kunnen posten in dit forum is lidmaatschap van een gebruikersgroep (leden Religie-fora) nodig.
Klik hier voor meer info en het aanvragen van postrecht

Moderators: henkie, elbert, Moderafo's

maaarten

Re: Preken en meditaties van Oudvaders, Puriteinen en Schott

Berichtdoor maaarten » 12 nov 2013 20:46

Willem Teelinck, uit zijn Soliloquium

"Ach, ach, mijn ziel, dit, dit moet je diep overdenken, want de Heere, onze wijze en
genadige God heeft de staat van zaken in deze wereld daarom zo beschikt en geordend
dat geen van die alle, ja zelfs niet die alle tegelijkertijd tezamen de mens enig waar en
bestendig genoegen kunnen schenken. Hij wil namelijk op deze wijze de mens door dit
bestuur als met een machtige arm die van dehemel uitgestrekt is, krachtig afbrengen
van de liefde voor alle aardse dingen - waarin toch geen ware vergenoeging te vinden is
- en heen leiden tot Zijn eigen hoge majesteit om daar de ware gelukzaligheid te zoeken
en te vinden, die toch in de wereld maar vergeefs gezocht wordt.
In deze onze goede en genadige God, Die Zichzelf op deze wijze aan ons aanbiedt,
moeten we dan onze troost en vergenoeging zoeken. Hij heeft immers Zijn eigen Zoon
gegeven opdat een iegelijk die in Hem gelooft niet verga, maar het eeuwige leven zou
hebben. Zo beleven we ook nu, mijn ziel, deze gezegende tijden waarin Zich de Zoon
van God in het vlees geopenbaard heeft en in de wereld gekomen is om ons van deze
tegenwoordige boze wereld te verlossen, met God te verzoenen en zo zalig te maken
wat verloren was."

schelpje3
Maarschalk
Maarschalk
Berichten: 11426
Lid geworden op: 23 apr 2010 13:57

Re: Preken en meditaties van Oudvaders, Puriteinen en Schott

Berichtdoor schelpje3 » 13 nov 2013 11:15

EEN STRAAL VAN HOOP

Gebed kan een kruis lichter voor ons maken, hoe zwaar het ook is.
Gebed kan ons Hem doen zien, Die ons zal helpen een kruis te dragen.
Gebed kan een deur voor ons openen als onze weg afgesloten is.
Het kan ons tot Hem brengen, Die zal zeggen: "Dit is de weg".
Gebed kan verlichting betekenen voor ons als zij die wij zeer liefhebben, van ons worden weggenomen en de wereld leger voor ons schijnt.
Gebed kan ons tot Hem brengen Die de leegte in onze harten kan vullen en tot de golven kan zeggen: "Wees stil".
Gebed kan een straal van hoop geven als onze aardse voorspoed schijnt te verdampen.
Door het gebed komt Hij tot ons en zegt: "Ik zal u niet begeven of verlaten".

J.C. Ryle

schelpje3
Maarschalk
Maarschalk
Berichten: 11426
Lid geworden op: 23 apr 2010 13:57

Re: Preken en meditaties van Oudvaders, Puriteinen en Schott

Berichtdoor schelpje3 » 20 nov 2013 17:19

De goede dingen in dit leven zijn gaven van God. Hij is de Gever van al onze zegeningen. ”Geef ons”. Niet alleen het geloof, maar het voedsel is ook de gift van God. Niet alleen de dagelijkse genade is van de Heere, maar ook het dagelijks brood. Elke goede zaak komt van God. ”Alle goede gave ( …) is van boven, van den Vader der lichten afkomende” ( Jak. 1:17). Wijsheid is een gave van God. ”Zijn God onderricht hem” (Jes. 28:26). Rijkdom is een gave van God. ”Ik zal u rijkdom geven” (2 Kron. 1:12). Vrede is een gave van God. ”Die uw landpalen in vrede stelt” (Psalm 147:14). Gezondheid, de bloem van het leven, is een gave van God. ”Die de regen geeft op de aarde” (Job 5:10). Dit alles komt van God; Hij laat het koren groeien en het kruid wassen. Als alles gave is, merk dan toch de afschuwelijke ondankbaarheid van mensen die tegen hun Gever zondigen! De Heere voedt hen en zij strijden tegen Hem; Hij geeft hun brood en zij beledigen Hem. Wat is dat onwaardig! Zouden wij geen schande uitroepen over iemand die een vriend heeft, die hem altijd geld toestopt en dat deze hem toch zou verraden en onrecht aandoen? Zo ondankbaar handelen zondaren met de Heere; zij vergeten niet alleen Zijn zegeningen, maar misbruiken ze. ”Als Ik hen verzadigd heb, zo bedrijven zij overspel” (Jer. 5:7). O, wat is het vreselijk tegen een milddadig God te zondigen, de handen weg te slaan die ons lenigen. Hoe velen maken van Gods zegeningen een pijl en schieten daarmee op Hem! Hij geeft hun verstand en zij dienen er de duivel meer. Hij geeft hun kracht en zij verteren die bij de hoeren. Hij geeft hun brood om te eten en zij slaan achteruit tegen Hem. ”Als nu Jeschurun vet werd, zo sloeg hij achteruit” (Deut. 32:15). Ze zijn net als Absalom, die, zodra zijn vader hem had gekust, een samenzwering tegen hem opzette (2 Sam. 15:10). Ze zijn net als een muildier, dat het moederdier trapt, nadat zij het melk heeft gegeven. Gods zegeningen zullen tegen diegenen getuigen die tegen hun Gever zondigen en Gods Koninklijke genadegaven misbruiken. Wat is er zachter dan olie, maar wat is er heter als zij verhit wordt? Wat is er aangenamer dan zegeningen, maar wat is er vreselijker als men ze misbruikt? Dan veranderen ze in een vloek. Als God ons alles geeft, laat dan die gaven tot dankbaarheid stemmen. Hij is immers de Oorsprong en Gever van al onze zegeningen en Hem komt al onze erkentelijkheid toe. ”Naar de plaats waar de beken heengaan, derwaarts gaande keren zij weder” (Pred. 1:7). Al onze gaven komen van de Heere en onze lof moet tot Hem wederkeren. Wij zijn zo geneigd aan ons eigen net te roken en alles wat we hebben, aan onze eigen tweede oorzaken toe te schrijven (Hab. 1:16). Wij schrijven het toe aan onze bekwaamheid en ijver. God is echter de Gever; Hij geeft het dagelijks brood (Ps. 136:25). Hij geeft ook rijkdom.”Hij is het, Die u kracht geeft om vermogen te verkrijgen” (Deut 8:18). Of wij schrijven vaak de lof toe aan tweede oorzaken en vergeten de Heere. Als vrienden een nalatenschap schenken, zien we op naar hen en bewonderen hen, maar wij aanbidden niet de Heere, Die de grote Gever is; alsof iemand de huisknecht zou bedanken en nooit aandacht zou schenken aan de heer des huizes, die in alles voorzien heeft. O, als de Heere toch alles geeft, ons gezichtsvermogen, ons voedsel, onze kleding, laten we Hem dan de hoogste lof toebrengen; laat de Heere toch niets tekort komen, als Hij Zijn zegeningen heeft gegeven. Dankzegging is een loffelijker deel van de dienst des Heeren. Ons gebrek kan ons doen bidden, de behoefte kan ons om dagelijks brood doen smeken, maar de Heere lofprijzingen toebrengen getuigt van een hart vol oprechtheid en genade. In het bidden handelen we als een mens, in het loven als en engel. Zaait de Heere het zaad van zegeningen, laat dan dankbaarheid de vrucht zijn die wij Hem toebrengen. Wij worden wel tempels van God genoemd en waar moet de lof des Heeren anders klinken dan in Zijn tempel? (1 Kor. 3:16). ”Ik zal den Heere prijzen in mijn leven, ik zal mijn God psalmzingen, terwijl ik nog ben” (Ps. 146:2). De Heere geeft ons dagelijks brood, laten wij Hem dagelijks prijzen. Dankbaarheid jegens onze Gever is de beste gedragslijn, daar verliezen we niets bij. Dankbaar zijn voor een zegening is de weg om meer te krijgen. Musici laten het liefst hun trompet klinken waar de beste akoestiek is en de Heere schenkt Zijn zegeningen waar de beste weerklank van lofprijzing is. De varren onzer lippen offeren is niet genoeg, maar wij moeten onze dankbaarheid tonen, door de gaven die God ons heeft gegeven nuttig te besteden en als het ware ze tot goed gebruik aan te wenden. De Heere geeft ons bezittingen en wij behoren Hem te eren van ons goed (Spr.3:9). De Heere geeft ons de staf des broods en wij besteden de kracht, die wij daardoor ontvangen, in Zijn dienst. Dat is nu dankbaar zijn en laat ons nederig zijn, opdat wij zó dankbaar mogen zijn. Hoogmoed stremt de loop der dankbaarheid. Een hoogmoedig iemand zal nooit dankbaar zijn; hij beschouwt alles wat hij heeft als iets wat hijzelf tot stand gebracht en verdient heeft. Laten we toch inzien, dat alles wat we hebben, Gods gave is en hoe onwaardig we zijn om de minste gunst te ontvangen. Dit zal ons veel tot lofprijzing en dankbaarheid brengen; dan zullen wij zilveren trompetten zijn, die Gods lof uitbazuinen.

Thomas Watson

schelpje3
Maarschalk
Maarschalk
Berichten: 11426
Lid geworden op: 23 apr 2010 13:57

Re: Preken en meditaties van Oudvaders, Puriteinen en Schott

Berichtdoor schelpje3 » 22 nov 2013 12:30

EN ALS DE MENSEN SLIEPEN, KWAM ZIJN VIJAND, EN ZAAIDE ONKRUID MIDDEN IN DE TARWE, EN GING WEG’ (MATTH. 13: 25)


De zichtbare Kerk wordt ons voorgesteld als een gemengd lichaam; het is een uitgestrekte ‘akker’ waarop ‘tarwe en onkruid’ naast elkaar opschieten. We moeten ervan uitgaan dat we in elke groepering gedoopte mensen een mengeling van gelovigen en ongelovigen, bekeerde en onbekeerde mensen, ‘kinderen van het Koninkrijk en kinderen van de boze’ zullen tegenkomen.
Hoe zuiver de prediking van het Evangelie ook is, dit is niet te voorkomen. Over welke tijd we het ook hebben, zo hebben de zaken er in de kerk altijd voorgestaan: dat hebben de oudvaders ervaren; dat hebben de hervormers ervaren; dat hebben de beste predikanten die er momenteel zijn ervaren. Er is nooit een zichtbare kerk of een religieuze groepering geweest waarvan de leden allemaal ‘tarwe’ waren. De duivel, onze grootste vijand, heeft er altijd op toegezien dat er ook onkruid werd gezaaid.
Hoe strikt en wijs de tucht ook is, dit is niet te voorkomen. Van welk kerkgenootschap we ook zijn, we merken allemaal dat dit zo is. Wat we ook doen om een gemeente te zuiveren, we zullen er nooit in slagen er een volmaakt zuivere gemeenschap van te maken. Tussen de tarwe zal onkruid worden aangetroffen; huichelaars en bedriegers zullen ongemerkt binnendringen. Maar het allerergste is nog wel dat wij, als wij extreme maatregelen nemen om zuiverheid te bereiken, meer kwaad dan goed doen. We lopen dan het risico dat we menig Judas Iskariot aanmoedigen en menig ‘gekrookt riet’ verbreken. In onze ijver om het onkruid te wieden, lopen we het gevaar ook de tarwe uit de grond te trekken. Een dergelijke ijver is niet in overeenstemming met wat de Bijbel ons leert en heeft vaak veel schade aangericht. De mensen die er zich niet om bekommeren wat er met de tarwe gebeurt, zolang zij maar het onkruid uit de grond kunnen trekken, laten nauwelijks merken dat zij de gezindheid van Christus hebben. Er gaat per slot van rekening een diepe waarheid schuil in de milde uitspraak van Augustinus: ‘De mensen die vandaag onkruid zijn, zijn morgen misschien tarwe’.

John Charles Ryle (1816-1900, bisschop van Liverpool)

maaarten

Re: Preken en meditaties van Oudvaders, Puriteinen en Schott

Berichtdoor maaarten » 22 nov 2013 23:29

Gisbertus Voetius, laatste stuk uit zijn inaugurele rede bij de universiteit van Utrecht, speciaal voor de studenten op dit forum:

(btw, met 'dit gymnasium' bedoelt Voetius niet een gymnasium in de moderne zin van het woord, maar gewoon de universiteit van Utrecht)

________________________________________________________________________________________________

Welaan dan, edelgezinde en hooggeachte hoorders, sieraden van dit Gymnasium, onze
blijdschap en kroon, hoop van het Vaderland, hoop van de Staat, hoop van de Kerk,
legt af alle last en de zonde, die ons lichtelijk omringt, loopt met lijdzaamheid de
loopbaan, die u is voorgesteld, ziende op de overste Leidsman en Voleinder des
geloofs, Jezus. Heden indien gij Zijn stem hoort, verhardt uw harten niet. Bedenkt, dat
niet Apollo, niet Pallas noch de andere droombeelden van de mythologische
Theologie, maar de Wijsheid van God zelf, de Zoon van God, de Zoon der
Gerechtigheid dit beroemde Gymnasium, deze studies, deze onze oefeningen bestuurt,
dat Hij alle wetenschap, alle geestesbeschaving in Zijn handen draagt; dat Hij die
studenten het rijkst beloont, van wie het verlangen om Hem te kennen en te dienen het
grootst is geweest. Indien die zeer heerlijke God, die zeer liefhebbende Vader, die zeer
toegenegen Broeder, die allerliefste Bruidegom, die zeer getrouwe Borg, Middelaar en
Voorspraak, dat onbevlekte Lam, geheel en al met Zijn Eigen bloed besprengd, met
zoveel wonden bedekt, dat de beker van de toorn van God heeft uitgedronken, ja tot
de hel toe om onzentwil is vernederd, iets groots of ongewoons van ons eiste, wie zou
zich niet schamen, het te weigeren?
Waar Hij nu slechts een reine geest, een recht hart, een gemoed, doordrongen van wat
edelmoedig en eerlijk is, van ons vraagt; waar Hij slechts eist en zelf zorgt, dat wij
voor onze zaligheid, ons voordeel, onze eer zorgen, waar die hemelse Beminnaar van
onze zielen des daags en des nachts waakt aan onze deurposten en ons, Zijn beminde,
zo vurig zoekt dat Zijn hoofd van nachtdruppels is bevochtigd, hoe onbeschaamd en
verhard zou het van ons zijn, als we Hem, die ons smeekt, bezweert en met ijver
zoekt, afwezen en zoveel wij konden, het bezit en het bestuur van dit Gymnasium, van
onze studies, van onze harten ontroofden?
Laten wij veel liever de hoogmoed en de eigenwaan, de traagheid, en de vadsigheid,
de brasserijen en de drinkgelagen, de twisten en de krakelingen, de muiterijen en de
partijschappen, de onreinheden en de hoererijen, als gezworen vijanden van de
wijsheid van God, als pesten van alle Gymnasia en studies, door een leven in
matigheid, rechtvaardigheid en Godzaligheid overwinnen! Laten wij aan de heilige en
openbare godsdienstoefeningen vlijtig en met opgewektheid deelnemen, de dag des
Heeren, met terzijdestelling van onze gewone studies geheel wijden aan de oefeningen
van de Godzaligheid en het onderzoek van de Schriften; laten wij bovenal elke dag
gelukkig beginnen en eindigen met het lezen van Gods Woord, met gebeden en
overdenkingen en het vernieuwen van de bekering en het geloof, die als voertuigen
van onze studies zijn; opdat wat de heilige dingen betreft geen dag voor ons
voorbijgaat, zonder de regel in acht te nemen, dat de beste orde bij al wat wij
ondernemen, hetzij wij spreken of handelen, is: van God te beginnen en in God te
eindigen. Tevergeefs toch hoopt hij op een gelukkigen en heilzame uitslag van zijn
studies, die zijn God vergeet, die met ongewassen handen, d.w.z. zonder de
verschuldigde heiliging van zichzelf, daarop aanvliegt. Zoals wij in God leven, ons
bewegen en zijn, laten wij alzo God zoeken in al onze studies, Zijn goedheid smaken,
Zijn wonderen tasten, tot Hem telkens zuchten met schietgebeden en smekingen;
daarmee alles, hetzij wij lezen of schrijven, of ons aan beschouwingen overgeven, als
met honigzoete liefelijkheden, als met geestelijke artsenijen en specerijen kruiden.

Dit is, zeer geliefde Toehoorders, de koninklijke weg tot die betere hoop, dit is de
poort van de hemel, dit is de ingang tot dat onbeweeglijk koninkrijk, waarin de Drie-
enige God Koning, de liefde de wet is, de eeuwigheid op alles haar stempel drukt; dit
is de kampstrijd, dit is de wedloop naar de eindpaal, naar de kroon der
rechtvaardigheid.

Maar omdat onze pogingen, onze raadgevingen, onze overredingen, onze
redevoeringen vanuit de Theologische katheder niets vermogen, zo niet de Heilige
Geest inwendig onderwijst, (want, zoals Augustinus terecht heeft gezegd, is de
katheder op aarde, maar de Onderwijzer in de hemelen),
zo wenden wij ons weer tot U, o God, Vader, Zoon en Heilige Geest, die onze
Schepper, Ontfermer, Verlosser en Heiligmaker bent; wij bidden U, verlicht ons
verstand op krachtige en lieflijke wijze, buig onze harten, regel onze hartstochten,
kruisig ons vlees, scheld de wereld en de satan, die ons verzoeken en aanvechten,
bekeer ons en wij zullen bekeerd worden, trek ons en wij zullen U nalopen; werk in
ons, opdat wij werken; geef wat Gij beveelt en beveel wat Gij wilt en Gij zult niet
tevergeefs bevelen. Ontferm U over ons Vaderland, ontferm U over de Kerk, ontferm
U over ons Gymnasium, bekeer de ongelovigen, versterk de gelovigen, richt ons allen
op de weg des vredes naar het vaderland van de eeuwige heerlijkheid. U zij de lof, de
eer en de heerlijkheid tot in alle eeuwigheid. Amen. Amen.

schelpje3
Maarschalk
Maarschalk
Berichten: 11426
Lid geworden op: 23 apr 2010 13:57

Re: Preken en meditaties van Oudvaders, Puriteinen en Schott

Berichtdoor schelpje3 » 25 nov 2013 13:55

Komt herwaarts tot Mij, allen die vermoeid en belast zijt, en Ik zal u rust geven. Matth. 11:28

Het geluk van de mens ligt in het kennen van God. Dat is het eeuwige leven. Daardoor worden redelijke wezens volmaakt. En zij die God willen kennen, moeten zich tot Jezus Christus wenden, want de verlichting der kennis der heerlijkheid Gods schijnt in het aangezicht van Jezus Christus (2 Kor. 4:6). Alle openbaring die er is van de wil en de liefde van God de Vader, hebben we te danken aan Christus. Nadat Adam gezondigd heeft, is er buiten de Middelaar geen troostrijke omgang meer tussen een heilig God en de zondige mens (Joh. 14:6). Komt herwaarts tot Mij, allen die vermoeid en belast zijt en Ik zal u rust geven. Deze allen en alleen zij worden genodigd om rust te zoeken in Christus: zij die de zonde kennen als een last, zowel de schuld als de macht van de zonde, die er onder zuchten, die niet alleen overtuigd zijn van het kwaad van de zonde, van hun eigen zonde, maar ook vol berouw zijn vanwege de zonde, die er werkelijk van walgen en moe zijn van de dienst der wereld en van het vlees, die het treurige en gevaarlijke van hun toestand vanwege hun zonde inzien en er vrees en smart over hebben. Dit is noodzakelijk om vergeving van zonden en vrede te verkrijgen. De Trooster moet eerst van zonde overtuigen; Ik heb verscheurd, dan zal Ik genezen. Het is de plicht van vermoeide en belaste zondaren om tot Jezus Christus te komen. Terwijl we afzien van alles wat tegen Hem ingaat of met Hem wedijvert, moeten we Hem aanvaarden als Degene Die ons geneest en onze Voorspraak is en moeten we ons aan Zijn leiding en bestuur overgeven, volkomen gewillig, om door Hem behouden te worden, op Zijn manier en op de voorwaarden die Hij stelt. Kom en werp die last waaronder u gebukt gaat op Hem. Dit roept het Evangelie ons toe: 'De Geest en de bruid zeggen: Kom! (...) En die dorst heeft, kome.' Wie ook maar wil, laat hem komen. Christus heeft een juk voor onze hals en een kroon voor ons hoofd. Hij verwacht van ons dat we dat juk op ons nemen en dan zullen we rust vinden voor onze ziel. Het is een juk dat zacht gemaakt wordt door de liefde. Zo is de aard van al de geboden van Christus, zo redelijk in zichzelf, zo nuttig voor ons en dit alles wordt samengevat in één woord en wat is het een zoet woord: liefde. Zo krachtig is de hulp die Hij ons geeft, zo gepast zijn de bemoedigingen en zo sterk zijn de vertroostingen die men krijgt als men die plicht nakomt, dat we met recht mogen zeggen dat het een lieflijk juk is. voor de nieuwe natuur is het een licht juk, het is een heel licht juk voor de verstandige. Eerst is het misschien een beetje zwaar, maar later is het licht. De liefde van God en de hoop op de hemel maken het licht.

Matthew Henry

Detail
Verkenner
Verkenner
Berichten: 46
Lid geworden op: 05 nov 2013 10:59

Re: Preken en meditaties van Oudvaders, Puriteinen en Schott

Berichtdoor Detail » 25 nov 2013 15:34

-edit-

Jvslooten

Re: Preken en meditaties van Oudvaders, Puriteinen en Schott

Berichtdoor Jvslooten » 28 nov 2013 19:23

De Herder en Zijn schapen

Mijn schapen horen Mijn stem en Ik ken dezelve en zij volgen Mij.
Johannes 10:27


De Heere heeft Zichzelf en Zijn gemeente aan ons voorgesteld door middel van allerlei beelden. Een van de meest troostrijke beelden is dat van de herder en zijn schapen. We vinden dit beeld in de Psalmen en bij de profeten, maar ook in de evangeliën. Wanneer wij Johannes 10 overdenken, bid ik u, beproef uzelf dan toch nauwkeurig of de woorden “Mijn schapen horen Mijn stem en Ik ken dezelve en zij volgen Mij” ook op u van toepassing zijn. De aanleiding voor de Heere Jezus om deze woorden te spreken, ligt immers in hetgeen Hij kort tevoren tot de Joden had gezegd: “Gijlieden gelooft niet, want gij zijt niet van Mijn schapen.”

De zelfbeproeving is vooral zo nodig, omdat er zoveel mensen zijn die zichzelf met een gestolen troost bedriegen. Deze mensen kennen geen geestelijke onrust over de vraag of zij wel werkelijk tot de schapen van de grote Herder behoren. Zij bekommeren zich niet over de vraag of zij mogelijk bokken zijn! Maar ware schapen zijn mensen die de Heere Jezus de Zijnen noemt. Hoe zijn zij de Zijnen geworden? Wel, de Vader heeft ze aan Zijn Zoon gegeven. Wij lezen dat in vers 29. En in Johannes 6 zegt de Heere Jezus: “Niemand kan tot Mij komen, tenzij dat de Vader die Mij gezonden heeft, hem trekke.” Zij zijn de Zijnen, omdat Hij Zijn leven voor hen gegeven heeft. Hij heeft hen Zich ten eigendom gekocht met Zijn dierbaar bloed. Bent u door genade al opgezocht door deze trouwe Herder?

De trouwe Herder, de Heere Jezus Christus, zoekt Zijn schapen op en rust niet, voordat Hij hen heeft gevonden. Zolang Hij hen nog niet gegrepen heeft, dwalen zij rond. Dan zijn het in waarheid verloren schapen. Zodra Hij hen echter gaat opzoeken, roept Hij hen bij name. Dan blaten zij naar Hem, zonder dat zij Hem hebben gezien. Zij verlangen naar Hem, omdat Hij naar hen verlangt. En wanneer Hij hen gevonden en gegrepen heeft, midden uit de wereld en uit de kaken van de dood en het verderf, dan legt Hij hen op Zijn schouders en draagt hen met blijdschap in Zijn stal. Daar geeft Hij hun het bewustzijn in de Heilige Geest, dat Hij hun Herder is en dat zij Zijn schapen zijn. De schapen van de hemelse Herder hebben dagelijks behoefte aan woorden van het eeuwige leven. Woorden voor het leven van iedere dag zijn er genoeg. Denk aan woorden van het vergankelijke, weelderige leven. Of van het zondige, ijdele en wellustige leven. Maar er zijn ook zoveel woorden van een vals geestelijk leven, van het eigengerechtige leven, van het leven in zelfgekozen werken. Maar in al die woorden is geen eeuwige zaligheid te vinden, en dat is nu juist wat de schapen van de Heere Jezus moeten hebben. Zij die zich door hun zonden en hun dood voor eeuwig van de volzalige God gescheiden voelen, kunnen alleen daarin rust hebben, dat ze zeker weten eenmaal eeuwig bij de volzalige God te zullen inwonen, op grond van recht, en dat hun zonden, schuld en straf voor eeuwig zijn weggenomen. Zij zoeken de zekerheid dat hun geen toorn te wachten staat als zij dit leven verlaten, maar dat zij een ruime ingang zullen hebben in de eeuwige heerlijkheid.

Het is zo nodig dat de schapen leren wat de rechte weg is. Maar daarin onderwijst de eeuwige Herder hen. Hij leert hun dat Hij de weg heeft bereid die eenmaal binnenleidt in het eeuwige, zalige heiligdom, Hij weet met de moeden een woord te rechter tijd te spreken. In zichzelf zijn de schapen van de weide des Heeren arme zondaren, die bevreesd zijn voor Gods toom. Maar de Herder zegt tot hen: “Houd u aan Mij vast. Ik ben uw Voorspraak en Ik zal u door alles heen dragen.”

dr. H.F. Kohlbrugge (1803-1875)

Jvslooten

Re: Preken en meditaties van Oudvaders, Puriteinen en Schott

Berichtdoor Jvslooten » 01 dec 2013 19:01

Mijn Geliefden!

De toegang is open tot de boom des levens. Geen cherub is er meer met het vlammig lemmer eens zwaards. De andere Mens, de Heere uit de hemel, heeft het Paradijs herwonnen; een einde is er nu aan de zure arbeid, en de vorige moeite is niet meer. Deze heeft alles afgedaan en voleindigd met de arbeid van Zijn ziel, Hij, Die ons eeuwig en vrijwillig liefheeft. De boom des levens heeft nu weliswaar een andere gedaante. Wij zien noch vrucht noch bladeren; het schijnt een dor hout te zijn, niets te kunnen voortbrengen; ook is zijn gedaante niet welgevallig, zodat die aan niemand onzer, zoals wij zijn van nature, behagen kan, want immers wij zien een kruis.

Maar dit kruis is een beter sacrament, een beter onderpand, een beter waarteken van eeuwig leven, dan de boom des levens was, welke Adam tot sacrament des levens had, voordat hij God zijn leven liet varen ter wil van ijdel genot, zoals ook wij dat hebben gedaan, wij, zijn nakomelingen. Immers die boom was voor hem een sacrament des levens, indien hij in het "doe dat" bleef. Maar het kruis is ons deswege een veel voortreffelijker sacrament, omdat het ons het leven geeft, nadat wij door overtreding der Wet de dood over ons gebracht hebben. Aan dit kruis zien wij het "doe dat" volkomen gedaan.
Er hangt aan dit kruis een verscheurd lichaam; aan dit lichaam heeft de dood zich moeten teniet doen; aan dit lichaam betoonde de duivel al zijn macht, ook werd het handschrift verscheurd, de schuldbrief, die tegen ons in de hemel lag. Van dit kruis stroomt bloed neer, en in dit bloed is ons vervloekte leven uitgestort ter aarde, en is dit bloed ons geworden in het paradijs Gods tot een nieuwe rivier des levens en der zaligheid, waaruit wij gelaafd worden, waar wij dorsten naar genade, en waarin wij geheel gereinigd en afgewassen worden van al onze zonden.

Doordat ons nu echter de toegang tot deze nieuwe boom des levens openstaat, zo zou ik willen vragen: hoe moeten wij dan komen? Deze vraag vindt haar beantwoording in de naam, die aan deze boom gegeven is. Heet deze boom een "boom des levens"? dan hebben wij aan deze boom het leven te zoeken; hebben wij aan deze boom het leven te zoeken, dan is het openbaar, dat in ons het leven niet is; is in ons het leven niet, dan zit er in ons de dood. Dat willen wij van ons weten, dat in ons de dood zit, en dat het leven is aan het kruis. Daar blijft ons dan echter niets over, dan dat wij komen als doden, om het leven te ontvangen als een vrij geschenk. Daartoe nu hebben wij juist de moed niet. God wil echter, dat de doden zullen leven; Hij wil ook het leven uit doden te voorschijn roepen; tot dat einde geeft Hij de armen het lieve Evangelie. Uit die schat willen wij in deze morgenure een liefelijk woord te voorschijn halen.

Uitgesproken door dr. H.F. Kohlbrugge op 24 September 1848 in de voorbereiding op het Heilig Avondmaal

Jvslooten

Re: Preken en meditaties van Oudvaders, Puriteinen en Schott

Berichtdoor Jvslooten » 02 dec 2013 23:59

Het zaad, groeiende in het verborgen.
(C.H. Spurgeon)

"En hij zei: alzo is het koninkrijk Gods, gelijk een mens het zaad in de aarde wierp, en voorts sliep, en opstond, nacht en dag; en het zaad uitsproot en lang werd, dat hij zelf niet wist hoe. Want de aarde brengt van zelf vrucht voort: eerst het kruid, daarna de aar, daarna het volle koren in de aar. En als de vrucht zich voordoet, terstond zendt hij de sikkel daarin, omdat de oogst daar is." Markus 4:26-29.

Onlangs was het onderwerp van onze prediking de arbeiders op Gods akker en hun grote Meester. En toen hebben wij u trachten aan te tonen in hoe verre de menselijke werkzaamheid nodig is voor de arbeid van het Evangelie. Wij hebben toen ook gezien, hoe alle heilige vruchten van die arbeid volkomen afhankelijk zijn van God, want noch hij, die zaait, noch hij, die nat maakt is iets, maar God, die de wasdom geeft. Wij zullen heden ongeveer hetzelfde onderwerp behandelen, slechts gaat het wat dieper, en toont het nog meer ten volle aan, hoe ver de arbeider gaan kan, en hoe ver hij niet kan gaan; waar de mens met heilige naarstigheid mag komen, en waar geen menselijke arbeid zich bij mogelijkheid kan indringen. Ons onderwerp voor heden zal voornamelijk wezen de mate en de grens van het menselijke medearbeiden in het koninkrijk der genade. Indien de Geest Gods ons onderwijst, dan zullen wij uit deze schriftuurplaats zeer veel omtrent deze aangelegenheid kunnen leren.

Het is opmerkelijk, dat deze gelijkenis alleen bij Markus gevonden wordt. Geen ander Evangelist maakt er melding van. Doch dat vermindert er voor ons de hoge waardij niet van. Indien zij ons vier keer was verhaald, wij zouden er de herhaling gaarne van aangehoord hebben en er een viervoudige aandacht aan hebben verleend. Daar zij ons echter slechts één maal is medegedeeld, zullen wij met te meer ernst horen naar een stem, die slechts eens tot ons spreekt. Wij verheugen ons, dat de Heilige Geest Markus er toe geleid heeft uit de vele voortreffelijke dingen, die onze Heere gezegd heeft, en die verloren zijn, deze parel voor ons te bewaren. Johannes zegt ons, dat, zo de vele dingen, die Jezus gedaan heeft, elk bijzonder geschreven werden, de wereld zelf de geschreven boeken niet zou bevatten. Vele van de dingen, die Jezus gezegd heeft, zijn ongetwijfeld nog gedurende enige tijd bewaard gebleven, maar werden toen langzamerhand vergeten. En wij behoren dankbaar te zijn, dat de Geest van God door de hand van zijn dienstknecht Markus deze keurige gelijkenis te boek heeft doen stellen, want zij is van onschatbare waarde.

Hier is een les voor zaaiers, - voor de arbeiders op de akker van God. Het is een gelijkenis voor allen, die belang hebben bij het koninkrijk van God. Voor hen, die in het rijk der duisternis zijn, zal zij weinig waarde hebben, want hun is niet bevolen het goede zaad te zaaien. "Tot de goddeloze zegt God: wat hebt gij mijn inzettingen te vertellen?" Maar alle trouwe onderdanen van Koning Jezus, allen, die de opdracht ontvangen hebben het zaad voor de koninklijke Landman uit te strooien, zullen verblijd zijn te weten, hoe het koninkrijk bevorderd wordt en de oogst bereid wordt voor Hem, die zij dienen. Luistert dan, gij allen, die aan alle wateren zaait, gij, die met heilige arbeidzaamheid de graanschuren van uw God zoekt te vullen, -luistert, en moge de geest Gods in uw oren spreken naar de mate gij in staat zijt het te dragen.

I.
Wij zullen ten eerste uit onze tekst leren, WAT WIJ DOEN KUNNEN EN WAT WIJ NIET DOEN KUNNEN.

(Vervolg via de link: http://www.iclnet.org/pub/resources/tex ... 42629.html)

schelpje3
Maarschalk
Maarschalk
Berichten: 11426
Lid geworden op: 23 apr 2010 13:57

Re: Preken en meditaties van Oudvaders, Puriteinen en Schott

Berichtdoor schelpje3 » 06 dec 2013 23:34

De bladeren vallen

'Wij allen vallen af als een blad.' Jesaja 64:6

Het is weer de tijd, dat de bladeren vallen. Vele bomen vertonen al hun doodse kaalheld. Naarmate
de nachtvorsten komen en de winden waaien moeten de bladeren loslaten. Ondanks hun worstelen
met de rukkende wind, loslaten moeten ze. Het zijn dezelfde bladeren die in 't voorjaar zo groen en
fris aan de takken ontloken. Nu vallen ze neer om tenslotte te vergaan. En van dat vallend blad gaat
een sprake uit. Wie de sprake ervan verstaan heeft, die zegt: 'De dood heeft mij een brief
geschreven. Ik las hem op het vallend blad.' Wat er op het vallend blad te lezen staat is niet de taal
van wellustige droefgeestigheid of weke romantiek, maar het zijn woorden van pure werkelijkheid,
en die werkelijkheid is: de dood. Elk blad dat voor onze voeten neerdwarrelt, zegt ons: 'zo moet ge
ook eens vallen, o mens, zo moet gij ook eens los laten waaraan ge nu zo groen en fris zit
vastgegroeid'. Want ondanks alle krampachtige pogingen om jong te lijken en jong te doen het is de
mens gezet eenmaal te sterven en daarna het oordeel.

Eens hebben die bladeren om de wind gelachen. Toen ze nog zo met volle levenskracht aan de
takken waren gehecht. Maar nu het herfst is, nu knakken ze af, reeds bij het ruisen van een zachte
bries. Eerst komt de lente van het leven en die duurt het langst. Daarin verlangt het jonge leven naar
de zomer om zich ten volle te kunnen ontplooien. Maar vlugger dan wordt gedacht nadert de herfst.
En hoe mooi de najaarslanen ook kunnen zijn, het leven wordt snel lijk afgesneden. Gelijk het gras
is ons kortstondig leven, gelijk een blad, dat in 't najaar loslaten en vallen moet. "Wij allen - zegt de
Schrift - vallen af als een blad'. Wij allen. Of we nog staan in het voorjaar van het ontluikende
leven, of dat we nog delen in zomerse pracht, wij allen moeten vallen als een blad van de boom.
Ziet ge de bladeren vallen? Ziet ge ze liggen in uw tuin en voor uw deur? Vertreedt ze niet
achteloos, want ieder blad spreekt van uw levenseinde. Ieder blad zegt u: "zoals ik moest loslaten,
zo moet gij straks loslaten; zoals ik ben gevallen, zo moet gij straks vallen'. Het is wel zeer tragisch,
dat ons leven vergeleken moet worden met een blad van de boom.

Ons menselijk leven, dat zo volmaakt begon in het paradijs en dat krachtens de verbinding aan God,
de Levensbron, niets dan eeuwige groei en bloei beloofde. Als we er op letten dat de mens
geschapen is om te leven en niet om te sterven, dan spreekt het vallende blad niet alleen van onze
vergankelijkheid, maar tegelijk ook van onze schuld. Want de broosheid van ons leven heeft een
oorzaak. Vergankelijkheid en schuld zijn van elkaar niet te scheiden. In dit verband staan deze
woorden ook in de Heilige Schrift. Immers, voordat Jesaja heeft gezegd dat wij allen als een blad
zullen vallen, heeft hij ook gezegd: "Wij allen zijn als een onreine en al onze gerechtigheden zijn
als een wegwerpelijk kleed'. Dan volgt er: "Wij allen vallen af als een blad'. En direct daarop staat
er: 'onze misdaden voeren ons henen weg als een wind'.

Tussen de woorden onrein en misdaden lezen we dus van onze vergankelijkheid des levens. Dat we
sterven moeten is derhalve niet alleen een klacht, maar het is tegelijk ook een aanklacht. Namelijk
een zelfaanklacht, omdat de mens door zijn zonde de dood zelf heeft veroorzaakt. Wij moeten het
leven loslaten omdat we in Adam de Bron van het leven hebben losgelaten. Wij moeten vallen
omdat we in Adam gevallen zijn. Als wij dat nu maar leren aan deze zijde van het graf, als de klacht
van het vallend blad nu maar een zelfaanklacht mag worden. Als we nu maar, voordat wij moeten
loslaten en vallen, verstaan mogen dat de oorzaak ligt in onze onreinheid en misdaden. Wij moeten
erkennen, dat ons leven straks wordt afgesneden, want niemand redt zijn ziel van ’t graf. Zalig
echter, als we leren sterven voor de dag van onze dood. Sterven aan onszelf, zodat de oude mens De Zaaier
met al zijn begeerlijkheid gekruisigd wordt. Dan wordt er een leven afgesneden voordat wij sterven
moeten. Een leven van onreinheid en misdaden. En wie zo wordt afgesneden van de wortel van de
eerste Adam, die om zijn zonde moest sterven, hij wordt ook overgeplant in de wortel van de
tweede Adam, Die om Zijn gerechtigheid eeuwig leeft. Voor wie dat heeft geleerd, in welke mate
ook, spreekt het vallende blad niet alleen van de dood, maar ook van een doorgang tot het eeuwige
leven. Laat dan de bladeren vallen, als het leven Christus was dan is het sterven gewin. Maar hier is
een verstandelijk weten niet genoeg. Wij zullen haar aan deze zijde in de persoonlijke beleving
moeten weten, dat ons zondig bestaan in beginsel de doodssteek heeft ontvangen, zodat we nergens
meer leven kunnen vinden buiten Christus de Levenswortel. Wat zegt u dan het vallend blad?
Spreekt het u van een doorgang tot het eeuwige leven? Of van een ingang in de eeuwige dood?

Wijlen ds. F. Bakker

Psalm 103:8

Gelijk het gras is ons kortstondig leven,
Gelijk een bloem, die op het veld verheven,
Wel sierlijk pronkt, maar krachtloos is en teer;
Wanneer de wind zich over ’t land laat horen,
Dan knakt haar steel, haar schoonheid gaat verloren;
Men kent en vindt haar standplaats zelfs niet meer.

Noot: ds. F. Bakker is niet echt een oudvader, hij overleed in 1965, maar hoort m.i. wel in dit topic.
In veel CGK-huiskamers stond en staat nog steeds, zijn boek Gebedsgestalten.

schelpje3
Maarschalk
Maarschalk
Berichten: 11426
Lid geworden op: 23 apr 2010 13:57

Re: Preken en meditaties van Oudvaders, Puriteinen en Schott

Berichtdoor schelpje3 » 07 dec 2013 14:53

Het geloof in de allerheiligste mensen is in dit leven onvolmaakt en zwak. Niettemin echter, wie in zijn hart gevoelt een ernstige begeerte en een strijden tegen zijn natuurlijke twijfelingen, die kan en moet zichzelf verzekeren, dat hij begiftigd is met het ware geloof. Wederom goddelozen begeren de genade des Heiligen Geestes niet, waardoor zij de zonde kunnen weerstaan. Én daarom worden ze ook rechtvaardig ervan beroofd. Want hij die ernstig de Heilige Geest begeert, die heeft Hem reeds. Want deze begeerte naar de Geest, kan niet anders dan van de Geest afkomstig zijn. Zoals gezegd wordt: Zalig zijn zij, die hongeren en dorsten naar de gerechtigheid, want zij zullen verzadigd worden, Matth. 5:6.

Zacharias Ursinus

Speedy
Majoor
Majoor
Berichten: 2279
Lid geworden op: 30 jan 2003 16:20

Re: Preken en meditaties van Oudvaders, Puriteinen en Schott

Berichtdoor Speedy » 09 dec 2013 10:48

Zaligmaker van de wereld
’En wij hebben het aanschouwd en getuigen, dat de Vader Zijn Zoon gezonden heeft tot een Zaligmaker der wereld’ (1 Joh. 4:14).
De geliefde discipel Johannes geeft in zijn zendbrieven gedurig uiting aan de liefde. Hij verheugt zich bijzonder in het bespelen van de harp der liefde. Hij verheerlijkt de liefde van God tot ons en hij spreekt van onze liefde tot God en tot elkaar. Zijn geliefkoosd onderwerp, de liefde, is veelomvattend. Zowel het Evangelie als de wet en zowel het geloof als de werken hebben daarin een plaats.
De liefde van God tot mensen is de grote leerstelling van het Evangelie, het voorwerp van geloof. De liefde van de mensen tot God en tot elkaar is de grote leerstelling van de wet (de tien geboden) en de inhoud van een heilig leven. Er is een nauwe betrekking tussen deze twee. De liefde van God is de fontein; onze liefde is de stroom. De liefde van God is het oorspronkelijke heilige vuur; onze liefde is de vlam, die daarvan uitgaat.
In de tekst die we overdenken wordt ons de liefde van God voorgesteld, met het doel dat we ook elkaar zullen liefhebben. Deze openbaring van goddelijke liefde is de kern van het Evangelie. Dit is het Evangelie, dat al de apostelen als uit één mond aan de wereld moesten prediken: ‘Wij hebben het aanschouwd en getuigen, dat de Vader Zijn Zoon gezonden heeft tot een Zaligmaker der wereld’ (1 Joh. 4:14).
Daarin mogen wij het Evangelie of de goede tijding zien, namelijk dat de Vader Zijn Zoon zond tot een Zaligmaker der wéreld. Hier is goed nieuws voor de wereld! De zending van Christus. De belofte van Zijn zending werd gedaan aan de in zonde gevallen Adam in het paradijs. Gelovigen uit de tijd van het Oude Testament leefden en stierven in het geloof ín deze belofte. Daarentegen konden de apostelen ervan getuigen dat de belofte reeds was vervuld: ’De Vader hééft Zijn Zoon gezonden.’

Hij, Die gezonden werd, is de Zoon van God, onze Heere Jezus Christus. Niemand anders was geschikt voor deze opdracht. Hij Die zond, van Wie Christus Zijn opdracht ontving, was de Vader, de eerste Persoon in de heerlijke Drie-eenheid. Niemand van mindere waardigheid kon iemand zenden van Zijn waardigheid. Hij werd gezonden in de hoedanigheid van ‘de Zoon, de Zaligmaker van de wereld’. De woorden in de tekst staan daar zonder enige toevoeging, omdat daarvoor geen noodzaak is. Zo wordt ook Christus in Joh. 3:2 genoemd: 'een Leraar van God gekomen'. Dat wil zeggen, dat Hij was gekomen in de hoedanigheid van een goddelijke Leraar. Zoals een gezant door zijn vorst wordt gemachtigd en afgevaardigd naar een hof, zo is ook Christus door Zijn Vader aangewezen, gemachtigd en gezonden naar deze wereld in de hoedanigheid van ’Zaligmaker der wereld’. De wereld is de wereld van ons mensen. Onbegrensd en onbepaald. De wereld zoals zij geworden is; verwoest door de zonde van Adam. In Johannes 3:16 lezen we: ’Want alzo lief heeft God de wereld gehad, dat Hij Zijn eniggeboren Zoon gegeven heeft, opdat een iegelijk die in Hem gelooft, niet verderve, maar het eeuwige leven hebbe’. Zie ook Titus 3:4 ‘Maar wanneer de goedertierenheid van God, onze Zaligmaker, en Zijn liefde tot de mensen verschenen is.’

In onze tekst zien we voorts ook de zékerheid van het Evangelie. Al de apostelen getuigden als uit één mond van deze grote waarheid. Zij gaven daarvan ooggetuigenverslag. Zij hadden
de Zaligmaker zélf gezien en waren met Hem omgegaan. Zij hadden gezien dat Hij een opdracht had, namelijk om Zaligmaker te zijn. Zij hadden gezien dat in Zijn wonderwerken en in Zijn zending steeds het zegel van de hemel werd gezet. En aan dit ooggetuige-zijn werd zo sterk vastgehouden, dat ook de apostel Paulus (die niet eerder dan na de hemelvaart van Christus tot het apostelschap geroepen werd) het vergund werd om Hem eerst met zijn ogen te zien, vóór hij met zijn mond zou getuigen. In Hand. 26:16 lezen wij de woorden die Christus tot hem sprak: ’want hiertoe ben Ik u verschenen, om u te stellen tot een dienaar en getuige der dingen, beide die gij gezien hebt en in welke Ik u nog zal verschijnen.’

Leerstelling:
Het is de grote waarheid en het voornaamste getuigenis van het Evangelie, dat
de Vader Zijn Zoon Jezus Christus in de wereld gezonden heeft als ‘Zaligmaker
van de wereld’.

In deze preek zal ik het volgende behandelen:
1. Enkele zaken die in dit getuigenis van belang zijn
2. De betekenis van Christus als ‘Zaligmaker der wereld’
3. De toepassing

1. Enkele zaken die in dit getuigenis van belang zijn
De wereld had een Zaligmaker nodig. Immers, als er geen noodzaak voor was, dan zou Hij, Die niets tevergeefs doet, er ook niet in hebben voorzien. Het was een zieke wereld, bezet met een dodelijke ziekte door het eten van de verboden vrucht. Zij had een heelmeester nodig om van haar ziekte te genezen. Jezus zei tot hen: ’Die gezond zijn hebben de medicijnmeester niet van node, maar die ziek zijn’ (Matth. 9:12). Het was een vervloekte wereld, neergeveld onder de toorn door het vonnis van de verbroken wet. Zij had een Zaligmaker nodig om de vloek weg te nemen en de zegen te verwerven. ’God opgewekt hebbende Zijn Kind Jezus, heeft Dezelve eerst tot u gezonden, dat Hij u zegenen zou’ (Hand. 3:26).

Het was een verloren wereld. God was de mens kwijt en de mens was God kwijt. De mens had alle goed verloren en verging onder de toorn van God. Zou het verlies hersteld worden, zo was er Eén nodig om te redden. ‘Want de Zoon des mensen is gekomen om te zoeken en zalig te maken wat verloren was’ (Luk. 19:10).
Iemand die van een mindere waardigheid was dan de Zoon van God kon de Zaligmaker van de wereld niet zijn. Geen mens, geen engel was bekwaam het ambt van Zaligmaker van een verloren wereld op zich te nemen. Wat daaraan verbonden was, ging het vermogen van de hele schepping te boven. ’En niemand in de hemel, noch op de aarde, noch onder de aarde, kon het boek openen noch hetzelve inzien’ (Openb. 5:3). Hier is een blijk van de goddelijke liefde tot mensenkinderen. Hun geval was hopeloos en hulpeloos, maar eindigde hierin dat God de wereld zo lief heeft gehad, dat Hij Zijn eniggeboren Zoon gegeven heeft (zie Joh. 3:16).

De zending van Christus als Zaligmaker van de wereld werd in de hemel zelf bepaald. Ook het plan om mensen zalig te maken, kwam zonder inbreng van de mens tot stand. Er ging geen verzoek of smeekbede van de wereld uit om een Zaligmaker te zenden. Hoewel de nood van de wereld luid hoorbaar was, zweeg zij zelf stil en riep niet om een verlosser. Ook klonk de nood van de wereld niet luider dan de nood van de gevallen engelen. Niettemin hoorde soevereine vrije genade de stem van de nood van de mens en diezelfde genade stopte haar oren voor het geroep van de nood van de gevallen engelen. In Titus 3:4 lezen we: ’Maar wanneer de goedertierenheid van God, onze Zaligmaker, en Zijn liefde tot de mensen verschenen is.’

Christus was volkomen bekwaam om een verloren wereld te redden. Dat Hij werd gezonden in het ambt van Zaligmaker, bewijst dat Hij volmaakt bekwaam was dat ambt te vervullen. Waarom Hij ook volkomen kan zalig maken degenen, die door Hem tot God gaan, alzo Hij altijd leeft om voor hen te bidden. Er wordt geen geval in de wereld aangetroffen, of er is door Christus een geneesmiddel voor te vinden. Wie er ook in de wereld sterven, hij zal niet sterven omdat er geen hulp voor hem was in de Zaligmaker, maar hij zal sterven omdat hij geen gebruik van Hem maakte en zijn geval niet in Zijn hand overgaf. De Zaligmaker van de wereld is zeker bekwaam de wereld zalig te maken, omdat Hij door God tot een Zaligmaker van de wereld gezonden is.

De zaligheid van verloren zondaars is niet alleen zeer aangenaam voor de God en Vader van onze Heere Jezus Christus, maar ook voor de Zaligmaker Zelf. God had anders Zijn Zoon niet gezonden tot een Zaligmaker van de wereld. ’Want dat is goed en aangenaam voor God, onze Zaligmaker, Welke wil, dat alle mensen zalig worden en tot kennis der waarheid komen’ (1 Tim. 2:3-4). Daarom wordt het genoemd: ’Het welbehagen des HEEREN’ (Jes. 53:10). ’Het welbehagen des HEEREN zal door Zijn hand gelukkig voortgaan.’ God bereidt een bruiloft voor Zijn Zoon en zendt gezanten uit om mensen tot die bruiloft te nodigen. Hieruit blijkt dat er geen beletsel is aan de zijde van de Heere voor het zaligen van zondaren door Jezus Christus. Het is aangenaam voor de Vader, voor de Zoon en voor de Heilige Geest.

2. De betekenis van Christus als ‘Zaligmaker der wereld’
Ik zal nu uitleggen wat wij moeten verstaan onder de hoedanigheid ’Zaligmaker van de wereld’, waarin Christus werd gezonden. Ik zal mij richten op twee punten: in welke zin Christus Zaligmaker van de wereld is en wat het werk is dat Hem als zodanig is toevertrouwd?

In welke zin is Christus Zaligmaker van de wereld?
De naam Zaligmaker of Redder is een erenaam. Tevens wijst deze naam op een werk dat gedaan wordt. Het is een eervolle zaak de ellendige te redden en te helpen en voor dat werk bestemd, aangewezen en geroepen te zijn. Maar aan deze eervolle positie is werk verbonden. Zonder dat kan niemand een dergelijke positie waardig en met resultaat vervullen. In maatschappelijk opzicht kan iemand in een bepaalde gemeenschap in tweeërlei opzicht een helper, redder of verlosser zijn. Dat kan zowel in de roeping tot het ambt als in de uitoefening van het ambt.

Wat betreft de roeping tot het ambt kan men tot dat ambt aangesteld en aangewezen zijn om verlosser, redder of helper te zijn. Dat is ook zo het geval bij een arts of onderwijzer die aangewezen is om voor een groep of gezelschap als arts of onderwijzer op te treden. Zij zijn als zodanig de aangestelde arts, onderwijzer of verlosser van een gemeenschap vóórdat zij iemand van hen hebben genezen, onderwezen of verlost. In dit opzicht kan men zeggen dat zij een officiële aanstelling en benoeming hebben tot hun ambt en werk.
Voor wat betreft de uitoefening van het ambt, heeft dat betrekking op het werk dat iemand doet en het resultaat in het genezen, onderwijzen of verlossen. Die uitoefening gebeurt op grond van een wettige aanstelling. Feitelijk kan iemand die wettig is aangesteld en het ambt ook als zodanig uitoefent pas daadwerkelijk een verlosser worden genoemd. In Neh. 9:27 lezen we: ‘…en hun naar Uw grote barmhartigheden verlossers gegeven, die hen uit de hand van hun benauwers verlosten.’

Dit zo gesteld hebbend, kunnen we nu ook zeggen dat onze Heere Jezus Christus de dadelijke en wezenlijke Zaligmaker is van de uitverkorenen. In hun plaats en naam stierf Hij aan het kruis volgens het eeuwig verdrag dat gesloten is tussen Hem en de Vader in het ’verbond der genade’, of anders genoemd het ’verbond der verlossing’. Want het zijn niet twee verbonden, maar het is één en hetzelfde verbond. Daarom noemt de apostel Hem ’de Behouder van het lichaam’ van de uitverkorenen. Deze samen maken het lichaam, waarvan Hij was aangesteld als het Hoofd van eeuwigheid. In naam van de uitverkorenen maakte Hij met de Vader de overeenkomst tot een eeuwig verbond. Hij is hun daadwerkelijke Zaligmaker, omdat Hij hen alleen verlost. ’En zij zal een Zoon baren, en gij zult Zijn naam heten JEZUS; want Hij zal Zijn volk zalig maken van hun zonden’ (Matth. 1:21). Niemand dan zij alleen zullen ooit in waarheid van Hem als Zaligmaker gebruik maken of hun zaken in Zijn hand stellen. Er is ook niemand van hen die eerder of later niet tot Hem zal komen. ’En er geloofden zovelen, als er geordineerd waren tot het eeuwige leven’ (Hand. 13:48). ’Al wat Mij de Vader geeft, zal tot Mij komen, en die tot Mij komt, zal Ik geenszins uitwerpen’ (Joh. 6:37).

Onze Heere Jezus Christus is de enige Zaligmaker en zo wordt Hij voorgesteld. Niet alleen aan de uitverkorenen, maar aan de hele wereld van het menselijke geslacht. Onbegrensd en onbepaald. In die zin wordt Hij in de tekst genoemd ’Zaligmaker van de wereld’. In overeenstemming hiermee wordt God in Christus ’een Behouder van alle mensen’ genoemd, doch met de afzonderlijke vermelding: ’maar allermeest van de gelovigen’ (1 Tim. 4:10).
De zaak is als volgt: Een vorst geeft met betrekking tot de welstand van zijn onderdanen een opdracht aan een bevoegd persoon om op te treden als arts van een gemeenschap, een gezelschap of regiment of iets dergelijks. De formele aanstelling door de vorst geeft zo iemand de bevoegdheid zijn taak als arts in die gemeenschap uit te oefenen. Hoewel velen van hem nooit gebruik zullen maken en wellicht andere doktoren zullen raadplegen, toch is er een betrekking tussen hem en hen. Hij is hun arts, omdat de vorst hem daartoe heeft aangesteld. Een ieder van hen mag, indien hij wil, tot hem komen en zal genezen worden.

Zo heeft God (ziende op de wereld die verloren gaat door de zonde van de mensen) Zijn Zoon Jezus Christus aangewezen en aangesteld als Zaligmaker van die wereld. Hij heeft een hemelse benoeming tot Zijn ambt. Waar op aarde het Evangelie ook wordt gepredikt, daar wordt Zijn benoeming bekendgemaakt. Op die wijze wordt er steeds een betrekking gelegd tussen Hem en de wereld van mensenkinderen. Hij is hun Zaligmaker en zij zijn de voorwerpen van Zijn bediening. Zo mogen allen tot Hem komen, zonder prijs en zonder geld, om door Hem gered te worden. Ze mogen tot Hem komen als hun eigen Zaligmaker, Die de Vader daartoe voor hen heeft aangesteld.
Dat Christus zo de Zaligmaker van de wereld is, blijkt uit het getuigenis van de Schrift zelf. Onze tekst noemt Hem zo uitdrukkelijk. De gelovige Samaritanen beleden hun geloof in Hem met de woorden: ’wijzelf hebben Hem gehoord, en weten, dat Deze waarlijk is de Christus, de Zaligmaker der wereld’ (Joh. 4:42). Zijn aanstelling vanuit de hemel blijkt ook zeer duidelijk uit de woorden: ’Want alzo lief heeft God de wereld gehad, dat Hij Zijn eniggeboren Zoon gegeven heeft, opdat een iegelijk die in Hem gelooft, niet verderve, maar het eeuwige leven hebbe’ (Joh. 3:16).

Zo was ook de koperen slang, die in de woestijn op de stang werd verhoogd, een instelling van God om allen die in het leger van Israël gebeten waren, te genezen. De zaligheid van Christus wordt genoemd ’de gemene zaligheid’ (Judas : 3). Dat wil zeggen, een zaligheid die iedere zondaar mag aangrijpen. De geboorte van Christus wordt gezegd te zijn ’grote blijdschap die al de volke wezen zal’. Dit had zo niet gezegd kunnen worden, wanneer Hij niet een ‘Zaligmaker van alle volken’ was geweest. Daarom getuigt Hij van Zichzelf, dat Hij kwam om de wereld te behouden. ’Want God heeft Zijn Zoon niet gezonden in de wereld, opdat Hij de wereld veroordelen zou, maar opdat de wereld door Hem zou behouden worden’ (Joh. 3:17). Jezus getuigt het ook in Joh. 12:47: ’Ik ben niet gekomen, opdat Ik de wereld oordele, maar opdat Ik de wereld zalig make.’ Dit was en is Zijn ambt om zondaars te behouden, onbepaald. Niet deze of die soort zondaars, maar zondaars uit mensen, zonder uitzondering. ’Dit is een getrouw woord en alle aanneming waardig, dat Christus Jezus in de wereld gekomen is om de zondaren zalig te maken’ (1 Tim. 1:15).

Hij zoekt het verlorene: ’Want de Zoon des mensen is gekomen om te zoeken en zalig te maken dat verloren was’ (Luk. 19:10). ’God was in Christus de wereld met Zichzelven verzoenende, hun zonden hun niet toerekenende’ (2 Kor. 5:19). Met dezelfde strekking verklaart Hij Zichzelf in Johannes 8:12 als: ’Het Licht der wereld’. Ook dan gaat het over het ambt dat Hem is toevertrouwd. Een ieder die van Hem gebruik maakt, zal het Licht des levens hebben.

Indien Christus níet de zaligmaker der wereld zou zijn, dan zou Hij ook niet rechtmatig aan de gehele wereld aangeboden kunnen worden. Zijn aanbod zou dan beperkt zijn tot alleen de uitverkorenen. Nóg mínder zou Hij aangeboden kunnen worden aan de gevallen engelen, omdat zij niet zijn besloten in Zijn opdracht als Zaligmaker. Zo is ook het aanbod dat gedaan wordt door de dienaren van het Woord altijd gebonden aan de grenzen van Christus’ opdracht die de Vader Hem gesteld heeft. Christus en Zijn zaligheid mogen wettig worden aangeboden aan de gehele wereld van mensenkinderen, met de verzekering, dat een ieder die van Hem gebruik wil maken tot zaligheid, die zal zalig worden. ’Gaat heen in de gehele wereld, predikt het Evangelie aan alle creaturen. Die geloofd zal hebben en gedoopt zal zijn, zal zalig worden; maar die niet zal geloofd hebben, zal verdoemd worden’ (Mark. 16:15-16).

Daarbij komt, dat als Christus de Zaligmaker der wereld níet zou zijn, zo zou het ongeloof en het niet komen tot Christus geen zonde zijn voor de niet-uitverkoren hoorders van het Evangelie. Immers, als Christus door God niet zou zijn aangewezen om Zaligmaker te zijn, dan kan het iemand niet tot zonde worden gerekend, wanneer hij van Christus geen gebruik maakt. Zo is het voor de gevallen engelen niet hun zonde dat ze niet in Christus geloven, omdat zij niet liggen binnen de opdracht die aan de Zaligmaker is gegeven. Evenmin is dit de zonde van hen die nooit van Christus hoorden, omdat de opdracht die Hij heeft nooit aan hen werd voorgesteld.
Echter, het niet geloven in Christus als de Zaligmaker is de zonde van de hoorder van het Evangelie die Hem niet aanneemt. Deze zonde van ongeloof zal tot het verderf voeren. ’Dit is het oordeel, dat het Licht in de wereld gekomen is, en de mensen hebben de duisternis liever gehad dan het licht; want hun werken waren boos’ (Joh. 3:19). Indien Christus niet de Zaligmaker van de wereld was, zouden zelfs de uitverkorenen nooit in Hem geloven, tenzij hun verkiezing vooraf aan hen was bekend gemaakt. Maar dat is in strijd met de vastgestelde weg van genade. Daarom geldt ook voor hen dat zij pas tot zaligheid in Christus kunnen geloven, nadát zij zien dat Hij voor hen een Zaligmaker is.

In dit opzicht moeten wij nog twee dingen opmerken. Het eerste is de grond waarop aan Christus het ambt van Zaligmaker van de wereld werd verleend. De grond is de genoegzaamheid van de verdienste van Zijn dood en Zijn gehoorzaamheid. Hoewel Christus alleen in de naam en de plaats van Zijn uitverkorenen stierf en aan het kruis alleen hén vertegenwoordigde (zoals we dat lezen in Joh. 10:15 ’Ik stel Mijn leven voor de schapen’), nóchtans was de prijs die Hij betaalde van oneindige waarde en in zichzelf genoeg om de hele wereld zalig te maken.

De gekruisigde Christus werd als het brood voor de uitverkorenen bereid. Het was toereikend, niet alleen om de
uitverkorenen leven te geven en te voeden, het was als zodanig genoeg geweest om de hele wereld, het gehele menselijke geslacht, te behouden. Daarom mocht Hij worden aangewezen als Zaligmaker der wereld. ’Want het Brood Gods is Hij, Die uit de hemel nederdaalt, en Die der wereld het leven geeft….. Ik ben het levende Brood Dat uit de hemel nedergedaald is; zo iemand van dit Brood eet, die zal in der eeuwigheid leven. En het Brood dat Ik geven zal, is Mijn vlees, hetwelk Ik geven zal voor het leven der wereld’ (Joh. 6:33-51).

De tweede opmerking betreft de reden waarom Hij wezenlijk en dadelijk werd aangesteld om Zaligmaker van de wereld te zijn. Onder de verschillende redenen die hiervoor gegeven kunnen worden, wil ik alleen deze éne noemen, namelijk dat het Hem een erezaak was het loon te verwerven voor Zijn grote dienst. Zijn leven af te leggen voor en in de plaats van hen, die de voorwerpen waren van de verkiezende liefde van Zijn Vader.
’Verder zei Hij: Het is te gering, dat Gij Mij een Knecht zou zijn, om op te richten de stammen van Jacob, en om weder te brengen de bewaarden in Israël; Ik heb U ook gegeven tot een Licht der heidenen, om Mijn Heil te zijn tot aan het einde der aarde (…). Alzo zegt de HEERE: In de tijd des welbehagens heb Ik U verhoord, en ten dage des heils heb Ik U geholpen; en Ik zal U bewaren, en Ik zal U geven tot een verbond des volks…’ (Jes. 49:6-8). Daarom bekleedde Hem de Vader ’Mij is gegeven alle macht in hemel en op aarde’ (Matth. 28:18). ’Want gelijk de Vader de doden opwekt en levend maakt, alzo maakt ook de Zoon levend, die Hij wil. Want ook de Vader oordeelt niemand, maar heeft al het oordeel de Zoon gegeven’ (Joh. 5:21-22). Het was loon dat paste bij Zijn arbeid.

Wat is het werk dat Hem als Zaligmaker der wereld is toevertrouwd?
Wij willen slechts twee zaken noemen. Hij kwam om zondaren zalig te maken van hun zonden. ’Gij zult Zijn Naam heten JEZUS; want Hij zal Zijn volk zalig maken van hun zonden’ (Matth. 1:21). Satan verdierf de wereld door zonde over haar te brengen. Daardoor werden de mensen gebonden met koorden van schuld. Zij verloren het beeld van God. Zij werden besmet en walgelijk en vielen in de handen van een vreemde heerser. God heeft Christus aangesteld tot een Zaligmaker van de wereld, opdat zondaren tot Hem mogen komen
en verlost worden van hun zonden. ’Die de zonde doet, is uit de duivel; want de duivel zondigt van de beginne. Hiertoe is de Zoon van God geopenbaard, opdat Hij de werken des duivels verbreken zou’ (1 Joh. 3:8).
Het was een hardnekkige ziekte en de genezing daarvan was ver buiten het bereik van enig schepsel; zover als het leven verwijderd is van de dood. Daarom werd Christus aangesteld als Zaligmaker. ’Toen hebt Gij in een gezicht gesproken van Uw heilige, en gezegd: Ik heb hulp besteld bij een held; Ik heb een verkorene uit het volk verhoogd’ (Ps. 89:20).

Hij kwam om zondaren te verlossen uit hun ellende, om ze te bevrijden van het verderf. ‘Het heeft u bedorven, o Israël, want in Mij is uw hulp’ (Hos. 13:9). Zij zijn door de zonde voorwerpen van toorn geworden, gekomen onder de vloek van de verbroken wet, onderworpen aan wrekende toorn, voor tijd en eeuwigheid. Christus is aangesteld om hen van dit alles te verlossen, als zij tot Hem komen om verlossing. ‘En die Man zal zijn als een verberging tegen den wind en een schuilplaats tegen den vloed; als waterbeken in een dorre plaats, als de schaduw van een zware rotssteen in een dorstig land’ (Jes. 32:2). De zonde veroorzaakte een vloed van ellende over de wereld, die de zondaar in meerdere of mindere mate steeds overspoelt. De Zaligmaker is gekomen om deze vloed voor hen op te drogen. ‘Maar uit Hem zijt gij in Christus Jezus, Die ons geworden is wijsheid van God, en rechtvaardigheid en heiligmaking en verlossing’ (1 Kor. 1:30).

3. Toepassing.
Bewonder en geloof de grote liefde van God tot een verloren wereld, door in een Zaligmaker te voorzien. Hij zond zelfs Zijn eigen Zoon. De Schrift gebruikt prachtige woorden om dit te bezingen: ‘Want alzo lief heeft God de wereld gehad, dat Hij Zijn eniggeboren Zoon gegeven heeft’ (Joh. 3:16). Er was liefde tot de gevallen mens in God: ‘Maar wanneer de goedertierenheid van God, onzen Zaligmaker, en Zijn liefde tot de mensen verschenen is’ (Tit. 3:4). Deze liefde kwam op twee manieren tot uiting. Hij verzekerde sommigen van hun zaligheid door een onherroepelijk besluit. En Hij voorzag in een Zaligmaker voor het hele menselijk geslacht, dat verloren lag in Adam. Geloof dit met toepassing op uzelf. En als er opstand in uw hart komt – dat het niet voor u zou zijn – dood het dan in de kiem, want het is een kiem van de satan. Als u niet uit het geslacht van de duivel bent, maar uit het zondig geslacht van mensen, dan is het voor u. De Vader gaf Christus als een Zaligmaker voor u, met de belofte dat als u in Hem zou geloven, u niet zou verderven. Hij zond Zijn Zoon van de hemel met voldoende kracht om u te verlossen, als u gelooft. Is dit geen liefde? Geloof het en het zal de weg zijn waardoor u meer inzicht in de liefde ontvangt.

Zie hier een vast fundament van geloof voor allen en voor een ieder. U mag tot Christus komen, hoe u ook bent. U mag aanspraak maken op Zijn gerechtigheid en op Zijn volkomen verlossing voor uzelf. U mag de toevlucht tot Hem nemen als de schuilplaats, die u door de Vader wordt aangewezen, om verlost te worden van zonde en toorn. U mag met evenveel vrijheid komen als de gebeten Israëliet mocht zien op de koperen slang. U mag geheel op Hem vertrouwen, dat Hij u zal verlossen van zonde en toorn. Hij werd immers van de Vader gezonden als Zaligmaker van de wereld. En als Hij door de aanstelling van de Vader de Zaligmaker van de wereld is, zo is Hij uit kracht van Zijn ambt uw en mijn Zaligmaker, omdatnwij mensenkinderen zijn. Zodat wij door het geloof op Hem een beroep mogen doen om ons te verlossen van zonde en toorn. Zoals een leerling die naar school gaat, aanspraak mag maken op onderwijs van hem die als leraar is aangesteld. Zoals ook leden van een gemeente aanspraak mogen maken op de prediking door hun eigen predikant. Zoals gewonden in een veldslag behandeling mogen verlangen van een dokter die als hun eigen regimentsarts is aangesteld. Want: ‘Wij getuigen, dat de Vader Zijn Zoon gezonden heeft tot een Zaligmaker der wereld’ (1 Joh. 4:14).

Zondaars die in hun zonden leven en daarin wegkwijnen, verkeren op de rand van het eeuwige verderf. Zij hebben geen verontschuldiging, want: ‘Indien Ik niet gekomen was en tot hen gesproken had, zij hadden geen zonde; maar nu hebben zij geen voorwendsel voor hun zonde’ (Joh. 15:22).
Zondaars worden verwoest door in hen woedende en levende begeerlijkheden. Zij worden daardoor uitgeput als door open en bloedende wonden. Het leven vloeit weg uit hun zielen, zij stappen over het gevoel van hun overtuiging en zeggen: ’Wij kunnen het niet helpen.’ De één kan het niet helpen dat hij vloekt, de ander dat hij verkeerde begeerten heeft. Weer een ander verontschuldigt zijn hoogmoed, drift, hebzucht, onkunde en bedorven hart. Maar de waarheid is, dat hij niet geholpen wil worden. ‘Gij wilt tot Mij niet komen, opdat gij het leven moogt hebben’ (Joh. 5:40). Als u uzelf niet helpen kunt, zo is er een Zaligmaker Die u kan helpen en Die zeker zou helpen, als u gebruik van Hem wilde maken.

Weet dat het waar is, dat als iemand van u zal omkomen - en u zult omkomen als u voortgaat in uw zonden - u niet verloren zult gaan omdat er geen Zaligmaker is. Voor de rechterstoel van God mogen de duivelen zeggen: ‘Wij konden niet van onze zonden verlost worden, want voor ons was er geen Zaligmaker besteld.’ De heidenen mogen zeggen: ‘Wij konden niet worden verlost, want hoewel wij leefden binnen het bereik van de opdracht van de Zaligmaker, hebben wij er nooit van gehoord.’

Als Hij Die u wilde zalig maken, zal zitten op Zijn troon en u zal veroordelen tot de straf in het eeuwige vuur, wat zult u dan te zeggen hebben, dat u niet verlost bent van uw zonden? Dan zal Hij u zeggen dat u Hem en Zijn zaligheid versmaad hebt. U wilde niet verlost worden van uw zonden. U wilde uw zaak niet in Zijn hand leggen, hoewel Hij de opdracht van Zijn Vader had om Zaligmaker van de wereld te zijn en ook u zou zalig maken, als u tot Hem zou komen. Zijn lastbrief werd u voorgelezen en toch wilde u Hem als Zaligmaker niet ontvangen. U wilde liever in uw zonden sterven dan van Hem gebruikmaken.

Zelfs gelovigen moeten verlegen en beschaamd zijn dat de ongerechtigheid zo vaak de overhand heeft. Wat een droevig bewijs, dat onder ons zo weinig gebruik wordt gemaakt van de Zaligmaker. Als u weinig door geloof leeft, is er weinig heiligheid. Let toch op de zonde die u zo licht omringt, die uw ziel zo vaak schade heeft berokkend. Geloof dat er een Zaligmaker voor u is en maak gebruik van Hem.

Onderzoek of Hij, aan Wie het ambt van Zaligmaker van de wereld is gegeven, ook uw Zaligmaker is geworden, of Hij u heeft zalig gemaakt of niet. Meen niet dat Christus de verlossing van zondaren uitstelt, totdat zij in de hemel komen. Het is waar, zij worden hier niet volkomen verlost zolang zij daar nog niet zijn. Maar als uw verlossing door Christus hier niet begonnen is, zult u daar nooit komen. ‘Hij heeft ons zalig gemaakt, niet uit de werken der rechtvaardigheid die wij gedaan hebben, maar naar Zijn barmhartigheid, door het bad der wedergeboorte en vernieuwing des Heiligen Geestes; Denwelken Hij over ons rijkelijk heeft uitgegoten door Jezus Christus, onzen Zaligmaker; opdat wij gerechtvaardigd zijnde door Zijn genade, erfgenamen zouden worden naar de hope des eeuwigen levens’ (Tit. 3:5-7).

U hebt geen recht van God om tot Zijn tafel te komen, als Hij u niet werkelijk tot een Zaligmaker is geworden, door u te verlossen van toorn en zonde, hoewel nog niet volkomen. Als dat nog niet het geval is, is dat een bewijs dat u Hem niet als Zaligmaker hebt ontvangen. Want zodra een zondaar gebruik van Hem maakt, begint Hij die zondaar te verlossen. Als Christus werkelijk begonnen is u te verlossen, dan zult u gedachten hebben over de zonde en over de toorn van God, zoals een verlost mens die heeft.

Als een drenkeling levend uit het water wordt gered, zal hij staande op de oever zien waaruit hij is verlost. Wat zullen zijn gedachten dan teruggaan naar dat water waar hij tot aan zijn nek in lag en waarin hij bijna was omgekomen. Zo zullen uw gedachten ook teruggaan over de zonde en de toorn van God. U zult ontzag en eerbied hebben voor de toorn van God. ‘Daarom, alzo wij een onbeweeglijk Koninkrijk ontvangen, laat ons de genade vasthouden, door dewelke wij welbehaaglijk God mogen dienen, met eerbied en godvruchtigheid. Want onze God is een verterend vuur’ (Hebr. 12:28-29). ‘En vreest niet voor degenen die het lichaam doden en de ziel niet kunnen doden; maar vreest veel meer Hem, Die beide ziel en lichaam kan verderven in de hel’ (Matth. 10:28).

Van alle verschrikkingen zal de toorn van God de meest vreselijke zijn. Zij die nog in hun natuurstaat zijn - en dus leven onder de toorn van God - leven alsof zij hun verstand hebben verloren. Zij beseffen hun toestand niet. Zij dromen dat ze in een aangename plaats zijn en zo gaan ze gerust in hun zonde door. Zij worden niet gestoord door gedachten aan de toorn van God. Of anders weten zij er slechts weinig van.

Er is echter iets wat nog vreselijker is: zij willen de zonde niet nalaten. Zij willen liever zondigen dan de godsdienstplichten waarnemen. Zij willen de zonde niet doden. En al zijn ze soms vuurbang voor de toorn van God, tegelijk zijn ze ijskoud in de liefde en de kinderlijke vrees voor God. Een verloste ziel ziet daarentegen Gods toorn als het meest verschrikkelijke wat zich laat indenken. Tegelijk heeft hij kinderlijke eerbied en vrees voor God en Zijn toorn.

Als Christus u heeft verlost, zult u een allesoverheersende achting en liefde tot uw Zaligmaker hebben, want er staat geschreven: ‘U dan, die gelooft, is Hij dierbaar’ (1 Petr. 2:7). Zijn bloed dat ons geweten reinigt en Zijn Geest Die onze ziel heiligt, zullen voor u meer waarde hebben dan duizend werelden. U zult daar ontzettend naar verlangen. U zult begeren er meer en meer van te ontvangen. Daarbij vergeleken zal de wereld in uw ogen nietig zijn. U zou heel de wereld willen verliezen om deze geestelijke parels te winnen. U zou zijn als ‘Dewelke hebbende één parel van grote waarde gevonden, ging heen en verkocht al wat hij had, en kocht dezelve’ (Matth. 13:46).
Christus heeft gezegd: ‘Indien iemand tot Mij komt, en niet haat zijn vader en moeder, en vrouw en kinderen, en broeders en zusters, ja, ook zelfs zijn eigen leven, die kan Mijn discipel niet zijn’ (Luk. 14:26). En Paulus belijdt: ‘Ja gewisselijk, ik acht ook alle dingen schade te zijn, om de uitnemendheid der kennis van Christus Jezus mijn Heere; om Wiens wil ik al die dingen schade gerekend heb, en acht die drek te zijn, opdat ik Christus moge gewinnen; en in Hem gevonden worde, niet hebbende mijn rechtvaardigheid, die uit de wet is, maar die door
het geloof van Christus is, namelijk de rechtvaardigheid, die uit God is door het geloof’ (Fil. 3:8-9).

Als Christus werkelijk begonnen is u te verlossen van de zondekwaal, dan zult u daaronder lijden. Uw geweten zal getuigen dat u er graag helemaal van verlost zou willen zijn. Met Paulus roept u uit: ‘Ik ellendig mens, wie zal mij verlossen uit het lichaam dezes doods?’ (Rom. 7:24). Uw ziel zal verlangen naar de volmaakte verlossing. U zult uitzien naar de tijd dat u de vijanden die u nu ziet, nooit meer zult zien. U zult verlangen een volkomen overwinning te behalen over al uw verdorvenheden, want: ‘Wij zuchten in onszelven, verwachtende de aanneming tot kinderen, namelijk de verlossing onzes lichaams’ (Rom. 8:23).

Zondaren, ontvang dan de Heere Jezus in het ambt waarin Zijn Vader Hem zond als Zaligmaker van de wereld, Die ook u wil zalig maken. U bent verloren in uw zonden en verloren onder de toorn van God en de vloek van de wet. Kom tot Hem, om volkomen verlost te worden. Maak gebruik van Hem, leg uw zaak in Zijn hand. Hij is door de Vader aangesteld, om allen die tot Hem komen, te verlossen en zalig te maken. Versmaad Hem toch niet langer.

Overweeg ernstig uw behoefte aan een Zaligmaker. Uw zondekwaal zal u verderven als u er niet van wordt verlost. De schuld zal u doen vallen onder de toorn en u zult neerzinken in de hel. Zolang de zonde haar heerschappij over u houdt, kunt u er zeker van zijn dat de schuld niet is weggenomen. ‘Die gezond zijn, hebben den medicijnmeester niet van node, maar die ziek zijn’ (Matth. 9:12). ‘Maar van den boom der kennis des goeds en des kwaads, daarvan zult gij niet eten; want ten dage als gij daarvan eet, zult gij den dood sterven’ (Gen. 2:17).

Er is geen andere Zaligmaker dan Christus, want: ’De zaligheid is in geen Ander; want er is ook onder den hemel geen andere Naam, Die onder de mensen gegeven is, door Welken wij moeten zalig worden’ (Hand. 4:12). Alle andere heelmeesters hebben geen waarde. Al uw eigen pogingen zullen u niet verlossen, noch iets wat een schepsel voor u doen kan.

Christus is bekwaam om u te verlossen. ‘Waarom Hij ook volkomenlijk kan zalig maken degenen die door Hem tot God gaan’ (Hebr. 7:25). Wie u ook bent en hoe u ook bent, er is een oneindige verdienste in Zijn bloed, om de zwaarste schuld weg te nemen. ‘Het bloed van Jezus Christus, Zijn Zoon, reinigt ons van alle zonde’ (1 Joh. 1:7). Er is een oneindige kracht van Zijn Geest om de meest onheilige te heiligen. ‘En dit waart gij sommigen; maar gij zijt afgewassen, maar gij zijt geheiligd, maar gij zijt gerechtvaardigd in den Naam van den Heere Jezus en door den Geest onzes Gods’ (1 Kor. 6:11). Als u daaraan twijfelt, onteert u Christus en Zijn Vader, Die Hem gezonden heeft. ‘Toen hebt Gij in een gezicht gesproken van Uw heilige, en gezegd: Ik heb hulp besteld bij een held; Ik heb een verkorene uit het volk verhoogd’ (Ps. 89:20).

Christus is gewillig om u zalig te maken: ‘En de Geest en de bruid zeggen: Kom! En die het hoort, zegge: Kom! En die dorst heeft, kome; en die wil, neme het water des levens om niet’ (Openb. 22:17). Het enige wat u ontbreekt, is gewilligheid om verlost te worden: ‘Wee u, Jeruzalem, zult gij niet rein worden? Hoelang nog na dezen?’ (Jer. 13:27) Als u komt, hoeft u niet bang te zijn dat u zult uitgeworpen worden: ‘Die tot Mij komt, zal Ik geenszins uitwerpen’ (Joh. 6:37). Hij heeft het ambt van Zaligmaker van de wereld op Zich genomen en Hij kan niet weigeren Zijn taak uit te voeren.

U moet Hem ontvangen als uw Zaligmaker van zonde en toorn, overeenkomstig de opdracht die Hij van de hemel heeft ontvangen. Anders zult u gehouden worden voor versmaders van Hem, Die door de Vader is aangesteld en gemachtigd om u zalig te maken. Bedenk toch wat u zult antwoorden als u voor Zijn rechterstoel zult staan.
Tenslotte een vraag: Hoe zal ik Hem ontvangen en gebruik van Hem maken? Antwoord: Door in Hem te geloven. Wees overtuigd van uw zonde en vervloekte staat en verlang van beide verlost te worden. Geloof dat Christus door de aanstelling van de Vader en Zijn volmacht gewillig is ook u zalig te maken. Vertrouw volkomen op Hem als een gekruisigde Zaligmaker, op de verlossing die in Hem is, op grond van de getrouwheid van God in Zijn Woord.

Amen.

Thomas Boston
Mijn lijst van booswichten wordt elke dag, dat ik ouder word, kleiner en mijn register van dwazen steeds langer.

schelpje3
Maarschalk
Maarschalk
Berichten: 11426
Lid geworden op: 23 apr 2010 13:57

Re: Preken en meditaties van Oudvaders, Puriteinen en Schott

Berichtdoor schelpje3 » 10 dec 2013 11:35

Jesaja 43:13b

„Ik zal werken en wie zal het keren.”

Doe ons niet vrezen die het lichaam doden kunnen en daarna niet meer. Maar laat ons veel meer Hem vrezen, Die beide ziel en lichaam kan verderven en werpen in de hel. Maar we moeten Hem niet met een slaafse maar met een kinderlijke vrees vrezen.

Uw roede is opgeheven, maar Gij verandert de rechterlijke in een vaderlijke, beproevende, kastijdende en tuchtigende, gezegende, amandelen dragende, honing uitgevende roede voor Uw volk, o aller dierbaarste Koning, medelijdende en barmhartige Hogepriester, Die het rechterlijke gedragen hebt voor Uw volk om het vaderlijke aan Uw volk te schenken. Uw vlees gaf U tot spijs en Uw bloed tot drank van Uw volk.

U hebt gezegd: de drinkbeker die Ik drink, zult gij drinken, en met de doop waarmee Ik gedoopt wordt, zult gij gedoopt worden. Toen gij jong waart, gordde gij uzelf, en wandelde alwaar gij wilde; maar wanneer gij zult oud geworden zijn, zult gij uw handen uitstrekken, en een ander zal u gorden, en brengen waar gij niet wilt. Dat zei de Heere tot Petrus, Zijn dienstknecht.

En dat zegt de Heere tot allen die Hem beleden hebben als de Christus, de Zoon van de levende God, die Hem volgen in de wedergeboorte, en door lijden geheiligd worden. In de wereld zult gij verdrukking hebben, maar hebt goede moed, Ik heb de wereld overwonnen. Vreest dan geen der dingen die gij lijden zult.

L. G. C. Ledeboer

schelpje3
Maarschalk
Maarschalk
Berichten: 11426
Lid geworden op: 23 apr 2010 13:57

Re: Preken en meditaties van Oudvaders, Puriteinen en Schott

Berichtdoor schelpje3 » 13 dec 2013 11:31

Zij zullen komen tot de wens aller heidenen” (Haggaï 2:8b)

De beschrijving van Christus, Die genoemd wordt „de Wens aller heidenen”, Die in de wereld zou komen ten tijde van de tweede tempel, geeft ons te kennen dat Zijn komst voorafgegaan zou worden door verwarringen en beroeringen in de wereld.
Deze moesten de weg bereiden voor Zijn komst. Want de profeet zegt: „Ja, Ik zal alle heidenen doen beven en zij zullen komen tot de Wens aller heidenen”. Hierop zinspeelt de apostel in Hebreeën 12:26, waar hij deze profetie op Christus toepast. Die hier genoemd wordt „de Wens aller heidenen”. We mogen deze woorden uitleggen en zeggen dat Christus het voorwerp is van de wensen van Gods uitverkorenen, onder alle volkeren der aarde. Hij is een Verlosser Die in Zichzelf zeer gewenst is en ook metterdaad gewenst wordt door al Gods volk, verstrooid onder alle geslacht en taal en volk en natie, Openbaring 5:9. Deze waarheid brengt ons tot de leer dat de wens van Gods uitverkorenen in alle koninkrijken en onder alle volken der aarde is gevestigd en zal uitgaan tot de Heere Jezus Christus.
Toen de genadige God de algemene verwoesting die door de zonde over de gehele wereld gekomen is, aanschouwde, heeft Hij een algemeen middel tot verlossing van Zijn
uitverkorenen in alle delen der wereld verzorgd.

John Flavel


Terug naar “[Religie] - Algemeen”

Wie is er online

Gebruikers op dit forum: Geen geregistreerde gebruikers en 17 gasten