Preken en meditaties van Oudvaders, Puriteinen en Schotten

Om te kunnen posten in dit forum is lidmaatschap van een gebruikersgroep (leden Religie-fora) nodig.
Klik hier voor meer info en het aanvragen van postrecht

Moderators: henkie, elbert, Moderafo's

schelpje3
Maarschalk
Maarschalk
Berichten: 11426
Lid geworden op: 23 apr 2010 13:57

Re: Preken en meditaties van Oudvaders, Puriteinen en Schott

Berichtdoor schelpje3 » 28 feb 2014 12:43

In Gods weg ~ Genesis 6:9

Noach was een rechtvaardig, oprecht man in zijn geslachten. Noach wandelde met God.

Velen geven toe aan zondige gewoonten, omdat zij niet door de wereld willen worden afgekeurd. Maar het is beter alleen in Gods wegen te gaan, dan een vriend van de wereld te zijn. Gods kinderen zijn soms velen tot een wonder, zoals Jozua de hogepriester en zijn vrienden. De engel des Heeren zei: „Hoor nu toe, Jozua, gij hogepriester, gij en uw vrienden, die voor uw aangezicht zitten, want zij zijn een wonderteken” (Zacharia 3:8).

Staar veel op de eeuwigheid. „Dewijl wij niet aanmerken de dingen die men ziet, maar de dingen die men niet ziet; want de dingen die men ziet, zijn tijdelijk, maar de dingen die men niet ziet, zijn eeuwig” (2 Korinthe 4:18).

Dit is een uitstekend hulpmiddel om de rechte weg te houden door een boze wereld. Zij die er rekening mee houden dat zij plotseling uit de wereld in de eeuwigheid kunnen overgaan, zullen hun schreden bewaren, opdat zij geen verkeerde weg kiezen in dagen van verval. Laat daarom het voorbeeld van Noach, die „een rechtvaardig, oprecht man in zijn geslachten was, en die wandelde met God”, van zo een invloed op u zijn dat u erdoor bewogen wordt zijn voetstappen te volgen. Zij worden de goedkeuring van God gewaar in een liefelijke vrede van het geweten en in het houden van de weg van de Heere, terwijl anderen die weg verlaten (2 Korinthe 1:12).

Thomas Boston
met dank aan RD

schelpje3
Maarschalk
Maarschalk
Berichten: 11426
Lid geworden op: 23 apr 2010 13:57

Re: Preken en meditaties van Oudvaders, Puriteinen en Schott

Berichtdoor schelpje3 » 11 mar 2014 21:02

Want Ik zal Efraïm zijn als een felle leeuw, en het huis van Juda als een jonge leeuw; Ik, Ik zal verscheuren en heengaan; Ik zal wegvoeren, en daar zal geen redder zijn. (Hosea 5 : 14)
De woorden dezer profetie moeten voor Neder­lands volk verzegeld worden tot aan de dag van het einde, wanneer het Lam, Dat op de troon zit, de zeven zegelen Zelf zal openbreken. En daarom zal ik er nu ook geen nadere uitleg van geven, maar het voor de Heere laten, of Hij tegen dit land een felle leeuw zal zenden, of een jonge leeuw, en of wij, helaas, Efraïms lot zullen hebben en ganselijk verdorven en uitgeroeid zullen worden, zodat wij den Heere niet langer een volk meer zullen zijn; dan, of wij Juda's lot zullen trekken en in gevangenis zullen weggevoerd worden, totdat Jeruzalems muren in benauwdheid der tijden eens wederom gebouwd zullen worden. De Heere, de Almachtige, Die eeuwig leeft, heeft deze verborgenheid aan Zijn arme en onwaardige knecht niet geopenbaard. Maar dit woord heeft Hij voor zijn oren gesproken, dat, als Hij Zijn grimmig oordeel over Nederland uitgevoerd zal hebben, en dat godloze, huichelachtige volk als een felle of als een jonge leeuw verscheurd zal hebben, dat Hij dan ook, om de beker Zijner, grimmigheid voor ons vol te gieten. Zelf zal heengaan en wederkeren tot Zijn plaats. O Nederland, Nederland, Nederland, dan zal uw God van u wijken; dan zal Hij heengaan, naar Wiens Woord, genade en tuchtroede gij niet hebt willen horen. Dan zal een versmade Christus met Zijn Geest en Evangelie van u vertrekken; dan zullen uw bergen van geen zoete wijn meer druipen, noch uw heuvelen van gerechtigheid, maar dan zullen uw wolken ledig zijn en uw springader zal dan uitgedroogd zijn. Dan zult gij om water roepen en om spijze, als de jonge struisen in de woestijn, maar de Heere zal u niet antwoorden; smarten en benauwdheden zullen u dan omringen als een barende vrouw, die niet verlossen kan.

O mijn God, houd in gedachtenis het overblijfsel van dit volk van Nederland, als Uw grimmige toorn over haar zal gesteld zijn, en laten de verstrooide stammen van Nederlands huis nog eens wederkeren tot de Heere hun God in het laatste der dagen. Wie nu treuren kan tussen het voorhuis en het altaar, die treure vuriglijk, hij make misbaar en sterk geween, hij bewinde ook zijn bovenste lip als de melaatsen die bewinden, en hij zitte neder in de as, en strooie dan het stof der aarde op zijn hoofd.
ds. Th. van der Groe 1705-1784

schelpje3
Maarschalk
Maarschalk
Berichten: 11426
Lid geworden op: 23 apr 2010 13:57

Re: Preken en meditaties van Oudvaders, Puriteinen en Schott

Berichtdoor schelpje3 » 13 mar 2014 09:53

Daar is nog iets.
Dikwijls beluistert men als volgt: ach, ik bid al zo lang en ik blijf toch maar maar onbekeerd;
ik wacht, en ik wacht af, maar er gebeurt niets.


Het zou kunnen zijn dat uw bidden en wachten slechts uit verkeerde beweegredenen was;
Ge wilt misschien graag naar de hemel?
Juist, anders niets?
Naar de hemel?
Wilt ge ook even gaarne, dat God verheerlijkt wordt?
Desnoods ook, als ge naar de hel moest?
Ja, is dat willen naar de hemel gaan wel echt bij u?
Wat zoudt ge daar willen doen?
Ga met die vragen naar God Zelf, om door Hem u te laten onderzoeken.
Want u, al die mensen, die zo gaarne bekeerd willen worden, het is te vrezen, dat er velen
onder zijn, die nog eens eerst wat anders moeten leren; nl. niet willen.

G. Wisse

Gebruikersavatar
Teus
Majoor
Majoor
Berichten: 2406
Lid geworden op: 15 dec 2011 13:14

Re: Preken en meditaties van Oudvaders, Puriteinen en Schott

Berichtdoor Teus » 16 mar 2014 11:59

De gelijkenis van de bruiloft

C.H. Spurgeon

"Het koninkrijk der hemelen is gelijk een zeker koning, die zijn zoon een bruiloft bereid had; en zond zijn dienstknechten uit, om de genoden ter bruiloft te roepen; en zij wilden niet komen. Wederom zond hij andere dienstknechten uit, zeggende: Zegt den genoden: Ziet, ik heb mijn middagmaal bereid, mijn ossen, en de gemeste beesten zijn geslacht, en alle dingen zijn gereed; komt tot de bruiloft." Matth. 12 : 2, 3, 4.

Indien God mij er de kracht toe verleent, dan hoop ik deze gehele gelijkenis te behandelen; doch voor het ogenblik zullen wij onze gedachten bepalen bij het toneel aan het begin van het koninklijk feestmaal. Eer wij echter verder gaan, zal het gepast wezen onze diepe erkentelijkheid er voor uit te spreken, dat het de oneindige Geest behaagd heeft zich neer te buigen tot onze bekrompen bevatting en ons te onderwijzen door gelijkenissen. Hoe goed en neerbuigend is God dat Hij gelijkenissen heeft willen voorstellen, opdat zijn kinderen de verborgenheden van het koninkrijk zouden leren! Indien men er zich onder de mensen soms over verwondert, dat personen, die met grote geestesgaven zijn toegerust, immer bereid zijn zich tot de kleineren van verstand neer te buigen, hoeveel groter wonder is het dan niet, dat God de hemelen buigt en neerkomt om onze onwetendheid en ons langzaam begrip tegemoet te komen! Als de geleerde professor zijn college heeft gehouden in de gehoorzaal van de universiteit, en gehandeld heeft over de diepzinnige vraagstukken van de wijsbegeerte, en dan naar huis gaat, zijn kind op zijn knie neemt en grote waarheden voor de bevatting van dit kind duidelijk tracht te maken, dan ziet gij de grote liefde van het hart van die man.

En als de eeuwige God, voor wie de Serafim slechts zijn als de insecten van een uur, zich verwaardigt om ons beperkt, kinderachtig verstand te ontwikkelen en ons wijs te maken tot zaligheid, dan mogen wij wel zeggen: "Hierin is de liefde." Evenals wij onze kinderen platen geven om hun aandacht op te wekken, en door aangename middelen de waarheid in hun geheugen te prenten, zo is de Heere met liefdevolle vindingrijkheid de Auteur geworden van menig liefelijk beeld, type en zinnebeeldige voorstelling, waardoor Hij onze belangstelling opwekt, en door zijn Heilige Geest ons verstand verlicht. Indien Hij, die dondert, zodat de bergen beven, zich verwaardigt tot ons te spreken in het suizen van een zachte stilte, zo laat ons gaarne neerzitten op de plaats van Maria, aan zijn voeten; en van Hem willen leren. O! dat God aan een iegelijk van ons een leerzaam hart gaf, want dat is het grote middel om Gods bedoeling te leren verstaan. Hij die gewillig is te leren als een kind, is reeds in grote mate van God geleerd. Mogen wij allen deze leerrijke gelijkenis zó bestuderen, dat wij er door opgewekt worden tot alles wat Gode welbehaaglijk is, want de ware geleerdheid in godzaligheid kan met dat al slechts beoordeeld worden naar de invloed, die zij heeft op ons leven. Als wij heiligen zijn, zijn wij wijzen. Praktische gehoorzaamheid aan de wil van de Heere Jezus is het zekerste blijk van een verstandig hart.

Om de gelijkenis, die vóór ons ligt, goed te verstaan, moeten wij onze aandacht het eerst bepalen bij het voornemen van die "zekere koning," van wie hier gesproken wordt. Hij had een groot doel voor ogen; hij begeerde eer te bewijzen aan zijn zoon bij de gelegenheid van diens huwelijk. Wij zullen dan opmerken de grootmoedige wijze, waarop hij zijn voornemen ten uitvoer wilde brengen; hij bereidde een middagmaal en nodigde vele gasten. Hij had zijn zoon op een andere wijze kunnen eren, maar de grote koning heeft dit willen doen op de wijze waardoor zijn goedheid en milddadigheid het best uitkwamen. Daarna zullen wij letten op de ernstige hinderpalen, die hem bij de uitvoering van zijn edelmoedig plan in de weg gelegd werden - de genoden wilden niet komen. Van de zijde van de konings was er niets dat aan de luister van het feest te kort kon doen. Hij stelde met milde hand al zijn schatten er voor ter beschikking; maar er was een hinderpaal, die zeer vreemd was, en zeer moeilijk uit de weg te ruimen: zij wilden niet komen. Daarna zullen wij met bewondering onze gedachten laten verwijlen bij de genaderijke wijze, waarop de koning de tegenstanders van zijn plan beantwoordde; hij zond andere dienstknechten om de nodiging te herhalen: "Komt tot de bruiloft." Als wij de betekenis van deze drie verzen diep tot ons laten doordringen, dan zullen wij voor de overdenking van heden meer dan genoeg hebben.

I

Een zeker koning van een uitgestrekt gebied, die grote macht bezat, besloot een luisterrijk feest te geven; en daarmee had hij EEN GROOT DOEL voor ogen. De kroonprins, zijn welbeminde erfgenaam, stond op het punt van zich in het huwelijk te begeven; en zijn koninklijke vader verlangde die gebeurtenis met buitengewoon eerbetoon te vieren. Ziet nu op van de aarde naar de hemel. Het grote doel van God, de Vader, is zijn Zoon te verheerlijken. Het is zijn wil, dat "allen de Zoon eren, gelijk zij de Vader eren." (Joh. 5 : 23.) Jezus Christus, de Zoon van God, is reeds heerlijk in zijn goddelijke Persoon. Hij is onuitsprekelijk zalig, en oneindig ver verheven boven de behoefte aan eer. Alle engelen Gods aanbidden Hem, en de hemel is vervuld van zijn heerlijkheid. Hij openbaarde zich als de Schepper, en als zodanig is zijn heerlijkheid volkomen. "Want door -hem zijn alle dingen geschapen, die in de hemelen en die op aarde zijn, die zienlijk, en die onzienlijk zijn, hetzij tronen, hetzij heerschappijen, hetzij machten: alle dingen zijn door hem en tot hem geschapen." Hij zeide: Er zij licht," en er was licht". Hij gebood de bergen hun hoofd te verheffen, en hun kruinen doorboorden de wolken. Hij schiep de vloeden; Hij gebood ze hun beddingen te zoeken, en Hij stelde hun perken. Niets ontbreekt aan de heerlijkheid van Gods Woord, het woord dat in den beginne bij God was, die sprak, en het was er, die gebood, en het stond er. Hij is ook hoog verheven als de Bewaarder, want Hij is vóór alle dingen en alle dingen bestaan te samen door Hem. Hij is die "nagel, ingeslagen in een vaste plaats," waaraan alles is opgehangen. De sleutels van de hemel, en van de dood, en van de hel zijn bevestigd aan zijn gordel; en de heerschappij is op zijn schouder en men noemt zijn naam Wonderlijk. Hij heeft een naam, die boven alle naam is, voor dewelke zich buigen alle knie dergenen, die in de hemel, en die op de aarde, en die onder de aarde zijn. Hij is God boven allen te prijzen, in der eeuwigheid. Tot hem, die is, en die was, en die komen zal gaat het loflied van allen op.

Maar er is nog een andere betrekking, waarin het de Zoon van God genadig behaagd heeft, tot ons te willen staan. Hij heeft het ondernomen een Zaligmaker te zijn, opdat Hij een Bruidegom zou kunnen wezen. Te voren heeft Hij reeds genoeg eer en heerlijkheid gehad; maar in het grootmoedige van zijn hart heeft Hij zijn ontferming willen grootmaken, zelfs nog boven zijn macht; en daarom heeft Hij zich verwaardigd de natuur van de mensen aan te nemen, opdat Hij de beminde voorwerpen van zijn keuze zou kunnen verlossen van de straf van hunne zonde; en zich op de innigst mogelijke wijze met hen zou kunnen verenigen. Het is als Zaligmaker, dat de Vader zijn Zoon wil eren, en de evangeliemaaltijd wordt niet aangericht bloot tot eer van zijn Persoon, maar tot eer van zijn Persoon in deze nieuwe, doch vanouds voorgenomen betrekking. Het is tot eer van Jezus als ingaande tot de geestelijke eenheid met zijn gemeente, dat het Evangelie als een koninklijk feestmaal is bereid.

Broeders, toen ik zeide, dat het hier een grootse, belangrijke gelegenheid gold, was dit gewisselijk zo in de schatting van God; en het behoorde ook zo in onze schatting te wezen. Wij moesten er ons in verlustigen de Zoon van God te verheerlijken. Voor alle trouwe onderdanen, in welk rijk het ook zij, is het huwelijk van een lid van de koninklijke familie een zaak van groot aanbelang, en het is gebruikelijk, en dat wel met recht, om aan hun gelukwensen uiting te geven door een gepast vreugdebetoon. De gelegenheid, die ons thans de stof voor onze overdenking biedt, moet inzonderheid de vreugde en blijdschap opwekken van alle onderdanen van de grote Koning der koningen. Immers, die gelegenheid zelf is een reden tot grote blijdschap en dankbaarheid voor ons persoonlijk Het huwelijk wordt gesloten, - met wie? Hij heeft de engelen niet aangenomen. Het is een huwelijk met onze natuur. "Hij heeft het zaad Abrahams aangenomen." Zullen wij ons niet verblijden, als de grote Heere des hemels mens wordt en zich neerbuigt om de mens te verlossen van het verderf, dat door zijn val over hem is gekomen? De engelen verheugen zich; maar zij hebben niet zulk een aandeel in de vreugde als wij. Het is voor de mens de hoogste persoonlijke blijdschap, dat Jezus Christus, die het geen roof heeft geacht, Gode even gelijk zijn, de mensen gelijk is geworden, omdat Hij met Zijn uitverkorenen tot één vlees zou worden. Staat op, gij die slaapt! Indien er ooit reden was om u zelf op te wekken en uit te roepen: "Waak op, mijn eer! waak op, gij luit en harp!" dan is het thans, nu Jezus komt om zich met zijn kerk te verenigen, zich met haar te maken tot één vlees, ten einde haar te verlossen, en haar daarna te verhogen om met Hem te zitten op zijn troon. Hier waren overvloedige redenen, waarom de genode gasten vrolijk komen zouden, en zich driewerf gelukkig te achten, dat zij tot zulk een feestmaal genodigd waren. Er zijn zeer grote redenen, voor het mensdom om zich te verheugen in het heerlijk evangelie van Jezus en zich te haasten om er het nut en voordeel van te trekken.

Wij moeten ook denken aan de koninklijke afkomst van de Bruidegom. Herinnert u, dat Jezus Christus, onze Zaligmaker, God is uit God. Wordt ons gevraagd Hem te eren? Het is rechtmatig, want aan wie anders zal eer gegeven worden? Gewis, onze Schepper en bewaarder behoren wij te eren! Moedwillig moet de ongehoorzaamheid zijn, die geen eerbied wil bewijzen aan Een, zo hogelijk verheven, en die aller hulde zo waardig is. Zulk een Heere te dienen in de hemel. Zijn heerlijkheid reikt tot aan de wolken; laat Hij tot in eeuwigheid worden geprezen. Komt, laat ons Hem aanbidden en ons voor Hem neerbuigen, laat ons met blijdschap gehoorzamen aan de geboden van God, die de eer van zijn Zoon ten doel hebben.

Herinnert u ook de Persoon van Immanuël, zo zult gij zijn eer begeren. Deze hoogheerlijke Zoon, wiens roem alom moet worden verbreid, is boven alle twijfel God - daarvan hebben wij reeds gesproken, maar ook even stellig is Hij Mens, onze Broeder, been van ons been, en vlees van ons vlees. Verlustigen wij er ons niet in te geloven, dat Hij, in alles verzocht zijnde, gelijk als wij, er zich toch nooit aan onderworpen heeft bevlekt te worden door de zonde? Nooit was er een mens gelijk Hij, het Hoofd van ons geslacht, de tweede Adam, de Vader der eeuwigheid, - wie onder ons zou Hem niet willen eren? Zullen wij zijn eer niet zoeken, nu Hij ons geslacht opheft tot aan de troon van God?

Herinnert u ook zijn aard, zijn karakter. Waar was ooit een leven als het zijne? Ik wil niet zo zeer spreken van zijn goddelijk karakter, ofschoon dat overvloedige redenen geeft tot eer en aanbidding, maar denkt aan Hem als Mens. O geliefden, welk een teerheid, wat mededogen! En toch! Wat heilige stoutmoedigheid! Welk een liefde voor de zondaars, en toch! Wat liefde voor de waarheid! Mensen, die Hem niet hebben bemind, hebben Hem toch bewonderd; en harten, in welke wij volstrekt niet zulk een erkenning van zijn voortreffelijkheden verwachtten te vinden, zijn toch ten diepste getroffen geworden, nadat zij zijn leven hadden bestudeerd. Wij moeten Hem loven, want "Hij draagt de banier boven tien duizend; en al wat aan Hem is, is gans begeerlijk." Het zou verraad zijn te zwijgen, als de ure is gekomen om te spreken van Hem, die weergaloos is onder de mensen en onvergelijkelijk onder de engelen. Klapt in de handen van vreugde bij de gedachte aan het huwelijk van de Zoon van de Koning, voor wie zijn bruid zich heeft bereid.

Denkt mede aan hetgeen Hij gewrocht heeft. Als wij een vorst eren, dan brengen wij in rekening alles wat hij voor zijn volk heeft gedaan. Wat nu heeft Jezus voor ons gedaan? Laat mij liever vragen: wat heeft Hij niet voor ons gedaan? Op zijn schouders werden onze zonden gelegd: Hij droeg ze weg in de woestijn; en zij zijn voor altijd van ons weggenomen. Tegen Hem zijn onze vijanden uitgetrokken. Hij heeft hun slag geleverd, en waar zijn zij nu? En wat de dood zelf aangaat: Hij heeft hem overwonnen; en door Hem zal de zwakste onder ons ter gepaster tijd zeggen: "Dood! waar is uw prikkel? Hel! waar is uw overwinning?" Hij is de Held van de hemel. Onder de toejuiching van het heelal is Hij teruggekeerd naar de troon van zijn Vader. Zullen wij, voor wie Hij streed en overwon, Hem niet begeren te eren? O! brengt herwaarts de koninklijke diadeem en kroont Hem! Is dit niet de eenstemmige uitspraak van allen, die Hem kennen? Behoort dit niet de geestdriftige kreet te wezen van alle mensenkinderen? In het Oosten en het Westen, het Noorden en het Zuiden, moesten niet overal de blijde klokken worden geluid en de vlaggen wapperen in vreugdebetoon op zijn bruiloftsdag? Zal de Zoon van de Koning in het huwelijk treden; wordt tot zijn eer feest gevierd? O laat Hij dan groot zijn, laat Hij heerlijk wezen! De Koning leve! Laten de maagden uitgaan met haar reien en de toonkunstenaars liefelijke muziek doen horen - ja laat alles wat adem heeft Hem loven. "Hosanna! Hosanna! Gezegend is hij, die komt in de naam des Heeren."

II.

Wij zien dit voornemen hier OP GROOTMOEDIGE WIJZE ten uitvoer gebracht. Aan een koningszoon moet op de dag van zijn huwelijk eer worden bewezen; hoe zal dit geschieden? Barbaarse volken hebben hun grote feesten; en ach! Hoe treurig is het, dat de mens zó diep is gezonken; maar bij zulke gelegenheden worden stromen van mensenbloed vergoten. Zelfs heden ten dage is er aan de grenzen der beschaafde wereld een tiran, wiens helse zeden - ik durf ze bij geen zachtere naam te noemen -bij zekere feesten en hoogtijdagen de moord in koelen bloede gebieden van honderden van zijn medemensen. Aldus zou dat monster zijn zoon eren door te handelen als een duivel. Maar geen bloed wordt gestort om de Zoon van de grote hemelse Koning te eren. Ik twijfel niet, of Jezus zal eer en heerlijkheid ontvangen zelfs in het verderf van mensen, indien zij zijn genade verwerpen; maar het is niet aldus dat God verkiest zijn Zoon te eren. Jezus, de Zaligmaker, wordt op de dag van zijn huwelijk met de mensheid verheerlijkt door goedertierenheid, en niet door toorn. Indien er op zulk een dag melding wordt gemaakt van bloed, dan is het zijn eigen bloed, waardoor Hij wordt verheerlijkt. De slachting van het mensdom zou Hem geen vreugde aanbrengen; Hij is zachtmoedig en nederig, en Hij heeft de mensen lief. Onder de meeste koningen was het gewoonte bij ieder vorstelijk huwelijk een nieuwe belasting uit te schrijven, of een nieuwe toelage van hun onderdanen te vragen. De bruidsschat voor de dochter van onze beminde koningin zal door het volk met groter genoegen dan ooit te voren worden toegestaan. Niemand van ons zal een woord van klacht daarover laten horen; maar de gelijkenis toont, dat de Koning der koningen niet met ons handelt naar de wijze van de mensen. Hij vraagt geen huwelijksgift voor zijn Zoon. Hij maakt zijn bruiloft gedenkwaardig, niet door gaven te eisen, maar door gaven te schenken. Er wordt niets van het volk gevraagd of verwacht; maar wèl wordt er veel voor hen bereid; vele en kostbare gaven worden hun geschonken. Alles wat de onderdanen wordt verzocht, is, dat zij voor ene wijle de hoedanigheid van onderdaan laten opgaan in de eervoller hoedanigheid van gast; en dat zij bereidvaardig naar het paleis zullen komen, niet om te arbeiden of om aan tafel te dienen, maar om aan het feestmaal aan te zitten en zich te verblijden.

De edelmoedige wijze, waarop God Christus eert, is hier dus voorgesteld onder de vorm van een feestmaaltijd. Matthew Henry, het doel van een feestmaal beschrijvende, zegt: een feestmaal is om liefde en blijmoedigheid te wekken, en van volheid en gemeenschap te doen genieten." Zo is het ook met het Evangelie. Het is om liefde. Zondaar, in het evangelie wordt gij uitgenodigd u met God te laten verzoenen. Gij ontvangt de verzekering, dat God uw zonden vergeeft, aflaat van toorn en wil, dat gij door zijn Zoon met Hem verzoend zult worden. Aldus ontstaat er liefde tussen God en de ziel. En vervolgens is het doel lachen te verwekken, dat is: geluk, blijdschap te veroorzaken. Zij, die in Christus Jezus tot God komen, en in Hem geloven, hebben vrede, ja overvloedige vrede in het hart, en dit kalme meer van de vrede verheft zich dikwijls in golven van blijdschap, die juichend in de handen klappen.

Het is niet tot droefheid, maar tot blijdschap, dat de grote Koning zijn onderdanen nodigt, als Hij zijn Zoon Jezus verheerlijkt. Het is niet om u te benauwen, maar om u blijdschap en verheuging te schenken, dat Hij u nodigt te geloven in de gekruisigde Zaligmaker; en te leven. Een feestmaal geeft ook felheid. De hongerige en verhongerende ziel van de mensen wordt verzadigd met de zegeningen van zijn genade. Het Evangelie vervult alle de behoeften van de mensheid. Er is geen vermogen, geen vatbaarheid van onze natuur, of zij gevoelt, dat in al haar noden voorzien wordt, zodra de ziel de voorzieningen der genade aanneemt. Geheel onze mensheid wordt verzadigd met het goede, en onze jeugd wordt vernieuwd gelijk die van de arend. "Want ik heb de vermoeide ziel dronken gemaakt, en Ik heb alle treurige ziel vervuld." En om het nu alles te kronen: het Evangelie brengt ons in gemeenschap met de Vader en met zijn Zoon Jezus Christus. In Christus Jezus oefenen wij gemeenschap met de heilige Drie-eenheid. God wordt onze Vader; en openbaart ons zijn vaderlijk hart. Jezus openbaart zich aan ons, gelijk Hij zich niet aan de wereld openbaart; en de gemeenschap van de Heilige Geest blijft met ons. Onze gemeenschap is gelijk aan die van Jonathan met David, of van Jezus met Johannes Wij voeden ons met het brood van de hemel, en drinken reine wijnen, die gezuiverd zijn. Wij worden binnengeleid in de hemelse feestzaal, waar de verborgenheid van de Heere ons wordt geopenbaard, en ons hart zich uitstort voor onze Heere. Zeer nauw is onze gemeenschap met God, allerinnigst de liefde en de neerbuigende goedheid, die Hij ons toont. Wat zegt gij hiervan? Is hier geen rijke maaltijd, Hem waardig, die hem ons bereidt? Hier wordt u, O zondaar, alles, wat gij kunt wensen of begeren, geschonken. Alles wat gij nodig hebt voor de tijd en voor de eeuwigheid bereidt God in de Persoon van zijn geliefde Zoon; en Hij nodigt u het te ontvangen zonder geld en zonder prijs.

Ik heb u reeds gezegd, dat alle onkosten voor zijn rekening waren. Het was een zeer luisterrijk gastmaal. Er waren ossen en gemeste beesten; maar geen van die allen werd genomen van de weide of van de stal der gasten. Het Evangelie is een zeer kostbare zaak; het hart van Christus werd ontledigd om de prijs van dit grote feest te kunnen betalen; maar voor de zondaar kost het niets, niets van geld, niets van verdiensten, niets van bijzondere voorbereiding Gij moogt tot dit Evangeliefeest komen, zoals gij zijt, want het enige bruiloftskleed, dat benodigd is, wordt u om niet geschonken. Zoals gij zijt, wordt u bevolen in Jezus te geloven. Gij hebt niets te doen dan uit zijn volheid te ontvangen, want "zovelen Hem aangenomen hebben, die heeft Hij macht gegeven kinderen Gods te worden, namelijk, die in zijn naam geloven." Er wordt u om geen bijdrage gevraagd voor het feest, er wordt u niets gevraagd dan aan te zitten aan het goddelijk feestmaal der oneindige ontferming.

En hoe eervol is het Evangelie voor hen, die het ontvangen. Een uitnodiging om een koninklijke bruiloft bij te wonen was een hoge eer voor de genoden. Ik denk niet, dat velen van ons een uitnodiging zullen ontvangen om de huwelijksfeesten van onze prinses bij te wonen; maar indien dit wel zo was, dan zouden wij ons zeer bijzonder vereerd gevoelen, want voor de meesten van ons zou dit een van de grootste gebeurtenissen zijn in ons leven. Dat was het ook voor deze lieden. Een koningszoon wordt niet elke dag uitgehuwelijkt; en niet iedereen wordt genodigd om aan het gastmaal van de monarch aan te zitten. Gedurende hun gehele leven konden zij zeggen: "Ik ben op zijn bruiloft geweest en heb al de pracht en staatsie van de huwelijksfeesten bijgewoond." Sommigen van hen hadden waarschijnlijk nooit te voren zulk een feest gezien, als deze rijke potentaat hun die dag aanbood, en nooit te voren waren zij in zulk aanzienlijk gezelschap geweest. Mijn broeders, door niets wordt een mens zo geëerd als door zijn aanneming van het Evangelie. Zijn geloof eert Christus, en Christus eert hem. Het is geen geringe zaak een koningszoon te zijn, maar zij, die tot de bruiloft van Gods eigen Zoon komen, zullen zelf koningskinderen worden; zullen zelf delen in de heerlijkheid van de grote Erfgenaam van alle dingen. Terwijl ik spreek van deze zo edelmoedige wijze van doen, brandt mijn hart van heilige ijver, en is het mij een wonder, dat de mensen niet komen tot het feestmaal der liefde, waardoor alle gasten geëerd worden. Als de maaltijd zo kostbaar is voor de gastheer, zo om niet wordt aangeboden aan de gasten, en zo eervol is voor allen, die er deel aan nemen, hoe komt het dan, dat sommigen zo onverstandig zijn om die gunst af te wijzen? Voorwaar! hier ziet men de dwaasheid van het onvernieuwde hart, en een bewijs van de diepe verdorvenheid, die de zonde heeft veroorzaakt. Indien de mensen zich afwenden van Mozes met zijn stenen tafelen, verwondert dit mij niet, maar de wèl voorziene tafels van de genade te versmaden - dat is vreemd. Gods gerechtigheid te weerstaan is een misdaad, maar de grootmoedigheid van de hemel af te wijzen, wat is dit? Wij moeten woorden uitdenken, waarmee zo lage ondankbaarheid gebrandmerkt kan worden. God te weerstaan in de majesteit van de verschrikking is waanzin, maar Hem in de majesteit van zijn goedertierenheid met verachting af te wijzen, dat is nog iets meer dan waanzin. De zonde bereikt het hoogste toppunt, als zij besluit liever de hongerdood te sterven, dan iets aan de goddelijke goedheid verschuldigd te zijn. Het is mij, alsof ik de tijd, waarop ik mijn boodschap tot u heb te brengen, vooruit moet lopen, en daar ik u nu de manier heb beschreven, waarop God zijn Zoon eert, moet ik nu terstond de uitnodiging doen horen en u toeroepen: "Komt tot de bruiloft. Komt en verheerlijkt Jezus door de voorzieningen van zijn genade aan te nemen. Uw werken zullen Hem niet eren, zo gij ze beschouwt als een gerechtigheid tegenover zijn gerechtigheid. Zelfs uw berouw, uw bekering kan Hem niet verheerlijken, indien gij er op vertrouwt, in plaats van te betrouwen op zijn dierbaar bloed. Kom, schuldige zondaar, kom zoals gij zijt, en neem de genade aan, die Jezus u aanbiedt; neem de vergeving aan, die zijn bloed verzekert aan allen, die in Hem geloven." Mij dunkt, dat de bode van de Koning verstomd van verbazing moet zijn geweest, toen hij voor het eerst de onverschilligheid bemerkte van de genodigden, en zag, dat zij niet wilden komen. Hij had de ossen gezien, en de gemeste beesten, en al de schone toebereidselen. Hij kende de Koning; hij kende de Zoon van de Koning; hij wist wat genot het was bij zulk een feest te zijn; en toen de genoden zich van hem afwendden om heen te gaan naar hun akkers, heeft hij vol vuur en ijver zijn boodschap herhaald, terwijl hij zich verbaasde over het verraad, dat een zo goede Koning dorst te beledigen. Mij dunkt, ik zie hem hoe hij zich eerst verontwaardigt vanwege de smaad, zijn Meester aangedaan, en daarna als wegsmolt van medelijden, toen hij zag wat het gevolg zou wezen van zo buitensporige ondankbaarheid, zulk een overtolligheid van onbeschoftheid. Het was hem een droefheid, dat zijn medeburgers, die hij lief had, de dwaasheid zouden begaan, van zo schoon een aanbod te verwerpen, en zulk een gezegende bekendmaking met verachting af te wijzen. Ook ik word in mijne ziel door gemengde, doch zeer heftige gewaarwordingen als heen en weer geslingerd. O mijn God, Gij hebt het Evangelie gegeven, laat toch niemand van hen, die hier tegenwoordig zijn, het verwerpen en daarmee uw Zoon gering achten en U onteren; maar mochten allen zich verblijden in uw grootmoedige wijze van Jezus Christus, de Bruidegom van zijn gemeente, te verheerlijken. Mochten zij allen komen en het feest van uw liefde eer bewijzen.

III.

Wij naderen nu tot ons derde punt en gedenken met droefheid aan DE GROTE HINDERPAAL, die voor een ogenblik de blijde gebeurtenis in de weg stond. De koning had bij zichzelf gedacht: "Ik zal een grote maaltijd aanrichten en een groot aantal mensen nodigen. Zij zullen genieten van alles, wat mijn koninkrijk oplevert, en aldus zal ik tonen hoe zeer ik mijn Zoon bemin; en daarbij zullen de gasten liefelijke herinneringen hebben in verband met zijn huwelijk." Toen de boden uitgingen, om hun, die vroeger reeds een bijzondere uitnodiging hadden ontvangen, aan te zeggen, dat de tijd nu gekomen was, is er geschreven: "Zij wilden niet komen"; niet zij konden niet, maar zij "wilden niet komen." Sommigen om die reden, anderen om een andere reden, maar allen, zonder uitzondering, weigerden te komen. Hier was nu een ernstige verhindering voor de grote zaak. Kan de Koning zijn gasten dan niet naar zijn tafel heen laten sleuren? O ja, maar daar zou zijn doel niet mee bereikt zijn. Hij verlangt geen slaven om zijn troon. Mensen, die gedwongen aan een bruiloftsmaal aanzitten, zouden het feest niet opluisteren. Wat eer zou het wezen voor een koning, als hij zijn onderdanen dwingt, om met hem aan te zitten? Neen, gelijk ik te voren reeds heb opgemerkt, ditmaal moet de onderdaan opgaan in de gast. Het was een onmisbaar vereiste voor de majesteit van het feest, dat de genoden er zich gaarne en met blijdschap heen begaven, maar zij wilden niet komen? Waarom niet? Waarom wilden zij niet komen? Het antwoord zal van dien aard zijn, dat het een antwoord geeft op een andere vraag - waarom komt gij niet en gelooft in Jezus? Bij velen was het uit onverschilligheid voor de gehele zaak. Zij konden niet inzien, dat zij met de koning of met zijn zoon iets van doen hadden. Koninklijke huwelijken waren hoge aangelegenheden, die slechts hoge en aanzienlijke personen aangingen. Zij waren eenvoudige mensen, landbouwers, die zich bezig hielden met sloten graven en omheiningen maken; of wel kooplieden, die rekeningen moesten schrijven, of in hun winkels de klanten moesten bedienen. Wat gaven zij om het hof, het paleis, de koning, de prins, zijn bruid of zijn bruiloftsmaal! Dat zeiden zij nu wel niet in zo vele woorden, maar zo dachten zij er over. Het kon wel iets heel fraais wezen, maar het was niet iets voor hen. Hoe velen zijn er niet, die nog heden ten dage dit zelfde spoor volgen! Wij hebben horen zeggen: "Wat heeft een werkman met godsdienst van doen!" En wij hebben personen van een andere stand in de maatschappij horen beweren, dat mensen, die drukke zaken hebben, geen tijd hebben voor godsdienst; zij hebben al hun aandacht te wijden aan hetgeen het voornaamste is. De Heere ontferme zich over zo veel dwaasheid! Hier is een grote hinderpaal voor de godsdienst: de stompzinnige onverschilligheid van het menselijk hart ten opzichte van het meest verhevene van alle denkbeelden - Gods verheerlijking van zijn geliefde Zoon door zich te ontfermen over zondaren.

De eigenlijke reden van de weigering van de mensen in deze gelijkenis was, dat zij ontrouw waren. Zij wilden niet tot het bruiloftsmaal komen, omdat dit voor de getrouwe onderdanen een gelegenheid was om zich te verblijden; en daar zij zelf geen trouwe onderdanen waren, hadden zij geen lust het gejuich en gezang aan te horen van hen, die het wèl waren. Door weg te blijven beledigden zij de koning, en verklaarden zij, dat zij er zich niet om bekommerden of hij al of niet koning was, of dat zijn zoon een prins was. Zij besloten hem hun trouw en gehoorzaamheid op te zeggen door de uitnodiging af te wijzen. "Indien hij een koning is", zeiden zij, "en zijn zoon een prins, zo willen wij hem toch niet eren, wij willen niet gerekend worden te behoren tot hen, die aanzitten aan zijn tafel en bijdragen tot de luister van zijn macht. Het is natuurlijk wel de moeite waard aan een feestmaal aan te zitten; en wij zouden aan zulk een feestmaal, als hij geven zal, ook wel gaarne deel nemen; maar toch zullen wij ditmaal ons liever het genot van die kostelijke spijzen ontzeggen om te kunnen toegeven aan onze hoogmoed. Wij proclameren de opstand. Wij verklaren niet te willen gaan." Ach! weet het, gijlieden, die niet in Jezus gelooft, in de grond van de zaak is uw ongeloof niets dan vijandschap jegens uw Maker en oproer tegen de grote Heerser van het heelal, die uw hulde waardig is. "Een os kent zijn bezitter, en een ezel de krib van zijn heer", maar gij hebt geen kennis, gij verstaat niet; gij zijt rebellen tegen de majesteit van de hemel.

Die weigering gaf ook minachting te kennen voor de prins, zowel als voor zijn vader; en in sommige gevallen wordt het evangelie voornamelijk om die oorzaak afgewezen, daar de ongelovige de godheid van Christus loochent, of zijn verzoening en genoegdoening versmaadt. O, mijn vrienden, hoedt u hier voor, ik ken geen gevaarlijker rots dan die van Christus te smaden door zijn zoonschap en zijn godheid te loochenen. O, ik smeek u, stoot er u niet aan tot barstens toe! - Kust de Zoon, opdat Hij niet toorne, en gij op de weg vergaat, wanneer zijn toorn maar een weinig zou ontbranden." Onverschilligheid was de dekmantel voor de weigering, waarvan sprake is in onzen tekst. "Zij zulks niet achtende"; maar als gij dit bedeksel der onverschilligheid wegrukt, dan zult gij zien, dat het in de grond niets anders was dan verraad tegen de majesteit van de koning; en afkeer van de waardigheid van zijn zoon.

Sommigen van hen hebben ongetwijfeld het feestmaal zelf veracht. Zij moeten geweten hebben, dat een maaltijd door zulk een koning gegeven niet schraal of karig kon zijn; maar zij gaven vóór het feest te minachten. Hoe velen zijn er niet, die het evangelie versmaden, dat zij niet kennen! Ik zeg, dat zij niet kennen, want gij zult het bijna altijd zien, dat wanneer iemand het Evangelie gering acht, hij nauwelijks het Nieuwe Testament heeft gelezen en volkomen onbekend is met de leerstellingen der genade. Luistert eens naar iemand, die met een vloed van woorden het Evangelie veroordeelt, en gij kunt er zeker van wezen, dat hij zo luid is, omdat hij ledig is. Indien hij het onderwerp beter begreep, en een oprecht man was, dan zou hij bemerken, dat het hem ten minste tot stille bewondering zou leiden, ook al zou hij het nog niet voor zichzelf aannemen.

Waarde vrienden, het is een maaltijd, zoals gij hem grotelijks behoeft. Laat mij u zeggen, waarin hij bestaat. Het is vergeving voor het verleden, een vernieuwde natuur voor het tegenwoordige, en heerlijkheid voor de toekomst. Hier is God om onze Helper, zijn Zoon, om onze Herder te zijn, de Geest om ons te onderwijzen. Hier is de liefde van de Vader om onze verlustiging, het bloed van de Zoon om onze reiniging, de kracht van de Heilige Geest om het leven voor ons te wezen uit de dood. Gij kunt niets nodig hebben, dat gij behoort nodig te hebben, of er is in het Evangelie in voorzien; en Jezus Christus zal verheerlijkt worden, indien gij het aanneemt door het geloof. Doch hier nu is de hinderpaal: de mensen nemen het niet aan, "zij wilden niet komen." Wij dachten, dat, zo wij het Evangelie slechts voorstelden in een helder licht, en zo wij slechts ijverig en vurig waren om het bekend te maken, onze hoorders bekeerd moesten worden; en verre zij het van ons om ooit anders dan ernstig en eenvoudig in onze Evangelieverkondiging te zijn! Maar toch! de beste en meest getrouwe prediking, die er ooit geweest is, of ooit komen zal, zal in zeker opzicht toch onvoorspoedig zijn, ja zelfs geheel en al onvoorspoedig, tenzij de Geest van God krachtig medewerkte.

Nog altijd zal de kreet worden vernomen: "Wie heeft onze prediking geloofd?" Nog altijd zullen zij, die hun' Meester het best dienen, reden hebben om te treuren, dat zij zaaien op een steenachtige grond, en hun brood uitwerpen op ondankbaar water. Zelfs de Koning der predikers heeft moeten zeggen: "Onderzoekt de Schriften, want gij meent in dezelve het eeuwige leven te hebben;" maar "gij wilt tot mij niet komen, opdat gij het leven moogt hebben." Helaas! helaas! Hoe grotelijks is het te betreuren, dat de genade van God verworpen en de hemel geminacht wordt!

IV.

Wij hebben dan nu te besluiten met de meest praktische zaak te overwegen: HET GENADERIJK ANTWOORD van de koning op de onbeschoftheid, die zijn plannen in de weg wilde treden. Wat zeide hij? Gij zult bemerken, dat zij eerst genodigd en toen geroepen waren, gelijk dit in het Oosten gebruikelijk is. De roeping gaf te kennen, dat de tijd voor het feest nu nabij was, zodat zij er niet plotseling mee waren overvallen, maar dat zij wisten wat zij deden. De tweede uitnodiging hebben zij in koelen bloede, met voorbedachten rade en met een bedoeling afgewezen. Wat heeft de monarch nu gedaan? Hun stad in brand laten steken om met één slag de rebellen uit te roeien? Neen, hun eerste beledigende weigering heeft hij voorbijgezien. "Wellicht hebben zij mijn dienaren verkeerd begrepen," zei hij, "of wellicht hebben zij niet begrepen, dat de ure gekomen is. " Misschien was de boodschap, die hun gebracht werd, te kort, zodat zij er de betekenis niet van verstonden. Het kan ook wezen, dat zij een tijdelijke, voorbijgaande vijandschap tegen mij hebben opgevat, en wensen zij bij nader nadenken, dat zij niet zo ruw en lomp geweest waren, en zo onedelmoedig tegenover mij. Wat heb ik hun gedaan, dat zij mijn feestmaal afwijzen? Wat heeft mijn zoon hun gedaan, dat zij weigeren hem te eren door aan te zitten aan mijn tafel? De mensen houden van feesten, mijn zoon verdient het door hen geëerd te worden; waarom zouden zij niet komen? Ik zal voor ditmaal het verleden voorbijzien en opnieuw beginnen." Mijn hoorders, er zijn velen van u, die na vele uitnodigingen Christus zijt blijven verwerpen; en hedenmorgen vergeet mijn Heere uw vroegere onvriendelijkheid; en zendt mij wederom met dezelfde boodschap de uitnodiging: "Komt tot de bruiloft." Het is geen klein geduld, dat het verleden voorbijziet en volhardt in vriendelijkheid, niets dan oprechtelijk uw welzijn begerende.

De koning zond nog een uitnodiging. ñ "Alle dingen zijn gereed; komt tot de bruiloft;" maar gij zult hebben opgemerkt, dat hij een andere bode zond. "Wederom zond hij andere dienstknechten uit." Ja, en ik zal u zeggen wat mij op het hart ligt. Indien een verandering van boodschapper u zou kunnen winnen, dan zou ik, hoe lief ik ook het werk heb om in de naam van mijn Meester te spreken, gaarne op dit ogenblik en aan deze plaats willen sterven, opdat een andere prediker mijn plaats zou innemen, zo gij er slechts door werd behouden. Ik weet, dat mijn prediking voor sommigen van u eentonig moet wezen. Ik zoek telkens naar nieuwe beelden, en tracht afwisseling te brengen in mijn stem en in mijn manieren, maar toch moet het sommigen van u vervelen telkens dezelfde prediker te horen. Wellicht is mijn wijze van prediken niet geschikt voor uw eigenaardigheden van temperament - welnu, goede Meester, zet uw dienstknecht opzij. Zend andere boden, die wellicht beter zullen slagen. Maar voor sommigen van u ben ik een andere boodschapper, geen betere, maar een andere, daar mijn broederen in de bediening bij u gefaald hebben. O! als mijn stem u dan toeroept: "Komt tot Jezus, vertrouwt op de verzoening, die Hij heeft aangebracht, gelooft in Hem, ziet op Hem en leeft," mocht die nieuwe stem dan ingang bij u vinden, terwijl gij op de vorige herauten geen acht hebt geslagen.

Gij ziet tevens, dat ook de boodschap ietwat was veranderd. In het eerst was zij zeer kort. Gewis! Indien het hart van de mensen recht was, dan zouden wij met korte leerredenen kunnen volstaan. Een zeer korte uitnodiging zou genoeg zijn, indien het hart recht was, maar daar de harten verkeerd zijn, zegt God aan zijn dienstknechten, dat zij de boodschap moeten uitbreiden, dat zij haar moeten verklaren en uitleggen. "Komt, want alle dingen zijn gereed. Ik heb mijn middagmaal bereid, mijn ossen en de gemeste beesten zijn geslacht, en alle dingen zijn gereed; komt tot de bruiloft." Een van de beste middelen om zondaren tot Christus te brengen is hun het evangelie te verklaren. Als wij verwijlen bij deszelfs toebereiding, als wij spreken van deszelfs rijkdom en er op wijzen, dat het geheel vrij en om niet is, dan kunnen sommigen worden aangetrokken, die door het korte van de boodschap, welke alleen het plan der zaligheid aankondigt, niet aangetrokken zouden worden. Voor sommigen is het genoeg te zeggen: "Geloof in de Heere Jezus Christus, en gij zult zalig worden;" want zij vragen: "Lieve heren! wat moet ik doen om zalig te worden?" maar anderen moeten naar de bruiloft heen gelokt worden door de beschrijving van de pracht en heerlijkheid van het feestmaal. Wij moeten trachten u het Evangelie meer ten volle te prediken, maar nooit zullen wij u de gehele rijkdom van Gods genade kunnen beschrijven.

Gelijk de hemelen hoger zijn dan de aarde, alzo zijn zijn wegen hoger dan uw wegen, en zijn gedachten dan ulieder gedachten. Verzaakt uw zonden en uw gedachten, en wendt u tot de Heere, want Hij zal u overvloediglijk genadig zijn. Hij zal u ontvangen aan het hart van zijn liefde, en u te dezer ure de kus der genegenheid geven, indien gij als afgedwaalde kinderen terugkeert en het aangezicht van uw Vader zoekt. Het evangelie is een rivier van liefde, een zee van liefde, een heelal van liefde, het is een en al liefde. Er zijn geen woorden, om de verbazingwekkende liefde van God voor zondaren te beschrijven. Geen zonde is te groot of te zwart, geen misdaad te ontzettend om vergeven te worden. Indien gij slechts ziet op zijn dierbare gekruisigde Zoon zullen alle zonde en lastering u worden vergeven. Er is vergeving. En ook de zaligheid, die hier en hiernamaals uw deel zal wezen, is boven alle beschrijving heerlijk. Gij zult de hemel hebben op aarde, en de hemel in de hemel. God zal uw God, Christus uw vriend, de eeuwige gelukzaligheid uw deel wezen.

In deze laatste boodschap wordt een zeer lichte, doch alleszins tere drang uitgeoefend op de genoden, die, zo er de minste edelmoedigheid in hun hart was geweest, er door getroffen hadden moeten worden. Gij ziet, hoe de evangelist het voorstelt. Hij zegt niet: "Komt, want anders zal dat feestmaal u ontgaan; komt, want anders zult gij er zeer veel door verliezen." Neen, naar mijn inzien, stelt hij hun de zaak voor op zeer merkwaardige wijze. Ik verstout mij te zeggen - en moge de Meester mij vergeven, indien ik het verkeerd begrijp - dat de koning zelf zich sympathie, medegevoel wil winnen, alsof hij een gastheer was, die in verlegenheid gebracht is. "Mijn middagmaal is bereid, maar er is niemand om het te nuttigen; mijn ossen en gemeste beesten zijn geslacht; maar er zijn geen gasten." "Komt, o komt!" schijnt hij te zeggen, "want ik ben een gastheer zonder gasten." Zo zult gij somtijds ook zien, dat God in het Evangelie spreekt op een wijze, alsof Hij er voordeel van heeft, zo wij zalig worden. Nu weten wij, dat Hij zich hiermee in liefde verwaardigt om op menselijke wijze tot ons te spreken. Wat kan Hij bij ons winnen. Wat verliest hij er bij, als wij omkomen? Maar in het Evangelie stelt Hij zich dikwijls voor als een vader, die hunkert naar zijn kind, smachtend van verlangen, dat het bij hem thuis kome. Hij, de oneindige God, smeekt zijn schepselen om zich met Hem te laten verzoenen. Wonderbare, neerbuigende goedheid! Want, als een koopman op de markt roept hij: "O alle gij dorstigen! komt tot de wateren, en gij, die geen geld hebt, komt, koopt en eet." Merkt gij niet, dat Christus, toen Hij weende over Jeruzalem, ook over zich zelf schijnt te wenen, zowel als over hen? "Hoe menigmaal heb ik uw kinderen willen bijeen vergaderen!" En bij de profeten stelt God het voor als zijn eigen smart: "Hoe zou Ik u maken als Adama? u stellen als Zeboïm?"' alsof niet alleen het kind, maar ook de Vader een verlies leed, als de zondaar omkomt. Hebt gij niet, als het ware, medegevoel met God, als gij zijn Evangelie ziet verwerpen? Zal het kruis hoog worden opgericht, terwijl er toch niemand is, die er naar ziet? Zal Jezus sterven, en zullen de mensen door zijn dood niet worden behouden? O gezegende Heere, indien wij door niets anders worden getrokken, dan is het ons toch alsof wij moeten komen, wanneer wij U als het ware, zien voorgesteld als een gastheer, die in verlegenheid gebracht is door gebrek aan gasten. Grote God, wij komen, wij komen met blijdschap, wij komen om te genieten van uw milddadigheid; en Jezus Christus te verheerlijken door als nooddruftige zondaren aan te nemen, wat uw genade voor ons voorzien heeft.

Broeders en zusters, daar Christus zo velen afkerig vindt om Hem te eren, is mijn vermaning gericht tot u, die Hem liefhebt en Hem des te meer eert, wijl de wereld Hem weigert te eren. Gij, die gedwongen zijt geworden om te komen, zingt zijn' lof terwijl gij aanzit aan zijn tafel en looft zijn naam. Keert daarna terug naar uw woningen en bidt voor hen, die niet willen komen, dat de Heere hun verstand moge verlichten en hun wil mocht veranderen, opdat ook zij nog gedrongen worden in Jezus te geloven. En wat u betreft, die door de zachte aanraking van zijn genade u hedenmorgen half geneigd gevoelt tot dit feest te komen, laat mij u dringend nodigen toe te treden. Het is een heerlijk Evangelie - de maaltijd is kostelijk.

Hij is een heerlijke Koning - de Gastheer is goed. Hij is een gezegende Zaligmaker, Hij die dit huwelijk aangaat is goed. Het is alles goed, en ook gij zult goed gemaakt worden, indien uw ziel de uitnodiging van het Evangelie aanneemt, welke heden tot u komt. "Die geloofd zal hebben en gedoopt zal zijn zal zalig worden; maar die niet zal geloofd hebben, zal verdoemd worden." "Gelooft in de Heere Jezus Christus en gij zult zalig worden." De Heere zende zijn Geest om de roeping krachtig te maken, om zijns lieven Zoons wil, Amen.

Overgenomen uit:

De gelijkenissen van de Heiland

van C.H.Spurgeon.
„Doch een ongeestelijk mens aanvaardt niet hetgeen van de Geest Gods is.” 1 Kor.2:14a

schelpje3
Maarschalk
Maarschalk
Berichten: 11426
Lid geworden op: 23 apr 2010 13:57

Re: Preken en meditaties van Oudvaders, Puriteinen en Schott

Berichtdoor schelpje3 » 20 mar 2014 16:08

God heeft den hemel, de aarde, de zee, en de hel gemaakt. Overal heeft Hij inwoners gesteld, behalve in de hel, die Zijn gevangenhuis is. In den hemel had God Zijne duizend maal duizenden en tienduizend maal tienduizende engelen, Dan. 7 : 10. Deze geesten had God verheven boven al de schepselen Gods. Daar waren er eenigen onder, die begonnen zich te verheffen; zij waren met het beginsel van wijsheid en heiligheid, dat God hun gegeven had, niet tevreden. Daar gaan ze tezamen beraadslagen, of ze het zo ver niet zouden kunnen brengen als God; en, zeiden ze, wij zullen er wel toekomen: wij willen liever deze woning, den hemel, missen, dan dat wij dit niet ondernemen zouden.

Dit mishaagde God grotelijks; de Koning der Koningen ziet het. Toen zeide Hij tegen hen: Weg, uit Mijne woning; nu stel Ik ulieden in de plaats van Mijn gevangenhuis, daar zult gij het voorwerp van Mijn rechtvaardigheid zijn. Ik ontzeg u alle genade. De Koning plaatste ze in de gevangenis tot het oordeel van den groten dag, Judas vs. 6; maar Hij wil ze ook toelaten de wereld altemet eens te doorwandelen, Job 1 : 7, opdat ze zich nog meer zouden bezondigen, opdat ze in 't oordeel van den groten dag te zwaarder straf zouden hebben.

Daar in 't doorwandelen van de wereld, zien ze een paar mensen, die in vrede leven. Daar beleggen ze hoe ze dat paar mensen aanranden zullen, of ze het met hen allen zullen doen, of een tegelijk. Daar handelen zij listig. Daar komt er een alleen hen aanranden. Die volmaakte mens had misschien daarvan geen kennis, dat er gevallen geesten waren. Die verzoekingen hebben succes. Hij wint den eersten Adam; dat heeft hij den tweeden Adam nooit kunnen doen. Die tevoren in zulk eene vriendschap met God leefde, denkt hij nu aan God, zo maakt hij misbaar. Kom, zegt de duivel, laat ons tezamendoen, elk in zijn soort om tegen God te strijden; laat ons eens zien, of wij God niet zouden kunnen winnen. Daar maken de mensen de duivel, dien doornbos, koning over zich.

God de Heere dit merkende, en het al lang te voren gezien hebbende, heeft Zich over sommigen ontfermd; Hij heeft in Zijnen raad vastgesteld, dat Hij sommigen verkiezen zou, en tot vaten der eere stellen. Daar heeft God de Vader eene onderhandeling met den Zoon, en met den Heiligen Geest. De Vader zeide: Ik wil Mij aan sommigen van die gevallen mensen verheerlijken, door hen te verkiezen en genade te geven. De Zoon zeide: Ik neem op Mij de uitverkorenen te redden. De Vader zeide: Ik beloof het, dat Ik ze dan aan u tot Uwe onderdanen geven zal. Ik ben daarmede tevreden, zeide de Zoon, of ze arm of rijk, edel of onedel zijn, daar vraag Ik niet naar. Daarop komt de Geest, en zegt: Dat zal Ik ontdekken, daar zal ik ontdekking van geven aan de duivelen en mensen.

Daarop gaf de Heere dienaars naar Zijn raad. Dat was ook in Gods raad, waar die en die werken zal. Daar roepen ze pardon, al hebt gij grote lastering begaan, daar is pardon, zo gij u maar wilt vernederen en bekeren. Daarop komt de Heere en Hij grijpt ze in 't hart, Hij wordt ze te machtig, Hij maakt ze week, Hij bekeert ze en geeft ze het geloof. Daar beginnen ze te zeggen: Ach God! wat heb ik gedaan! Ik kan het niet langer met den duivel en met mijzelven houden. Zou ik genade gevonden hebben in Uwe ogen, Drieeenige God? Dat is wonderlijk in mijne ogen!

En hoe eer hoe liever gaan ze in een verborgen plaatsje en maken een verbond met God: zij schrijven het met hunne hand, dat ze des Heeren zijn, Jes. 44:5. Ik kan het in 't huis van de sterkgewapende niet houden, zeggen ze. Daar komen ze over tot den Zoon des levenden Gods, die de overwinning Israels is, 1 Sam. 15:29. Daar komen ze over tot den dienst van God. Zij bidden, zij danken, zij houden den Heere vast, zij zeggen: ik kan U niet laten gaan, voordat Gij mij zegent, Gen. 32:26. Heere! zeggen ze, hebt Gij mij, goddeloze, geringen, ongeachte uit zo vele duizenden uitverkoren? Ik smelt voor U in liefde, verwondering en dankzegging. Heere! bewaar mij nu in Uwe kracht; afval is gruwelijk, de dood alleen zal scheiding maken, zeggen lieve vrienden; maar die zal hier de beste vereeniging verwekken. Op zulk eene wijze is de een eens biddende, de ander dankende, de derde vol liefde en een veride is eens moedeloos.

Wat doen Gods knechten? Die staan hen bij, die zeggen: wij kennen de diepte van den satan; zijn listen zijn ons niet onbekend, of door studie, of door ondervinding; zij geven hun raad en daad, zij zeggen: de vromen zullen altemet eens voor u bidden, opdat wij u zouden onderrichten, wat gij moet doen in dezen strijd. Gij moogt ons altemet wel eens aanspreken in dezen geestelijken strijd. Heeft de Koning daar ook wapenen? Ja Hij, Ef. 6 : 14-18, daar staan ze van 't hoofd tot de voeten in de wapenen.

Hunne lendenen omgord hebbende de borstwapenen der gerechtigheid, en de voeten geschoeid hebbende met de bereidwilligheid van het Evangelie des vredes.
Bovenal aangenomen hebbende het schild des geloofs, met welke zij al de vurige pijlen des bozen kunnen uitblussen; en genomen hebbende den helm der zaligheid en het zwaard des Geestes, hetwelk is Gods Woord; met alle bidding en smeking, biddende ten allen tijde in den Geest, en tot hetzelve wakende met alle gedurigheid en smeking voor al de heiligen. Zij worden bekwaamd en geoefend in 't gebruik van die wapenen. Vreest niet, zegt God, Mijn oog zal op u zijn, Ik zal u raad geven, Ps. 32 : 8, Mijn goede hand zal u behoeden.

Uit: zondag 52 van de catechismusverklaring van ds. B. Smytegelt

schelpje3
Maarschalk
Maarschalk
Berichten: 11426
Lid geworden op: 23 apr 2010 13:57

Re: Preken en meditaties van Oudvaders, Puriteinen en Schott

Berichtdoor schelpje3 » 24 mar 2014 11:15

"Geef Heere", sprak ik in 't gebed
"Mij groei in liefde en gena.
Meer helderheid in hoe Gij redt.
Meer ernst, wanneer ik tot U ga".

God Zelf sprak mij de woorden voor;
Zijn antwoord kwam, zoals verwacht -
maar toch, wel langs een weg waardoor
ik haast tot wanhoop werd gebracht.

Ik hoopte dat het uur zou slaan,
waarin Zijn overmachtig woord
mijn zonden fel te keer zou gaan,
en alles wat mijn rust verstoort.

Dat uur sloeg niet. God gaf mij wel
besef van mijn verborgen kwaad.
Ook hebben machten uit de hel
mijn ziel gekweld, vol wrok en haat.

Het scheen zelfs dat Gods eigen hand
mijn last nog meer verzwaren zou.
Verzengde wat ik had geplant.
Opdat ik ootmoed leren zou.

"Waarom o God", vroeg ik vermoeid,
"Wilt Gij mijn dood, en treft mij dit?"
Gods antwoord was: "Mijn kind zo groeit
in jou 't geloof waarom je bidt.

John Newton

schelpje3
Maarschalk
Maarschalk
Berichten: 11426
Lid geworden op: 23 apr 2010 13:57

Re: Preken en meditaties van Oudvaders, Puriteinen en Schott

Berichtdoor schelpje3 » 09 apr 2014 08:49

..uit een preek over Romeinen 6 vers 21 van ds. Petrus van der Hagen (1641-1671)

------------------------------------------------------------------------------------------
Wel, wat is er onbetamelijker voor een mens, schandelijker voor een christen en ongevoeglijker met die hoge, heilige en hemelse roeping waarmee hij geroepen is, dan te zondigen? Een schepsel zich op te stellen tegen zijn Schepper, een aardworm zijn mond op te sperren tegen de hemel, een mens weerspannig te zijn tegen de grote en machtige God, de schepselen liever te hebben dan de Schepper, de aarde te verkiezen boven de hemel. Foei! Wat is dat een onwaardige en schaamtevolle zaak!

Maar vooral dat een christen de Heere, Die hem gekocht heeft, verloochent, het verbond Gods verlaat, het bloed des Nieuwen Testaments onrein acht en ondankbaar is tegen(over) al die weldaden Gods, wat is dat een verfoeilijke zaak! Als er geen groter schande onder de mensen is dan een ondankbare te zijn, wat is dat dan, zulke liefde Gods als Hij ons aanbiedt in Christus Jezus, te beantwoorden met een haat, afkeer en ongehoorzaamheid. Zie, dit is in de zonde en daarom kan zij niet anders dan schaamte aanbrengen aan diegene die weet wat de zonde is. Omdat de Geest Gods allereerst in ons werkt de rechte kennis van de zonden, wanneer Hij ons leiden wil tot de bekering, zo kan die niet anders vergezelschapt gaan dan met schaamte.
Want niemand kan de zonde recht kennen, zonder dat hij zicht daarover schaamt.

Dit zijn de trappen waardoor de duivel de zonde in ons tot haar volle hoogte brengt:

1. Wij krijgen een kwade beweging tot de zonde.
2. Zo enige toestemming, wanneer ons de zonde aanlacht en kittelachtig is aan ons weelderig vlees.
3. Dan volgt er een bepaling, een besluit tot de zonde en voornemen om dezelve te bedrijven.
4. Daarop volgt de kwade daad zelf.
5. Nog verder, er groeit een gewoonte van zondigen, een aardigheid en vlugheid in de zonde.
6. Ja, er komt een voorspreken en rechtvaardigen van de ongerechtigheid; de mens begint het kwade goed te heten en het goede kwaad, de duisternis tot licht te stellen en het licht tot duisternis, het bittere tot zoet te stellen en het zoete tot bitterheid, Jesaja 5:20
7. De hoogste top is, wanneer de mens roemt in de zonde, zijn eer stelt in zijn schande, zijn ongerechtigheid vrij uitspreekt. Dat is een hart vol boosheid, vol onzinnigheden (Pred. 9:3), daar heerst de zonde, daar wordt de ongerechtigheid bedreven met gierigheid.

Zie, zo wordt dit werk des satans opgebouwd in onze ziel.

Wanneer nu Christus Jezus door Zijn verdiensten, Woord en Geest, dit werk des duivels in ons verbreekt, zo begint Hij van achteren. Hij werpt eerst terneder die grote hoogte en sterkte die satan heeft opgericht. In plaats dat de hoogste trap van goddeloosheid is te roemen in de zonde, zo is de eerste en laagste trap van bekering een schaamte vanwege de zonde. Daarop volgt de bekentenis van dezelve.

De gewoonte van zondigen wordt weggenomen; de mens laat de zonde en als hij die doet, zo doet hij die tegen zijn wil. Hij haat dezelve en hij tracht hoe langer hoe meer de moederzonde, die eerste wortel der begeerlijkheid, uit te roeien uit zijn ziel. Ziedaar, zo gaat de bekering, voor zover het de doding van de oude mens aangaat, toe in de mens. Daarom, zolang als een mens zich zijn zonde niet schaamt, is er geen hoop van bekering.

Maar als hij de schande begint te zien die er in de zonde steekt, zo denkt hij immers bij zichzelf dat hij geen nieuwe schaamte over zijn ziel wil halen, dat hij niet wederom die dingen wil bedrijven, waarvan het hem berouwen zal, als zij gedaan zijn, dat hij ze heeft uitgewerkt. En dat is hetgeen de apostel hier de Romeinen voorstelt: gij kunt geen vrucht gehad hebben van de zonde, waarvan gij nu zelf bekent dat die schandelijk zijn. Hadden zij u goed gedaan, hadden zij uw ziel kunnen gelukkig maken, gij zou u daarover niet schamen.

Uit: Versameling van eenige predikatien over uytgelesen plaatsen van 't Woord Gods (1681)

schelpje3
Maarschalk
Maarschalk
Berichten: 11426
Lid geworden op: 23 apr 2010 13:57

Re: Preken en meditaties van Oudvaders, Puriteinen en Schott

Berichtdoor schelpje3 » 10 apr 2014 11:53

Die Zelf onze zonden in Zijn lichaam gedragen heeft op het hout.

1 Petrus 2 : 24

Zalige aankondiging! De zonde is er niet minder hatelijk om, wordt er niet minder om gehaat, wijl zij vergeven en volkomen uitgewist is. O neen! Laat de Heere slechts uw hart aanraken, Christen lezer en u de bewustheid geven van Zijn vergevende liefde, de verzekering van Zijn genade en gij zult heengaan en haar haten, haar doden en verzaken, vastberadener, krachtiger dan ooit te voren. En moest de Zone Gods de Zoon des mensen worden, opdat zij, die van nature kinderen des toorns zijn, kinderen Gods zouden worden? Moet God, de eeuwige God, de Hooge en Verhevene zich zo laag nederbuigen, om te verschijnen in het vlees, en dat wel voor zondaren; voor míj, een arme, nietswaardige zondaar? Moet de Zoon des mensen, om mij van eeuwige ellende te verlossen, lijden en sterven; sterven in mijn plaats, sterven voor mijn zonde, sterven aan een vloekhout !

O Heere! wat moet de zonde wezen, wat moet mijn zonde wezen ! Hoe weinig heb ik er aan gedacht; hoe weinig heb ik er om getreurd en hoe veel minder nog heb ik haar gehaat, zoals ik haar had behoren te haten! Heere! hoe snood ben ik, hoe ontzettend snood! O, gehate zonde! Vergeeft gij haar; Vader mijner barmhartigheden? Dan maakt dit haar nog hatelijker. Nooit, neen nooit kan ik mij zelve vergeven.

Octavius Winslow

schelpje3
Maarschalk
Maarschalk
Berichten: 11426
Lid geworden op: 23 apr 2010 13:57

Re: Preken en meditaties van Oudvaders, Puriteinen en Schott

Berichtdoor schelpje3 » 11 apr 2014 09:05

Doch het behaagde den Heere, Hem te verbrijzelen, Hij heeft Hem krank gemaakt; als Zijn ziel zich tot een schuldoffer gesteld zal hebben, zo zal Hij zaad zien. Hij zal de dagen verlengen en het welbehagen des Heeren zal door Zijn hand gelukkiglijk voortgaan. Jes. 53: 10

Buiten alle twijfel, de verborgenheid der godzaligheid is groot: God is geopenbaard in het vlees. Dat wil zeggen, dat de eeuwige Zoon van God werd de Zoon des mensen, opdat wij zouden worden kinderen van God. Hij kwam in verwantschap met dit Lager Huis, door onze natuur aan te nemen,opdat wij in verwantschap zouden komen met dat Hoger Huis en Zijn goddelijke natuur zouden deelachtig worden, 2 Petr. 1: 4.

En wat deze verborgenheid zeer wonderlijk maakt, is de onuitsprekelijke hoogheid en verhevenheid van de Persoon, Die nederdaalde en de onuitsprekelijke ellende en nietigheid van hen, voor wie Hij afdaalde. Indien wij er enig besef van hadden, hoeveel wij hiervoor aan Christus verschuldigd zijn, zo zouden wij geen woorden kunnen vinden. Doch bij een ernstig naspeuren en beschouwen van deze dingen, zouden wij moeten zeggen: Hoe meer wij ze beschouwen, hoe meer wij onze verplichting aan
Hem zien

Wij kunnen hier zien en beschouwen die oneindige wijsheid Gods, die zulk een edele en dierbare weg beraamde, om zulk een afstand en breuk, die tussen Hem en ons is ontstaan, op te heffen, door zulk een Persoon, ja de Zoon van God, te verbrijzelen. Indien God engelen en mensen had opgeroepen om raad te geven, inzake deze weg van onze verlossing, in welk een verlegenheid zouden zij allen geweest zijn. Zij zouden sprakeloos hebben neergezeten!

Dit zou ongetwijfeld de eenparige uitspraak van deze vergadering geweest zijn: Wij weten het niet.
Maar toen menselijke wijsheid ophield, begon goddelijke wijsheid en gaf het antwoord.
Ook mogen wij hier beschouwen de liefde, die Hij openbaarde jegens ellendige zondaren en evenzeer de volmaakte rechtvaardigheid, die Hij geoefend heeft jegens Zijn Zoon. 0, zagen ooit engelen of mensen zulk een schouwspel, dat een zeer liefhebbend Vader het zwaard der gerechtigheid gebood te ontwaken en een gehoorzame Zoon te slaan! En toen dat scherpe zwaard neder kwam op dat gezegend schuldoffer van Zijn ziel, was er niemand in de hemel of op de aarde, die riep: Houd Uw hand in!

0, sta verbaasd en verwonderd bij deze gezegende vernedering van Jezus Christus, dat Hij, Die God was, eenswezens met de Vader, Zijn heerlijkheid heeft verborgen en is gevonden in de gestalte van een dienstknecht. Merk op hoe gestreng vlekkeloze rechtvaardigheid heeft gehandeld met vlekkeloze onschuld!

Ik vermoed, dat indien al de verlosten Hem hadden zien hangen aan het kruis en gezien hadden hoe deze schone lippen bleek werden en hoe Hij verbrijzeld werd tussen deze twee molenstenen van de rechtvaardigheid en de almacht Gods, zij zouden met David hebben gezegd: Zie, wij hebben gezondigd en wij hebben onrecht gehandeld, maar wat heeft dit onschuldig Lam gedaan? Die woorden van Christus, toen Hij verraden was en zij Hem zochten: Indien gij dan Mij zoekt, zo laat dezen heengaan, kunnen nooit genoeg bewonderd worden. Wij kunnen hier ook aanschouwen de vlekkeloze en onkreukbare rechtvaardigheid van God, dat onze zonden zijn toegerekend aan Hem, Die geen onrecht gedaan heeft en in Wiens mond geen bedrog geweest is.

Rechtvaardigheid strafte Hem, alsof Hij de grootste goddeloze in de ganse wereld was geweest. Rechtvaardigheid gaf Hem over, totdat Hij de laatste penning van onze schuld had betaald. En wij twijfelen er niet aan of hier zijn op heden sommigen, voor wie Hij des Vaders gramschap heeft gestild. Doch eeuwige ellende komt over hen, die niet behoren tot hen, voor wie Hij heeft betaald.

Doch welk een heerlijk en uitnemend gezelschap zal het zijn, wanneer al de gekochten samen
vergaderd zullen zijn! Wanneer al deze kinderen zullen zijn als olijfplanten rondom Zijn tafel! Zal
het niet een wonderlijke dag zijn, wanneer wij zullen eten en drinken en er geen gedachtenis
meer zal zijn van onze armoede?

Christenen, zijt getroost in de hoop en verwachting van die dag, die nabij komt, wanneer
u u voor eeuwig zult verheugen, wanneer alle verdriet en alle verzuchtingen zullen wegvlieden
en God alle tranen van uw ogen zal afwissen!
Zullen wij niet verblijd zijn, wanneer al de verlosten des Heeren zullen samengebracht zijn in
Zijn paleis en ze in gestikte klederen tot den Koning zullen geleid worden? Zal het geen
aangename dag zijn, wanneer zij zullen komen van de einden der aarde en in de hemel zullen
aanzitten met Abraham, Isaac en Jacob? Wanneer al uw vijanden zullen geworpen zijn in de poel, die
brandt van vuur en sulfer, wier worm niet sterft, maar hun rook gaat op tot in alle eeuwigheid.

Laat uw hart zich verheugen en bij het naderen van die dag, waarop u Hem zult zien van
aangezicht tot aangezicht, wanneer al uw schaduwen zullen vlieden en u zult hebben het
onmiddellijk en onbelemmerd gezicht van God!
Dan zult u getroost zijn en u in Hem verblijden door al de eeuwen der eeuwigheid heen en God
zal Zich in u verblijden, altoos en eeuwiglijk! Zal het geen heerlijke dag zijn, wanneer u zult ingaan
in deze vreugde?

Andrew Gray

schelpje3
Maarschalk
Maarschalk
Berichten: 11426
Lid geworden op: 23 apr 2010 13:57

Re: Preken en meditaties van Oudvaders, Puriteinen en Schott

Berichtdoor schelpje3 » 21 apr 2014 12:04

Indien wij met Christus gestorven zijn, zo geloven wij, dat wij ook met Hem zullen leven. Zo heeft Christus in Zijn ganse bediening der Liefde voor Zijn Kerk een exempel nagelaten, opdat zij Zijn voetstappen zouden navolgen. Vandaar ligt ten eerste voor de ganse Kerk deze nuttigheid in de Opstanding Christi, n.l.: dat Hij door Zijne opstanding den dood overwonnen heeft, opdat Hij ons de gerechtigheid, die Hij door Zijnen dood verworven heeft, konde deelachtig maken, - maar ook ten andere, worden wij door Zijne kracht opgewekt tot een nieuw leven.

Bij den aanvang wordt men hierin het onderwerp gemaakt, wanneer de Heere een arm mens levend maakt, daar hij dood was in de zonden en in de misdaden. Vandaar zegt de Heere: als Ik nu bij u voorbijging zo zag Ik u in uwen bloede, en Ik zeide tot u in uwen bloede: Leef! Ja Ik zeide tot u in uwen bloede: Leef! Waar dus niemand medelijden met den armen mens heeft, ook hij zelf niet, daar neemt de Heere uit het vrije van Zijn goedheid, redenen uit Zichzelven; zodat het niet is desgenen die wil noch desgenen die loopt, maar des ontfermenden Gods! Want de Heere is gevonden van degenen die naar Hem niet vraagden, en Hij is opgenbaar geworden aan degenen die naar Hem niet zochten. En in die daad van hemelse roeping stort de Heere in de kracht of Bediening Christi een nieuw leven uit in het hart. Vandaar lezen wij onder meer: Waakt op, gij die slaapt, staat op uit den dode, en Christus zal over u lichten!

Wanneer dit in de kracht van het onvergankelijk leven ontmoet mag worden, dan wordt men opgewekt uit zijnen doodstaat, tot de bewustheid derzelve, alsmede van kloof en breuk waarmede men van God is afgevallen.
Opgewekt te worden door de kracht Christi in de vrucht des Geestes, is wedergeboren te worden tot een levende hope. Doordien de Liefde Gods in het hart wordt uitgestort door den Heiligen Geest. Waardoor hetgene van tevoren onzen lust was, dan ons tot enen last wordt, n.l. het leven der zonde en ongerechtigeheid. En waarvoor men in de plaats een lust verkrijgt om naar al Gods geboden te leven en om God te zoeken van ganser harte.

Doch hoe meer de Geest Gods het hart bestraalt en bedeelt met Licht, Leven en Liefde, hoe meer dat men zichzelven in zijnen grondstaat der verdorvenheid leert kennen als onhoudbaar voor een heilig en rechtvaardig God. Want het Licht maakt onze duisternis openbaar, en het Leven Gods wijst onzen dood aan, en de Liefde Gods in Christus Jezus wordt tegenover onze grote schuld geopenbaard.

En wel, opdat de mens die daarin het onderwerp zou gemaakt zijn, zou leren verstaan dat de bezoldiging der zonde de dood is, en de genadegifte Gods het eeuwige leven door Jezus Christus onzen Heere. Zodat dit mede tot de nuttigheid van Christus Opstanding behoort, n.l.: om niet alleen een opwekking te kennen tot een nieuw leven in de daad van hemelse roeping maar ook in de daad der vereniging van het Goddelijk recht! Waarin men in Adam sterft en in Christus wordt levendgemaakt. Zodat men met den Apostel Paulus niet naar den vleesche leeft maar naar den Geest.

En zulks in de zuivere vrucht van Christus' Opstanding! Namelijk: Vanwege dat de wet des Geestes des levens in Christus Jezus ons daar vrijmaakt van de wet der zonde en des doods. Hetgeen de mond der waarheid ook zelve heeft geleeraard, als Hij zeide: Niemand kan tot Mij komen, tenzij de Vader Die Mij gezonden heeft hem trekke, en Ik zal hem opwekken ten uitersten dage.

Dien uitersten dage is dus den dag des doods welke beter is dan den dag op welken iemand geboren wordt, en dewelke reeds is aangestipt, als ontmoet te worden in de gemeenschap des lijdens Christi, wanneer men Zijnen dood mag gelijkvormig worden - Zullen wij dus in de daad van vereniging opgewekt worden tot een nieuw leven in de gemeenschap van het Levengevend Hoofd Christus, zo moeten wij eerst in al het onze sterven. Waarom wij eerst afgehouwen moeten worden van den wilden olijfboom om in den waren wijnstok ingeent te kunnen worden, en om alzo Zijner sappen deelachtig te kunnen zijn. - Zodanig wordt men met Christus opgewekt, opdat ook wij in nieuwigheid des levens zouden wandelen.

Doch altijd blijft de Kerk afhankelijk van de mededeling Gods tot haar hart en leven. Want haar leven is met Christus verborgen in Gode! Vandaar kan zij het leven niet meer in haar eigen hand houden, maar kan alleen door Zijn kracht Hem dienen, voor Hem leven. Zodat alleen in Hem die rust is te ontmoeten welke er overblijft voor het volk van God. Want Hij kan volkomen zaligmaken die door Hem tot God gaan, dewijl Hij altijd leeft om voor hen te bidden. Vandaar is de zaligheid der Kerk nu in een veel veiliger conditie als in den staat der rechtheid, dewijl ze toen in onze handen was gegeven, overmits wij in een volmaakt voorwaardelijk werkverbond waren geschapen, maar nu is het een onbewegelijk Koninkrijk dat ontvangen wordt.

Die ons naar Zijne grote barmhartigheid heeft wedergeboren tot een levende hoop door de Opstanding van Jezus Christus uit de doden. Tot een onverderfelijke en onbevlekkelijke en onverwelkelijke erfenis, die in de hemelen bewaard is voor u; die gij in de kracht Gods bewaard wordt door het geloof tot de zaligheid, die bereid is om geopenbaard te worden in den laatsten tijd. - Zodat de Kerk in de Opstanding van Christus uit de doden hunnen wezentoestand opgelost kan krijgen en wel statelijk en standelijk. Vandaar is de gedurige les voor hare vruchtbaarheid: Gelijk gij dan Christus Jezus den Heere hebt aangenomen, wandelt alzo in Hem. Want in Hem woont al de volheid der Godheid lichamelijk. En in Hem zijt gij volmaakt die het Hoofd is van alle overheid en macht.

In welken gij ook besneden zijt met een besnijdenis die zonder handen geschiedt in de uittrekking van het lichaam der zonden des vleses door de besnijdenisse Christi. Zijne met Hem begraven door den doop in den dood. In welken gij ook met Hem opgewekt zijnt, door het geloof der werkingen Gods, die Hem uit den doden opgewekt heeft! Om aldus de Opstanding Christi niet alleen als historie voor de Kerk te belijden maar ook door Zijne kracht van dag tot dag opgewekt te worden tot een nieuwe leven. Dit brengt alleen nuttigheid mede, en doet ons een Gode gewijde wandel hebben.

Want wij die leven, zegt de Apostel worden altijd in den dood overgegeven om Jezus wil, opdat ook het leven Jezu in ons sterfelijk vlees zoude geopenbaard worden. Wetende dat Hij, die den Heere Jezus opgewekt heeft, ook ons door Jezus zal opwekken, en met ulieden daar zal stellen. - Zodat de Kerk een dagelijkse bekering behoeft, zal ze niet in het dorre wonen en God aan Zijne plaats laten. Vandaar wordt haar toegeroepen: Wordt deze wereld niet gelijkvormig, maar wordt veranderd door de vernieuwing uws gemoeds, opdat gij moogt beproeven welke de goede en welbehagende en volmaakte wille Gods zij.

Uit de catechismusverklaring zondag 17 van ds. Jac. van Leeuwen (1845-1913)

schelpje3
Maarschalk
Maarschalk
Berichten: 11426
Lid geworden op: 23 apr 2010 13:57

Re: Preken en meditaties van Oudvaders, Puriteinen en Schott

Berichtdoor schelpje3 » 22 apr 2014 12:37

Het is een heel ernstige misvatting om onze gedachten en ons hart méér te
zetten op de heerlijkste staat van de kerk die op aarde ooit zou kunnen komen, dan op
de volmaakte gelukzaligheid boven. Wij behoren dat niet toe te laten om ons, op
welke wijze dan ook, daaraan over te geven. Wij weten dat wij allen maar een klein
poosje op deze wereld kunnen leven en dat er een volmaakte rust, vrede en
heerlijkheid overblijft voor het volk van God.

Wij hebben daarom geen voorwendsel om al te nieuwsgierig te onderzoeken in welke tijd deze of gene goede dingen in de kerk des Heeren op aarde zullen gebeuren. Het is ijdel om in onze gedachten hierop te rusten: Zou ik het niet mogen beleven om het nog te mogen zien? Want wij behoren toch te weten dat er maar één handbreed is tussen ons en de heerlijkheid, indien wij de Heere toebehoren. Morgen kan het de tijd zijn van onze heerlijkmaking.

Wij behoren te leven in de gedurige verwachting van te kunnen sterven om dan in
een betere staat te komen dan de kerk hier ooit zijn zal. Het is en groot gebrek en een
misvatting in onze geest, als we dieper zouden nadenken, als we nieuwsgieriger
zouden zijn naar heerlijke dingen op deze wereld, dan uit te zien naar de beste
dingen die er ooit kunnen zijn en naar oneindig betere dan wij kunnen bedenken in
de hemel.

John Howe, uit: The Puritan Hope

Jvslooten

Re: Preken en meditaties van Oudvaders, Puriteinen en Schott

Berichtdoor Jvslooten » 22 apr 2014 14:24

Mooi Schelp! Wat is het goed dat we vanuit een verwachtend verlangen mogen uitzien naar de betere dingen, die God heeft toebereid voor de Zijnen. Onze hoop is in de hemelen.

schelpje3
Maarschalk
Maarschalk
Berichten: 11426
Lid geworden op: 23 apr 2010 13:57

Re: Preken en meditaties van Oudvaders, Puriteinen en Schott

Berichtdoor schelpje3 » 24 apr 2014 11:04

Gedenkt hoe Hij tot u gesproken heeft, als Hij nog in Galilea was.”


Christus heeft mij ook geleerd dat Hij overgeleverd moest worden in de handen van de zondaren om gekruisigd te worden. Dit was noodzakelijk, om aan de rechtvaardigheid Gods de volkomen voldoening te brengen die ik Hem in eeuwigheid niet had kunnen brengen. Verder heeft Hij mij geleerd dat mijn eigen gerechtigheid, gegrond op de werken der wet, altijd zou blijken ijdel en nietig te zijn. Die zou altijd weer ellendig schipbreuk lijden. Mijn oude mens moet ook in de praktijk dagelijks met Hem gekruisigd worden.

Toen ik dit in de praktijk van het leven meer en meer ondervond, en mij van dag tot dag meer leerde kennen als een overtreder, overviel mij meer dan eens de bange vrees dat Jezus voor mij niet meer leefde. Maar nu her­inner ik het mij weer dat Hij het ook tot mij gezegd heeft: vanwege Gods waarheid, vanwege de trouw van de Heere Jezus. Opdat ik in het geweld van de dood en van de hel niet zou blijven, moest Hij opstaan ten derde dage. De dag waarop anders het gehele dode lichaam van de mens tot ontbinding begint over te gaan. Dat was een heilige noodzaak, ontstaan uit Gods eeuwige liefde. Hij moest aan het kruis worden gehecht om de vervloeking van mij op Zich te laden en zo door Zijn zegen mij, vloekwaardige zondaar, genade en het eeuwige leven deelachtig te maken.

Dr. H. F. Kohlbrugge,
 predikant te Elberfeld
met dank aan RD.nl

schelpje3
Maarschalk
Maarschalk
Berichten: 11426
Lid geworden op: 23 apr 2010 13:57

Re: Preken en meditaties van Oudvaders, Puriteinen en Schott

Berichtdoor schelpje3 » 30 apr 2014 15:58

"Maar wanneer de volheid des tijds gekomen is, heeft God Zijn Zoon uitgezonden, geworden uit een vrouw, geworden onder de wet; opdat Hij degenen, die onder de wet waren, verlossen zou en opdat wij de aanneming tot kinderen verkrijgen zouden."
Galaten 4: 4,5

Wat wordt er bedoeld met deze uitdrukking? "De volheid des tijds" schijnt te kennen te geven de volkomen voleinding en algehele vervulling van die tijd, die van alle eeuwigheid in Gods gedachten was bestemd. Waarom de Heere een zekere tijd vaststelde voor Christus om te verschijnen en waarom die tijd zo laat lag in de geschiedenis der wereld, weten we niet. Het is verborgen in de eeuwige gedachten van God en maakt deel uit van Zijn oneindige en ondoorgrondelijke wijsheid.

Maar dit weten wij, dat het juist zulk een tijd was, als God het meest gepast achtte, om er die heerlijke gebeurtenis in te vervullen.Daarom wordt het genoemd "de volheid des tijds" omdat de tijd, die God bestemd had, toen volkomen vervuld was. En inderdaad, zelfs met onze beperkte inzichten, met onze onvolmaakte kennis van die tijd, kunnen wij zien, dat er hierin enige treffende voorbeelden van de wijsheid van God werden tentoongespreid.

Ten eerste, toen Christus kwam, was de wereld in vrede. Bijna de enige tijd gedurende vele, vele jaren, was er toen een algemene vrede over de gehele wereld. Ten tweede, door de voorzienigheid van God waren alle volkeren aan één juk onderworpen en ze werden aldus min of meer tot één volk. En ten derde werd er toen in de voorzienigheid van God algemeen één taal - de Griekse taal - gesproken. Zodat, als er geen andere redenen waren, deze drie genoegzaam schijnen te zijn om aan te tonen, dat dit een gepaste tijd was voor de Zoon van God om te verschijnen, opdat Zijn Evangelie zijn loop zou hebben en verheerlijkt zou worden en Zijn zaligheid bekendgemaakt zou worden tot aan de einden der aarde.

In deze volheid des tijds moesten de voorzeggingen aangaande de Messias worden vervuld en de offeranden moesten worden vervuld in die ene Offerande, het Lam Gods, geslacht van voor de grondlegging der wereld. O, zie wat een bemoediging dit is voor arme, belaste zondaren, die worden veroordeeld door de wet! God heeft Zijn geliefde Zoon gezonden, geworden uit een vrouw, geworden onder de wet, om te verlossen degenen, die onder de wet waren, opdat wij de aanneming tot kinderen verkrijgen zouden.

Bent u onder de wet? Gevoelt u, dat u daar bent? Veroordeelt de wet u? Is de zonde uw kwelling? Bent u bevende bij de toekomende toorn? God heeft Zijn Zoon gezonden om zulken als u vanonder de wet te verlossen, opdat u de aanneming tot kinderen zou verkrijgen. Als u in staat wordt gesteld in Jezus Christus te geloven tot zaligheid van uw ziel, dan zal ieder gezegend gevoelen in uw hart worden verwekt.

De HEERE zal de Geest van Zijn Zoon met kracht in uw ziel zenden, waardoor u in staat gesteld wordt te roepen: "Abba, Vader!" Hij zal de Goddelijke betrekking erkennen als van Zijn eigen schepping en schenking. Zijn Geest zal getuigen met uw geest, dat u een kind van God bent en u zult worden verzegeld als een erfgenaam van God, een medeerfgenaam van Christus en dit alles voortvloeiende uit en tot lof van die overvloeiende genade, die, waar de zonde overvloedig is geweest, veel meer overvloedig zijn zal, tot de eer van God en tot zaligheid van Zijn volk.

J.C. Philpot

Chaya
Generaal
Generaal
Berichten: 7095
Lid geworden op: 15 dec 2014 10:38
Locatie: Bij het water

Re: Preken en meditaties van Oudvaders, Puriteinen en Schott

Berichtdoor Chaya » 03 feb 2015 16:29

Het heeft zijn redenen waarom God de Heere op zo'n verschillende wijze met Zijn kinderen wenst te handelen; dat Hij naar de verschillende werkingen van de Geest der dienstbaarheid de een wel een dieper besef en gevoel geeft van zijn zonde en de schrikwekkende toorn van God dan de ander. Want hoe dieper gevoel iemand daarvan heeft, des te diepere droefenis en vernedering moet daarop noodzakelijk volgen.

a. Zeer verschillend is hier menigmaal de aard van de mensen. Zij zijn niet allen van een en dezelfde gesteldheid. Sommigen zijn van een krachtiger en moediger geest en zijn niet zo gauw bewogen als anderen die van nature zeer neerslachtig zijn. De een kan menigmaal door een vriendelijke vermaning tot grotere verbrokenheid des harten gebracht worden dan de ander door vreselijke slagen en hardere ontmoetingen. Sommig mensen zijn als een hout dat vol knoesten zit. Daarvoor is een hardere beitel nodig om dat te bewerken. Onze God weet het allerbeste hoe Hij Zijn kinderen leiden wil. Hij matigt de grootte en de diepte van deze verootmoediging en innerlijke verschrikkingen naar dat de vatbaarheid van de ziel dat vereist, opdat Hij die moge genezen.

b. Sommigen zijn ook bruter en gruwelijker zondaren geweest dan anderen. Zij hebben langer in de zonde geleefd, zij zijn daarin verhard en volslagen onbesnedenen en hardnekkigen van hart en oren, die altijd den Heiligen Geest wederstaan (Hand. 7:51). Zij zijn voorwaar alleen maar door een zeer harde ontmoeting en diepe verootmoediging, zoals Paulus had op zijn weg (Hand. 9), terecht te brengen. Daarentegen weten degenen die van hun jeugd aan met een Samuel en Timotheus onder het genadeverbond in de wegen van hun God opgevoed zijn en hun zielen niet door zulke grove en brute zonden hebben verontreinigd, niet van zulke diepe vernederingen. Hoe gruwelijker en menigvuldiger zonden er zijn, hoe dieper de vernedering wezen moet, eer men bij de Heere genade en verzoening vinden kan. Hoe zwaarder de last van de zonde is die iemand op zijn hart heeft, hoe dieper hij ook verootmoedigd zal moeten worden. Zoals een slot dat oud en verroest is, niet zo gemakkelijk als een dat nieuw en schoon is, geopend kan worden, zo is het ook geen wonder dat zij die zo diep in brute zonden verdronken zijn geweest, harder behandeld moeten worden dan degenen die van jongsaf in de vreze Gods gewandeld hebben.

c. God heeft soms ook met sommige mensen wat bijzonders voor. Hij wil hen ten beste van Zijn Kerk en tot meerdere verheerlijking van Zijn Naam tot hogere diensten optrekken en daartoe verschillende talenten van de genade meedelen. Hij is ook wel gewoon hen daarop voor te bereiden door een diepere vernedering, opdat zij zich niet zouden verheffen (2 Kor. 12:7) en zo des te bekwamer zouden mogen zijn om andere verslagen zondaren te troosten met de vertroosting met welke zij zelven van God vertroost zijn (2 Kor. 1:4).

Maar hoe verschillend ook de maat en de afzonderlijke trappen van het beoefenen van deze deugd ook zouden mogen zijn, de ziel van een kind van God moet zich zo verootmoedigd weten dat hij zich over geen enkele zaak zo bekommerd of verlegen weet dan over zijn zonde. Dat hij nergens over zo'n grote, zo'n langdurige droefheid maken kan dan over het gezicht en het gevoel dat hij van zijn zonden heeft en dat hij zo'n grote, zo'n goede God, Die hij zo veel liefde schuldig was, zo gruwelijk vertoornd heeft.

Wel is waar dat soms uitwendige dingen een veel diepere indruk van droefheid en vernedering schijnen te maken op de mens, zoals wij dat bij David ten opzichte van het verlies van zijn kind dat hij in overspel verwekt had, en ten opzichte van zijn zoon Absalom kunnen zien (2 Sam. 12:16-22; 18:33). Inwendig zal er in het hart echter een groter mishagen, verfoeiing, schaamte en verootmoediging van zichzelf zijn vanwege zijn zonde. Die zal ook veel langer bij hem duren en ten minste zulke uitwerkingen op hem hebben dat hij zich gewillig in alles aan de Heere zal onderwerpen en zijn zonde verlaten (Jes. 55:7) en de gunst van zijn God meer achten dan iets wat in de wereld is (Matth. 13:44-45). Hij zal ook alles ter hand nemen om - onder welke voorwaarde het ook mag zijn - genade en verzoening bij de Heere te mogen vinden (Matth. 7:21; Hand. 9:6).

ds. Petrus Wittewrongel (1609 - 1662)
Wijs een spotter niet terecht, anders zal hij u haten. Wijs een wijze terecht, en hij zal u liefhebben. -- Spreuken 9:8


Terug naar “[Religie] - Algemeen”

Wie is er online

Gebruikers op dit forum: Geen geregistreerde gebruikers en 10 gasten