Berichtdoor Speedy » 09 dec 2013 10:48
Zaligmaker van de wereld
’En wij hebben het aanschouwd en getuigen, dat de Vader Zijn Zoon gezonden heeft tot een Zaligmaker der wereld’ (1 Joh. 4:14).
De geliefde discipel Johannes geeft in zijn zendbrieven gedurig uiting aan de liefde. Hij verheugt zich bijzonder in het bespelen van de harp der liefde. Hij verheerlijkt de liefde van God tot ons en hij spreekt van onze liefde tot God en tot elkaar. Zijn geliefkoosd onderwerp, de liefde, is veelomvattend. Zowel het Evangelie als de wet en zowel het geloof als de werken hebben daarin een plaats.
De liefde van God tot mensen is de grote leerstelling van het Evangelie, het voorwerp van geloof. De liefde van de mensen tot God en tot elkaar is de grote leerstelling van de wet (de tien geboden) en de inhoud van een heilig leven. Er is een nauwe betrekking tussen deze twee. De liefde van God is de fontein; onze liefde is de stroom. De liefde van God is het oorspronkelijke heilige vuur; onze liefde is de vlam, die daarvan uitgaat.
In de tekst die we overdenken wordt ons de liefde van God voorgesteld, met het doel dat we ook elkaar zullen liefhebben. Deze openbaring van goddelijke liefde is de kern van het Evangelie. Dit is het Evangelie, dat al de apostelen als uit één mond aan de wereld moesten prediken: ‘Wij hebben het aanschouwd en getuigen, dat de Vader Zijn Zoon gezonden heeft tot een Zaligmaker der wereld’ (1 Joh. 4:14).
Daarin mogen wij het Evangelie of de goede tijding zien, namelijk dat de Vader Zijn Zoon zond tot een Zaligmaker der wéreld. Hier is goed nieuws voor de wereld! De zending van Christus. De belofte van Zijn zending werd gedaan aan de in zonde gevallen Adam in het paradijs. Gelovigen uit de tijd van het Oude Testament leefden en stierven in het geloof ín deze belofte. Daarentegen konden de apostelen ervan getuigen dat de belofte reeds was vervuld: ’De Vader hééft Zijn Zoon gezonden.’
Hij, Die gezonden werd, is de Zoon van God, onze Heere Jezus Christus. Niemand anders was geschikt voor deze opdracht. Hij Die zond, van Wie Christus Zijn opdracht ontving, was de Vader, de eerste Persoon in de heerlijke Drie-eenheid. Niemand van mindere waardigheid kon iemand zenden van Zijn waardigheid. Hij werd gezonden in de hoedanigheid van ‘de Zoon, de Zaligmaker van de wereld’. De woorden in de tekst staan daar zonder enige toevoeging, omdat daarvoor geen noodzaak is. Zo wordt ook Christus in Joh. 3:2 genoemd: 'een Leraar van God gekomen'. Dat wil zeggen, dat Hij was gekomen in de hoedanigheid van een goddelijke Leraar. Zoals een gezant door zijn vorst wordt gemachtigd en afgevaardigd naar een hof, zo is ook Christus door Zijn Vader aangewezen, gemachtigd en gezonden naar deze wereld in de hoedanigheid van ’Zaligmaker der wereld’. De wereld is de wereld van ons mensen. Onbegrensd en onbepaald. De wereld zoals zij geworden is; verwoest door de zonde van Adam. In Johannes 3:16 lezen we: ’Want alzo lief heeft God de wereld gehad, dat Hij Zijn eniggeboren Zoon gegeven heeft, opdat een iegelijk die in Hem gelooft, niet verderve, maar het eeuwige leven hebbe’. Zie ook Titus 3:4 ‘Maar wanneer de goedertierenheid van God, onze Zaligmaker, en Zijn liefde tot de mensen verschenen is.’
In onze tekst zien we voorts ook de zékerheid van het Evangelie. Al de apostelen getuigden als uit één mond van deze grote waarheid. Zij gaven daarvan ooggetuigenverslag. Zij hadden
de Zaligmaker zélf gezien en waren met Hem omgegaan. Zij hadden gezien dat Hij een opdracht had, namelijk om Zaligmaker te zijn. Zij hadden gezien dat in Zijn wonderwerken en in Zijn zending steeds het zegel van de hemel werd gezet. En aan dit ooggetuige-zijn werd zo sterk vastgehouden, dat ook de apostel Paulus (die niet eerder dan na de hemelvaart van Christus tot het apostelschap geroepen werd) het vergund werd om Hem eerst met zijn ogen te zien, vóór hij met zijn mond zou getuigen. In Hand. 26:16 lezen wij de woorden die Christus tot hem sprak: ’want hiertoe ben Ik u verschenen, om u te stellen tot een dienaar en getuige der dingen, beide die gij gezien hebt en in welke Ik u nog zal verschijnen.’
Leerstelling:
Het is de grote waarheid en het voornaamste getuigenis van het Evangelie, dat
de Vader Zijn Zoon Jezus Christus in de wereld gezonden heeft als ‘Zaligmaker
van de wereld’.
In deze preek zal ik het volgende behandelen:
1. Enkele zaken die in dit getuigenis van belang zijn
2. De betekenis van Christus als ‘Zaligmaker der wereld’
3. De toepassing
1. Enkele zaken die in dit getuigenis van belang zijn
De wereld had een Zaligmaker nodig. Immers, als er geen noodzaak voor was, dan zou Hij, Die niets tevergeefs doet, er ook niet in hebben voorzien. Het was een zieke wereld, bezet met een dodelijke ziekte door het eten van de verboden vrucht. Zij had een heelmeester nodig om van haar ziekte te genezen. Jezus zei tot hen: ’Die gezond zijn hebben de medicijnmeester niet van node, maar die ziek zijn’ (Matth. 9:12). Het was een vervloekte wereld, neergeveld onder de toorn door het vonnis van de verbroken wet. Zij had een Zaligmaker nodig om de vloek weg te nemen en de zegen te verwerven. ’God opgewekt hebbende Zijn Kind Jezus, heeft Dezelve eerst tot u gezonden, dat Hij u zegenen zou’ (Hand. 3:26).
Het was een verloren wereld. God was de mens kwijt en de mens was God kwijt. De mens had alle goed verloren en verging onder de toorn van God. Zou het verlies hersteld worden, zo was er Eén nodig om te redden. ‘Want de Zoon des mensen is gekomen om te zoeken en zalig te maken wat verloren was’ (Luk. 19:10).
Iemand die van een mindere waardigheid was dan de Zoon van God kon de Zaligmaker van de wereld niet zijn. Geen mens, geen engel was bekwaam het ambt van Zaligmaker van een verloren wereld op zich te nemen. Wat daaraan verbonden was, ging het vermogen van de hele schepping te boven. ’En niemand in de hemel, noch op de aarde, noch onder de aarde, kon het boek openen noch hetzelve inzien’ (Openb. 5:3). Hier is een blijk van de goddelijke liefde tot mensenkinderen. Hun geval was hopeloos en hulpeloos, maar eindigde hierin dat God de wereld zo lief heeft gehad, dat Hij Zijn eniggeboren Zoon gegeven heeft (zie Joh. 3:16).
De zending van Christus als Zaligmaker van de wereld werd in de hemel zelf bepaald. Ook het plan om mensen zalig te maken, kwam zonder inbreng van de mens tot stand. Er ging geen verzoek of smeekbede van de wereld uit om een Zaligmaker te zenden. Hoewel de nood van de wereld luid hoorbaar was, zweeg zij zelf stil en riep niet om een verlosser. Ook klonk de nood van de wereld niet luider dan de nood van de gevallen engelen. Niettemin hoorde soevereine vrije genade de stem van de nood van de mens en diezelfde genade stopte haar oren voor het geroep van de nood van de gevallen engelen. In Titus 3:4 lezen we: ’Maar wanneer de goedertierenheid van God, onze Zaligmaker, en Zijn liefde tot de mensen verschenen is.’
Christus was volkomen bekwaam om een verloren wereld te redden. Dat Hij werd gezonden in het ambt van Zaligmaker, bewijst dat Hij volmaakt bekwaam was dat ambt te vervullen. Waarom Hij ook volkomen kan zalig maken degenen, die door Hem tot God gaan, alzo Hij altijd leeft om voor hen te bidden. Er wordt geen geval in de wereld aangetroffen, of er is door Christus een geneesmiddel voor te vinden. Wie er ook in de wereld sterven, hij zal niet sterven omdat er geen hulp voor hem was in de Zaligmaker, maar hij zal sterven omdat hij geen gebruik van Hem maakte en zijn geval niet in Zijn hand overgaf. De Zaligmaker van de wereld is zeker bekwaam de wereld zalig te maken, omdat Hij door God tot een Zaligmaker van de wereld gezonden is.
De zaligheid van verloren zondaars is niet alleen zeer aangenaam voor de God en Vader van onze Heere Jezus Christus, maar ook voor de Zaligmaker Zelf. God had anders Zijn Zoon niet gezonden tot een Zaligmaker van de wereld. ’Want dat is goed en aangenaam voor God, onze Zaligmaker, Welke wil, dat alle mensen zalig worden en tot kennis der waarheid komen’ (1 Tim. 2:3-4). Daarom wordt het genoemd: ’Het welbehagen des HEEREN’ (Jes. 53:10). ’Het welbehagen des HEEREN zal door Zijn hand gelukkig voortgaan.’ God bereidt een bruiloft voor Zijn Zoon en zendt gezanten uit om mensen tot die bruiloft te nodigen. Hieruit blijkt dat er geen beletsel is aan de zijde van de Heere voor het zaligen van zondaren door Jezus Christus. Het is aangenaam voor de Vader, voor de Zoon en voor de Heilige Geest.
2. De betekenis van Christus als ‘Zaligmaker der wereld’
Ik zal nu uitleggen wat wij moeten verstaan onder de hoedanigheid ’Zaligmaker van de wereld’, waarin Christus werd gezonden. Ik zal mij richten op twee punten: in welke zin Christus Zaligmaker van de wereld is en wat het werk is dat Hem als zodanig is toevertrouwd?
In welke zin is Christus Zaligmaker van de wereld?
De naam Zaligmaker of Redder is een erenaam. Tevens wijst deze naam op een werk dat gedaan wordt. Het is een eervolle zaak de ellendige te redden en te helpen en voor dat werk bestemd, aangewezen en geroepen te zijn. Maar aan deze eervolle positie is werk verbonden. Zonder dat kan niemand een dergelijke positie waardig en met resultaat vervullen. In maatschappelijk opzicht kan iemand in een bepaalde gemeenschap in tweeërlei opzicht een helper, redder of verlosser zijn. Dat kan zowel in de roeping tot het ambt als in de uitoefening van het ambt.
Wat betreft de roeping tot het ambt kan men tot dat ambt aangesteld en aangewezen zijn om verlosser, redder of helper te zijn. Dat is ook zo het geval bij een arts of onderwijzer die aangewezen is om voor een groep of gezelschap als arts of onderwijzer op te treden. Zij zijn als zodanig de aangestelde arts, onderwijzer of verlosser van een gemeenschap vóórdat zij iemand van hen hebben genezen, onderwezen of verlost. In dit opzicht kan men zeggen dat zij een officiële aanstelling en benoeming hebben tot hun ambt en werk.
Voor wat betreft de uitoefening van het ambt, heeft dat betrekking op het werk dat iemand doet en het resultaat in het genezen, onderwijzen of verlossen. Die uitoefening gebeurt op grond van een wettige aanstelling. Feitelijk kan iemand die wettig is aangesteld en het ambt ook als zodanig uitoefent pas daadwerkelijk een verlosser worden genoemd. In Neh. 9:27 lezen we: ‘…en hun naar Uw grote barmhartigheden verlossers gegeven, die hen uit de hand van hun benauwers verlosten.’
Dit zo gesteld hebbend, kunnen we nu ook zeggen dat onze Heere Jezus Christus de dadelijke en wezenlijke Zaligmaker is van de uitverkorenen. In hun plaats en naam stierf Hij aan het kruis volgens het eeuwig verdrag dat gesloten is tussen Hem en de Vader in het ’verbond der genade’, of anders genoemd het ’verbond der verlossing’. Want het zijn niet twee verbonden, maar het is één en hetzelfde verbond. Daarom noemt de apostel Hem ’de Behouder van het lichaam’ van de uitverkorenen. Deze samen maken het lichaam, waarvan Hij was aangesteld als het Hoofd van eeuwigheid. In naam van de uitverkorenen maakte Hij met de Vader de overeenkomst tot een eeuwig verbond. Hij is hun daadwerkelijke Zaligmaker, omdat Hij hen alleen verlost. ’En zij zal een Zoon baren, en gij zult Zijn naam heten JEZUS; want Hij zal Zijn volk zalig maken van hun zonden’ (Matth. 1:21). Niemand dan zij alleen zullen ooit in waarheid van Hem als Zaligmaker gebruik maken of hun zaken in Zijn hand stellen. Er is ook niemand van hen die eerder of later niet tot Hem zal komen. ’En er geloofden zovelen, als er geordineerd waren tot het eeuwige leven’ (Hand. 13:48). ’Al wat Mij de Vader geeft, zal tot Mij komen, en die tot Mij komt, zal Ik geenszins uitwerpen’ (Joh. 6:37).
Onze Heere Jezus Christus is de enige Zaligmaker en zo wordt Hij voorgesteld. Niet alleen aan de uitverkorenen, maar aan de hele wereld van het menselijke geslacht. Onbegrensd en onbepaald. In die zin wordt Hij in de tekst genoemd ’Zaligmaker van de wereld’. In overeenstemming hiermee wordt God in Christus ’een Behouder van alle mensen’ genoemd, doch met de afzonderlijke vermelding: ’maar allermeest van de gelovigen’ (1 Tim. 4:10).
De zaak is als volgt: Een vorst geeft met betrekking tot de welstand van zijn onderdanen een opdracht aan een bevoegd persoon om op te treden als arts van een gemeenschap, een gezelschap of regiment of iets dergelijks. De formele aanstelling door de vorst geeft zo iemand de bevoegdheid zijn taak als arts in die gemeenschap uit te oefenen. Hoewel velen van hem nooit gebruik zullen maken en wellicht andere doktoren zullen raadplegen, toch is er een betrekking tussen hem en hen. Hij is hun arts, omdat de vorst hem daartoe heeft aangesteld. Een ieder van hen mag, indien hij wil, tot hem komen en zal genezen worden.
Zo heeft God (ziende op de wereld die verloren gaat door de zonde van de mensen) Zijn Zoon Jezus Christus aangewezen en aangesteld als Zaligmaker van die wereld. Hij heeft een hemelse benoeming tot Zijn ambt. Waar op aarde het Evangelie ook wordt gepredikt, daar wordt Zijn benoeming bekendgemaakt. Op die wijze wordt er steeds een betrekking gelegd tussen Hem en de wereld van mensenkinderen. Hij is hun Zaligmaker en zij zijn de voorwerpen van Zijn bediening. Zo mogen allen tot Hem komen, zonder prijs en zonder geld, om door Hem gered te worden. Ze mogen tot Hem komen als hun eigen Zaligmaker, Die de Vader daartoe voor hen heeft aangesteld.
Dat Christus zo de Zaligmaker van de wereld is, blijkt uit het getuigenis van de Schrift zelf. Onze tekst noemt Hem zo uitdrukkelijk. De gelovige Samaritanen beleden hun geloof in Hem met de woorden: ’wijzelf hebben Hem gehoord, en weten, dat Deze waarlijk is de Christus, de Zaligmaker der wereld’ (Joh. 4:42). Zijn aanstelling vanuit de hemel blijkt ook zeer duidelijk uit de woorden: ’Want alzo lief heeft God de wereld gehad, dat Hij Zijn eniggeboren Zoon gegeven heeft, opdat een iegelijk die in Hem gelooft, niet verderve, maar het eeuwige leven hebbe’ (Joh. 3:16).
Zo was ook de koperen slang, die in de woestijn op de stang werd verhoogd, een instelling van God om allen die in het leger van Israël gebeten waren, te genezen. De zaligheid van Christus wordt genoemd ’de gemene zaligheid’ (Judas : 3). Dat wil zeggen, een zaligheid die iedere zondaar mag aangrijpen. De geboorte van Christus wordt gezegd te zijn ’grote blijdschap die al de volke wezen zal’. Dit had zo niet gezegd kunnen worden, wanneer Hij niet een ‘Zaligmaker van alle volken’ was geweest. Daarom getuigt Hij van Zichzelf, dat Hij kwam om de wereld te behouden. ’Want God heeft Zijn Zoon niet gezonden in de wereld, opdat Hij de wereld veroordelen zou, maar opdat de wereld door Hem zou behouden worden’ (Joh. 3:17). Jezus getuigt het ook in Joh. 12:47: ’Ik ben niet gekomen, opdat Ik de wereld oordele, maar opdat Ik de wereld zalig make.’ Dit was en is Zijn ambt om zondaars te behouden, onbepaald. Niet deze of die soort zondaars, maar zondaars uit mensen, zonder uitzondering. ’Dit is een getrouw woord en alle aanneming waardig, dat Christus Jezus in de wereld gekomen is om de zondaren zalig te maken’ (1 Tim. 1:15).
Hij zoekt het verlorene: ’Want de Zoon des mensen is gekomen om te zoeken en zalig te maken dat verloren was’ (Luk. 19:10). ’God was in Christus de wereld met Zichzelven verzoenende, hun zonden hun niet toerekenende’ (2 Kor. 5:19). Met dezelfde strekking verklaart Hij Zichzelf in Johannes 8:12 als: ’Het Licht der wereld’. Ook dan gaat het over het ambt dat Hem is toevertrouwd. Een ieder die van Hem gebruik maakt, zal het Licht des levens hebben.
Indien Christus níet de zaligmaker der wereld zou zijn, dan zou Hij ook niet rechtmatig aan de gehele wereld aangeboden kunnen worden. Zijn aanbod zou dan beperkt zijn tot alleen de uitverkorenen. Nóg mínder zou Hij aangeboden kunnen worden aan de gevallen engelen, omdat zij niet zijn besloten in Zijn opdracht als Zaligmaker. Zo is ook het aanbod dat gedaan wordt door de dienaren van het Woord altijd gebonden aan de grenzen van Christus’ opdracht die de Vader Hem gesteld heeft. Christus en Zijn zaligheid mogen wettig worden aangeboden aan de gehele wereld van mensenkinderen, met de verzekering, dat een ieder die van Hem gebruik wil maken tot zaligheid, die zal zalig worden. ’Gaat heen in de gehele wereld, predikt het Evangelie aan alle creaturen. Die geloofd zal hebben en gedoopt zal zijn, zal zalig worden; maar die niet zal geloofd hebben, zal verdoemd worden’ (Mark. 16:15-16).
Daarbij komt, dat als Christus de Zaligmaker der wereld níet zou zijn, zo zou het ongeloof en het niet komen tot Christus geen zonde zijn voor de niet-uitverkoren hoorders van het Evangelie. Immers, als Christus door God niet zou zijn aangewezen om Zaligmaker te zijn, dan kan het iemand niet tot zonde worden gerekend, wanneer hij van Christus geen gebruik maakt. Zo is het voor de gevallen engelen niet hun zonde dat ze niet in Christus geloven, omdat zij niet liggen binnen de opdracht die aan de Zaligmaker is gegeven. Evenmin is dit de zonde van hen die nooit van Christus hoorden, omdat de opdracht die Hij heeft nooit aan hen werd voorgesteld.
Echter, het niet geloven in Christus als de Zaligmaker is de zonde van de hoorder van het Evangelie die Hem niet aanneemt. Deze zonde van ongeloof zal tot het verderf voeren. ’Dit is het oordeel, dat het Licht in de wereld gekomen is, en de mensen hebben de duisternis liever gehad dan het licht; want hun werken waren boos’ (Joh. 3:19). Indien Christus niet de Zaligmaker van de wereld was, zouden zelfs de uitverkorenen nooit in Hem geloven, tenzij hun verkiezing vooraf aan hen was bekend gemaakt. Maar dat is in strijd met de vastgestelde weg van genade. Daarom geldt ook voor hen dat zij pas tot zaligheid in Christus kunnen geloven, nadát zij zien dat Hij voor hen een Zaligmaker is.
In dit opzicht moeten wij nog twee dingen opmerken. Het eerste is de grond waarop aan Christus het ambt van Zaligmaker van de wereld werd verleend. De grond is de genoegzaamheid van de verdienste van Zijn dood en Zijn gehoorzaamheid. Hoewel Christus alleen in de naam en de plaats van Zijn uitverkorenen stierf en aan het kruis alleen hén vertegenwoordigde (zoals we dat lezen in Joh. 10:15 ’Ik stel Mijn leven voor de schapen’), nóchtans was de prijs die Hij betaalde van oneindige waarde en in zichzelf genoeg om de hele wereld zalig te maken.
De gekruisigde Christus werd als het brood voor de uitverkorenen bereid. Het was toereikend, niet alleen om de
uitverkorenen leven te geven en te voeden, het was als zodanig genoeg geweest om de hele wereld, het gehele menselijke geslacht, te behouden. Daarom mocht Hij worden aangewezen als Zaligmaker der wereld. ’Want het Brood Gods is Hij, Die uit de hemel nederdaalt, en Die der wereld het leven geeft….. Ik ben het levende Brood Dat uit de hemel nedergedaald is; zo iemand van dit Brood eet, die zal in der eeuwigheid leven. En het Brood dat Ik geven zal, is Mijn vlees, hetwelk Ik geven zal voor het leven der wereld’ (Joh. 6:33-51).
De tweede opmerking betreft de reden waarom Hij wezenlijk en dadelijk werd aangesteld om Zaligmaker van de wereld te zijn. Onder de verschillende redenen die hiervoor gegeven kunnen worden, wil ik alleen deze éne noemen, namelijk dat het Hem een erezaak was het loon te verwerven voor Zijn grote dienst. Zijn leven af te leggen voor en in de plaats van hen, die de voorwerpen waren van de verkiezende liefde van Zijn Vader.
’Verder zei Hij: Het is te gering, dat Gij Mij een Knecht zou zijn, om op te richten de stammen van Jacob, en om weder te brengen de bewaarden in Israël; Ik heb U ook gegeven tot een Licht der heidenen, om Mijn Heil te zijn tot aan het einde der aarde (…). Alzo zegt de HEERE: In de tijd des welbehagens heb Ik U verhoord, en ten dage des heils heb Ik U geholpen; en Ik zal U bewaren, en Ik zal U geven tot een verbond des volks…’ (Jes. 49:6-8). Daarom bekleedde Hem de Vader ’Mij is gegeven alle macht in hemel en op aarde’ (Matth. 28:18). ’Want gelijk de Vader de doden opwekt en levend maakt, alzo maakt ook de Zoon levend, die Hij wil. Want ook de Vader oordeelt niemand, maar heeft al het oordeel de Zoon gegeven’ (Joh. 5:21-22). Het was loon dat paste bij Zijn arbeid.
Wat is het werk dat Hem als Zaligmaker der wereld is toevertrouwd?
Wij willen slechts twee zaken noemen. Hij kwam om zondaren zalig te maken van hun zonden. ’Gij zult Zijn Naam heten JEZUS; want Hij zal Zijn volk zalig maken van hun zonden’ (Matth. 1:21). Satan verdierf de wereld door zonde over haar te brengen. Daardoor werden de mensen gebonden met koorden van schuld. Zij verloren het beeld van God. Zij werden besmet en walgelijk en vielen in de handen van een vreemde heerser. God heeft Christus aangesteld tot een Zaligmaker van de wereld, opdat zondaren tot Hem mogen komen
en verlost worden van hun zonden. ’Die de zonde doet, is uit de duivel; want de duivel zondigt van de beginne. Hiertoe is de Zoon van God geopenbaard, opdat Hij de werken des duivels verbreken zou’ (1 Joh. 3:8).
Het was een hardnekkige ziekte en de genezing daarvan was ver buiten het bereik van enig schepsel; zover als het leven verwijderd is van de dood. Daarom werd Christus aangesteld als Zaligmaker. ’Toen hebt Gij in een gezicht gesproken van Uw heilige, en gezegd: Ik heb hulp besteld bij een held; Ik heb een verkorene uit het volk verhoogd’ (Ps. 89:20).
Hij kwam om zondaren te verlossen uit hun ellende, om ze te bevrijden van het verderf. ‘Het heeft u bedorven, o Israël, want in Mij is uw hulp’ (Hos. 13:9). Zij zijn door de zonde voorwerpen van toorn geworden, gekomen onder de vloek van de verbroken wet, onderworpen aan wrekende toorn, voor tijd en eeuwigheid. Christus is aangesteld om hen van dit alles te verlossen, als zij tot Hem komen om verlossing. ‘En die Man zal zijn als een verberging tegen den wind en een schuilplaats tegen den vloed; als waterbeken in een dorre plaats, als de schaduw van een zware rotssteen in een dorstig land’ (Jes. 32:2). De zonde veroorzaakte een vloed van ellende over de wereld, die de zondaar in meerdere of mindere mate steeds overspoelt. De Zaligmaker is gekomen om deze vloed voor hen op te drogen. ‘Maar uit Hem zijt gij in Christus Jezus, Die ons geworden is wijsheid van God, en rechtvaardigheid en heiligmaking en verlossing’ (1 Kor. 1:30).
3. Toepassing.
Bewonder en geloof de grote liefde van God tot een verloren wereld, door in een Zaligmaker te voorzien. Hij zond zelfs Zijn eigen Zoon. De Schrift gebruikt prachtige woorden om dit te bezingen: ‘Want alzo lief heeft God de wereld gehad, dat Hij Zijn eniggeboren Zoon gegeven heeft’ (Joh. 3:16). Er was liefde tot de gevallen mens in God: ‘Maar wanneer de goedertierenheid van God, onzen Zaligmaker, en Zijn liefde tot de mensen verschenen is’ (Tit. 3:4). Deze liefde kwam op twee manieren tot uiting. Hij verzekerde sommigen van hun zaligheid door een onherroepelijk besluit. En Hij voorzag in een Zaligmaker voor het hele menselijk geslacht, dat verloren lag in Adam. Geloof dit met toepassing op uzelf. En als er opstand in uw hart komt – dat het niet voor u zou zijn – dood het dan in de kiem, want het is een kiem van de satan. Als u niet uit het geslacht van de duivel bent, maar uit het zondig geslacht van mensen, dan is het voor u. De Vader gaf Christus als een Zaligmaker voor u, met de belofte dat als u in Hem zou geloven, u niet zou verderven. Hij zond Zijn Zoon van de hemel met voldoende kracht om u te verlossen, als u gelooft. Is dit geen liefde? Geloof het en het zal de weg zijn waardoor u meer inzicht in de liefde ontvangt.
Zie hier een vast fundament van geloof voor allen en voor een ieder. U mag tot Christus komen, hoe u ook bent. U mag aanspraak maken op Zijn gerechtigheid en op Zijn volkomen verlossing voor uzelf. U mag de toevlucht tot Hem nemen als de schuilplaats, die u door de Vader wordt aangewezen, om verlost te worden van zonde en toorn. U mag met evenveel vrijheid komen als de gebeten Israëliet mocht zien op de koperen slang. U mag geheel op Hem vertrouwen, dat Hij u zal verlossen van zonde en toorn. Hij werd immers van de Vader gezonden als Zaligmaker van de wereld. En als Hij door de aanstelling van de Vader de Zaligmaker van de wereld is, zo is Hij uit kracht van Zijn ambt uw en mijn Zaligmaker, omdatnwij mensenkinderen zijn. Zodat wij door het geloof op Hem een beroep mogen doen om ons te verlossen van zonde en toorn. Zoals een leerling die naar school gaat, aanspraak mag maken op onderwijs van hem die als leraar is aangesteld. Zoals ook leden van een gemeente aanspraak mogen maken op de prediking door hun eigen predikant. Zoals gewonden in een veldslag behandeling mogen verlangen van een dokter die als hun eigen regimentsarts is aangesteld. Want: ‘Wij getuigen, dat de Vader Zijn Zoon gezonden heeft tot een Zaligmaker der wereld’ (1 Joh. 4:14).
Zondaars die in hun zonden leven en daarin wegkwijnen, verkeren op de rand van het eeuwige verderf. Zij hebben geen verontschuldiging, want: ‘Indien Ik niet gekomen was en tot hen gesproken had, zij hadden geen zonde; maar nu hebben zij geen voorwendsel voor hun zonde’ (Joh. 15:22).
Zondaars worden verwoest door in hen woedende en levende begeerlijkheden. Zij worden daardoor uitgeput als door open en bloedende wonden. Het leven vloeit weg uit hun zielen, zij stappen over het gevoel van hun overtuiging en zeggen: ’Wij kunnen het niet helpen.’ De één kan het niet helpen dat hij vloekt, de ander dat hij verkeerde begeerten heeft. Weer een ander verontschuldigt zijn hoogmoed, drift, hebzucht, onkunde en bedorven hart. Maar de waarheid is, dat hij niet geholpen wil worden. ‘Gij wilt tot Mij niet komen, opdat gij het leven moogt hebben’ (Joh. 5:40). Als u uzelf niet helpen kunt, zo is er een Zaligmaker Die u kan helpen en Die zeker zou helpen, als u gebruik van Hem wilde maken.
Weet dat het waar is, dat als iemand van u zal omkomen - en u zult omkomen als u voortgaat in uw zonden - u niet verloren zult gaan omdat er geen Zaligmaker is. Voor de rechterstoel van God mogen de duivelen zeggen: ‘Wij konden niet van onze zonden verlost worden, want voor ons was er geen Zaligmaker besteld.’ De heidenen mogen zeggen: ‘Wij konden niet worden verlost, want hoewel wij leefden binnen het bereik van de opdracht van de Zaligmaker, hebben wij er nooit van gehoord.’
Als Hij Die u wilde zalig maken, zal zitten op Zijn troon en u zal veroordelen tot de straf in het eeuwige vuur, wat zult u dan te zeggen hebben, dat u niet verlost bent van uw zonden? Dan zal Hij u zeggen dat u Hem en Zijn zaligheid versmaad hebt. U wilde niet verlost worden van uw zonden. U wilde uw zaak niet in Zijn hand leggen, hoewel Hij de opdracht van Zijn Vader had om Zaligmaker van de wereld te zijn en ook u zou zalig maken, als u tot Hem zou komen. Zijn lastbrief werd u voorgelezen en toch wilde u Hem als Zaligmaker niet ontvangen. U wilde liever in uw zonden sterven dan van Hem gebruikmaken.
Zelfs gelovigen moeten verlegen en beschaamd zijn dat de ongerechtigheid zo vaak de overhand heeft. Wat een droevig bewijs, dat onder ons zo weinig gebruik wordt gemaakt van de Zaligmaker. Als u weinig door geloof leeft, is er weinig heiligheid. Let toch op de zonde die u zo licht omringt, die uw ziel zo vaak schade heeft berokkend. Geloof dat er een Zaligmaker voor u is en maak gebruik van Hem.
Onderzoek of Hij, aan Wie het ambt van Zaligmaker van de wereld is gegeven, ook uw Zaligmaker is geworden, of Hij u heeft zalig gemaakt of niet. Meen niet dat Christus de verlossing van zondaren uitstelt, totdat zij in de hemel komen. Het is waar, zij worden hier niet volkomen verlost zolang zij daar nog niet zijn. Maar als uw verlossing door Christus hier niet begonnen is, zult u daar nooit komen. ‘Hij heeft ons zalig gemaakt, niet uit de werken der rechtvaardigheid die wij gedaan hebben, maar naar Zijn barmhartigheid, door het bad der wedergeboorte en vernieuwing des Heiligen Geestes; Denwelken Hij over ons rijkelijk heeft uitgegoten door Jezus Christus, onzen Zaligmaker; opdat wij gerechtvaardigd zijnde door Zijn genade, erfgenamen zouden worden naar de hope des eeuwigen levens’ (Tit. 3:5-7).
U hebt geen recht van God om tot Zijn tafel te komen, als Hij u niet werkelijk tot een Zaligmaker is geworden, door u te verlossen van toorn en zonde, hoewel nog niet volkomen. Als dat nog niet het geval is, is dat een bewijs dat u Hem niet als Zaligmaker hebt ontvangen. Want zodra een zondaar gebruik van Hem maakt, begint Hij die zondaar te verlossen. Als Christus werkelijk begonnen is u te verlossen, dan zult u gedachten hebben over de zonde en over de toorn van God, zoals een verlost mens die heeft.
Als een drenkeling levend uit het water wordt gered, zal hij staande op de oever zien waaruit hij is verlost. Wat zullen zijn gedachten dan teruggaan naar dat water waar hij tot aan zijn nek in lag en waarin hij bijna was omgekomen. Zo zullen uw gedachten ook teruggaan over de zonde en de toorn van God. U zult ontzag en eerbied hebben voor de toorn van God. ‘Daarom, alzo wij een onbeweeglijk Koninkrijk ontvangen, laat ons de genade vasthouden, door dewelke wij welbehaaglijk God mogen dienen, met eerbied en godvruchtigheid. Want onze God is een verterend vuur’ (Hebr. 12:28-29). ‘En vreest niet voor degenen die het lichaam doden en de ziel niet kunnen doden; maar vreest veel meer Hem, Die beide ziel en lichaam kan verderven in de hel’ (Matth. 10:28).
Van alle verschrikkingen zal de toorn van God de meest vreselijke zijn. Zij die nog in hun natuurstaat zijn - en dus leven onder de toorn van God - leven alsof zij hun verstand hebben verloren. Zij beseffen hun toestand niet. Zij dromen dat ze in een aangename plaats zijn en zo gaan ze gerust in hun zonde door. Zij worden niet gestoord door gedachten aan de toorn van God. Of anders weten zij er slechts weinig van.
Er is echter iets wat nog vreselijker is: zij willen de zonde niet nalaten. Zij willen liever zondigen dan de godsdienstplichten waarnemen. Zij willen de zonde niet doden. En al zijn ze soms vuurbang voor de toorn van God, tegelijk zijn ze ijskoud in de liefde en de kinderlijke vrees voor God. Een verloste ziel ziet daarentegen Gods toorn als het meest verschrikkelijke wat zich laat indenken. Tegelijk heeft hij kinderlijke eerbied en vrees voor God en Zijn toorn.
Als Christus u heeft verlost, zult u een allesoverheersende achting en liefde tot uw Zaligmaker hebben, want er staat geschreven: ‘U dan, die gelooft, is Hij dierbaar’ (1 Petr. 2:7). Zijn bloed dat ons geweten reinigt en Zijn Geest Die onze ziel heiligt, zullen voor u meer waarde hebben dan duizend werelden. U zult daar ontzettend naar verlangen. U zult begeren er meer en meer van te ontvangen. Daarbij vergeleken zal de wereld in uw ogen nietig zijn. U zou heel de wereld willen verliezen om deze geestelijke parels te winnen. U zou zijn als ‘Dewelke hebbende één parel van grote waarde gevonden, ging heen en verkocht al wat hij had, en kocht dezelve’ (Matth. 13:46).
Christus heeft gezegd: ‘Indien iemand tot Mij komt, en niet haat zijn vader en moeder, en vrouw en kinderen, en broeders en zusters, ja, ook zelfs zijn eigen leven, die kan Mijn discipel niet zijn’ (Luk. 14:26). En Paulus belijdt: ‘Ja gewisselijk, ik acht ook alle dingen schade te zijn, om de uitnemendheid der kennis van Christus Jezus mijn Heere; om Wiens wil ik al die dingen schade gerekend heb, en acht die drek te zijn, opdat ik Christus moge gewinnen; en in Hem gevonden worde, niet hebbende mijn rechtvaardigheid, die uit de wet is, maar die door
het geloof van Christus is, namelijk de rechtvaardigheid, die uit God is door het geloof’ (Fil. 3:8-9).
Als Christus werkelijk begonnen is u te verlossen van de zondekwaal, dan zult u daaronder lijden. Uw geweten zal getuigen dat u er graag helemaal van verlost zou willen zijn. Met Paulus roept u uit: ‘Ik ellendig mens, wie zal mij verlossen uit het lichaam dezes doods?’ (Rom. 7:24). Uw ziel zal verlangen naar de volmaakte verlossing. U zult uitzien naar de tijd dat u de vijanden die u nu ziet, nooit meer zult zien. U zult verlangen een volkomen overwinning te behalen over al uw verdorvenheden, want: ‘Wij zuchten in onszelven, verwachtende de aanneming tot kinderen, namelijk de verlossing onzes lichaams’ (Rom. 8:23).
Zondaren, ontvang dan de Heere Jezus in het ambt waarin Zijn Vader Hem zond als Zaligmaker van de wereld, Die ook u wil zalig maken. U bent verloren in uw zonden en verloren onder de toorn van God en de vloek van de wet. Kom tot Hem, om volkomen verlost te worden. Maak gebruik van Hem, leg uw zaak in Zijn hand. Hij is door de Vader aangesteld, om allen die tot Hem komen, te verlossen en zalig te maken. Versmaad Hem toch niet langer.
Overweeg ernstig uw behoefte aan een Zaligmaker. Uw zondekwaal zal u verderven als u er niet van wordt verlost. De schuld zal u doen vallen onder de toorn en u zult neerzinken in de hel. Zolang de zonde haar heerschappij over u houdt, kunt u er zeker van zijn dat de schuld niet is weggenomen. ‘Die gezond zijn, hebben den medicijnmeester niet van node, maar die ziek zijn’ (Matth. 9:12). ‘Maar van den boom der kennis des goeds en des kwaads, daarvan zult gij niet eten; want ten dage als gij daarvan eet, zult gij den dood sterven’ (Gen. 2:17).
Er is geen andere Zaligmaker dan Christus, want: ’De zaligheid is in geen Ander; want er is ook onder den hemel geen andere Naam, Die onder de mensen gegeven is, door Welken wij moeten zalig worden’ (Hand. 4:12). Alle andere heelmeesters hebben geen waarde. Al uw eigen pogingen zullen u niet verlossen, noch iets wat een schepsel voor u doen kan.
Christus is bekwaam om u te verlossen. ‘Waarom Hij ook volkomenlijk kan zalig maken degenen die door Hem tot God gaan’ (Hebr. 7:25). Wie u ook bent en hoe u ook bent, er is een oneindige verdienste in Zijn bloed, om de zwaarste schuld weg te nemen. ‘Het bloed van Jezus Christus, Zijn Zoon, reinigt ons van alle zonde’ (1 Joh. 1:7). Er is een oneindige kracht van Zijn Geest om de meest onheilige te heiligen. ‘En dit waart gij sommigen; maar gij zijt afgewassen, maar gij zijt geheiligd, maar gij zijt gerechtvaardigd in den Naam van den Heere Jezus en door den Geest onzes Gods’ (1 Kor. 6:11). Als u daaraan twijfelt, onteert u Christus en Zijn Vader, Die Hem gezonden heeft. ‘Toen hebt Gij in een gezicht gesproken van Uw heilige, en gezegd: Ik heb hulp besteld bij een held; Ik heb een verkorene uit het volk verhoogd’ (Ps. 89:20).
Christus is gewillig om u zalig te maken: ‘En de Geest en de bruid zeggen: Kom! En die het hoort, zegge: Kom! En die dorst heeft, kome; en die wil, neme het water des levens om niet’ (Openb. 22:17). Het enige wat u ontbreekt, is gewilligheid om verlost te worden: ‘Wee u, Jeruzalem, zult gij niet rein worden? Hoelang nog na dezen?’ (Jer. 13:27) Als u komt, hoeft u niet bang te zijn dat u zult uitgeworpen worden: ‘Die tot Mij komt, zal Ik geenszins uitwerpen’ (Joh. 6:37). Hij heeft het ambt van Zaligmaker van de wereld op Zich genomen en Hij kan niet weigeren Zijn taak uit te voeren.
U moet Hem ontvangen als uw Zaligmaker van zonde en toorn, overeenkomstig de opdracht die Hij van de hemel heeft ontvangen. Anders zult u gehouden worden voor versmaders van Hem, Die door de Vader is aangesteld en gemachtigd om u zalig te maken. Bedenk toch wat u zult antwoorden als u voor Zijn rechterstoel zult staan.
Tenslotte een vraag: Hoe zal ik Hem ontvangen en gebruik van Hem maken? Antwoord: Door in Hem te geloven. Wees overtuigd van uw zonde en vervloekte staat en verlang van beide verlost te worden. Geloof dat Christus door de aanstelling van de Vader en Zijn volmacht gewillig is ook u zalig te maken. Vertrouw volkomen op Hem als een gekruisigde Zaligmaker, op de verlossing die in Hem is, op grond van de getrouwheid van God in Zijn Woord.
Amen.
Thomas Boston
Mijn lijst van booswichten wordt elke dag, dat ik ouder word, kleiner en mijn register van dwazen steeds langer.