Toch is er nog wel wat meer wat een rol speelt, denk ook aan Davids uiterlijk.
Hij was de enige die er anders uit zag (blond of rossig). Er was dus duidelijk ergens vreemd 'bloed' vandaan gekomen.
Zijn broers irriteerden zich aan hem, lees maar:
1 Samuel 17
Toen Eliab, zijn oudste broer, hem tot die mannen hoorde spreken, ontstak Eliab in woede tegen David en zei: Waarom ben je eigenlijk gekomen en onder wiens hoede heb je die paar schapen in de woestijn gelaten?
Ik ken je overmoed en de slechtheid van je hart wel, want je bent gekomen om het vechten te zien.
Niet echt vriendelijk dus, terwijl David gewoon doet wat zijn vader hem heeft opgedragen: vragen naar de welstand van zijn broers.
Psalm 69 is dus niet later ontstaan, maar David voelde zich al van kind af blijkbaar een buitenbeentje.
Marnix schreef:Psalm 51 is een schuldbelijdenis waarin David het heeft over zijn zondigheid en lijkt te wijzen op het feit dat hij al zondig werd geboren.
Dat is maar net hoe je de psalm leest. Er staat in vers 7: in zonde heeft mijn moeder mij ontvangen.
Gaat dat dan over de zondige aard van David terwijl God hem formeerde in zijn moeders buik, of gaat het over de situatie waarin zijn moeder hem ontving/zwanger werd? Het antwoord op deze vraag is erg belangrijk, aangezien deze regel uit deze psalm als onderbouwing dient van de erfzonde.
Als je bij psalm 51 kanttekening nummer 12 leest,( bij de Hebreeuwse woorden), dan heeft deze situatie betrekking op dierlijke lust.
Lees maar mee:
12 Hebr. verwarmd. Of: is van mij verwarmd geworden, te weten mij ontvangende en dragende. Aangaande het Hebreeuwse woord vgl. Gen. 30:38, 39, 41. verwijsteksten:
Gen. 30:38 En hij legde deze roeden die hij geschild had, in de goten en in de drinkbakken van het water, waar de kudde kwam drinken, tegenover de kudde; en zij werden
verhit (bronstig HSV), als zij kwamen om te drinken.
Gen. 30:39 Als dan de kudde
verhit (bronstig HSV) werd bij de roeden, zo lammerde de kudde gesprenkelde, gespikkelde en geplekte.
Gen. 30:41 En het geschiedde, telkens als de kudde der vroegelingen
verhit (bronstig HSV) werd, zo stelde Jakob de roeden voor de ogen der kudde in de goten, opdat zij
hittig (bronstig HSV) werden bij de roeden.
Als David in psalm 51 wel refereert aan de zonde van zijn moeder (lust/overspel) dan is het voor David een groot wonder, dat hij mocht blijven leven maar dat zijn zoontje moest sterven, aangezien David dezelfde zonde beging.
Marnix schreef:En nergens zie je dat David niet als kind van Isai wordt gezien
Hij wordt zeker wel als zoon van Isai gezien, maar zijn moeder blijft redelijk in het duister.