elbert schreef:Protestantse kerken kennen uiteraard ook traditie. Ik denk ook niet dat iemand dat zal ontkennen. Het gaat er wel om welk gezag die traditie heeft voor leer en leven. Dan blijkt dat de traditie niet het onfeilbare gezag heeft, maar alleen de Schrift. De traditie kan falen, de Schrift niet.
De traditie kan niet de norm aangeven, maar uiteindelijk alleen de Schrift.
Dat wil trouwens niet zeggen dat er geen verschil in interpretatie kan zijn (die verschillen zijn er weldegelijk en ook interpretaties kunnen falen), maar wel dat je de Schrift als gezaghebbend erkent en niet iets ernaast of in plaats ervan.
“Wanneer Augustinus in het begin van de vijfde eeuw de omvang van de canon wil bepalen, kan hij niet anders dan een beroep doen op de traditie:
Wat de canonieke boeken betreft, moet hij [degene die de Schriften wil onderzoeken] het gezag volgen van de meerderheid der katholieke kerken, waaronder allicht degene die een woonplaats aan apostelen boden en brieven van apostelen mochten ontvangen. Hij moet dus dit principe vasthouden betreffende de canonieke boeken, dat hij de door alle katholieke kerken geaccepteerde stelt boven die welke sommige niet accepteren. In het laatste geval moet hij de door een meerderheid van kerken en door kerken van groter gezag geaccepteerde boeken stellen boven de boeken die een minderheid of kerken van geringer gezag in ere houden.
“De jonge kerk leefde bij het gezag van de leer van de apostelen (Hand. 2:42), de ooggetuigen van de aardse bediening van Christus (Hand. 1:21-22). Het Oude Testament werd gelezen en uitgelegd door deze apostolische bril, oftewel het evangelie van Jezus Christus. Deze leer werd aanvankelijk mondeling overgeleverd.”
“Het schrijven mag dan niet tot de kern van Paulus' bediening behoord hebben, wat op schrift stond had evenveel gezag als mondeling onderwijs, zoals duidelijk blijkt uit 2 Thess. 2:15:
Wees standvastig, broeders en zusters, en blijf bij de traditie waarin u door ons onderwezen bent, in woord of geschrift (NBV).”
“Anders uitgedrukt, zowel de brieven van Paulus als Lucas – en we mogen dit gerust uitbreiden tot alle nieuwtestamentische geschriften – zijn niet meer en niet minder dan 'geschreven apostolische traditie'. In dit opzicht was er oorspronkelijk geen principieel, maar hooguit een functioneel verschil tussen 'woord of geschrift'.”
“We zullen daarom op zoek moeten naar een fundamenteler principe om te bewijzen wie het gelijk aan zijn kant heeft. Hiertoe ontwikkelt Tertullianus twee criteria: (1) alleen de apostelen hebben de ware leer verkondigd, (2) deze apostolische leer mag alleen onderwezen worden in kerken die door de apostelen zelf zijn gesticht.”
“Voor ons als protestanten van de eenentwintigste eeuw betekent dit dat, juist wanneer de Schrift ons lief is en wij haar tot haar recht willen laten komen, we haar dienen te lezen, te interpreteren en toe te passen vanuit en in dialoog met de gemeenschap waarin het apostolisch geloof is bewaard, hetgeen overal, altijd en door allen geloofd is (quod ubique, quod semper, quod ab omnibus creditum est; Vincentius van Lérins).”