Berichtdoor gravo » 19 dec 2016 23:42
De vraag wordt gesteld waarom GG-ers eigenlijk niet zelf reageren op de toch scherpe kritiek die wordt geuit.
Nu ben ik niet de eerste en niet de enige die dat in de loop van de jaren heeft gedaan. Er zijn in deze draad al enkele namen genoemd van bekende GG-ers die kritisch zijn geweest. Meestal is dat de voorbode van een onvrijwillig vertrek uit de GG.
Misschien is dat ook wel de reden dat GG-ers die volop in een gemeente meeleven maar kritisch zijn, niet zullen reageren. Je moet namelijk de gevolgen daarvan meewegen. Je bent niet alleen lid van een GG, omdat je het theologisch eens bent met elkaar, veel belangrijker is volgens mij dat de reformatorische kring nog steeds een vrij sterke zuil vormt waar alle aspecten van het leven een plaats krijgen. Je bent in de meeste gevallen door geboorte lid geworden. Dat betekent dat er hechte familie- en vriendenbanden zijn. Je groeit samen op met leeftijdsgenoten, er zijn hele generaties die een min of meer parallel leven leiden. De kerk staat daarbij altijd in het middelpunt. Zondagsschool, jeugdverenging, catechisatie, zelfde basisschool, zelfde reformatorische school, soms zelfs werkkringen bij een reformatorisch werkgever, je krijgt verkering binnen de kerk, trouwt en woont vaak ook nog lange tijd in dezelfde plaats en blijft kerken met dezelfde mensen. Er is dus een religieus, sociaal en soms economisch thuis te vinden en te behouden, dat sterk verbonden is aan een trouwe kerkgang. Spring je daar uit de band, ben je daar dissident, kritisch of afvallig, dan stel je veel in de waagschaal.
Een ander punt waarom GG-ers soms zo vlak kunnen reageren is wellicht de psychologie die ontstaat naar aanleiding van het door mij genoemde sombere vermoeden over ons eeuwig heil. Als je zeker weet dat er eigenlijk geen mensen buiten je kerk zalig zullen worden en ook maar betrekkelijk weinig mensen in de GG waarin je kerkt, dan kan dat leiden tot een psychologische zelfbescherming, waarbij je al dat theologische, kerkelijke denken en praten uit de weg gaat. Je kent de verhitte debatten, de altijd durende strijd tussen licht en zwaar, de spanningen in gemeenten en families rond de sympathie voor bepaalde dominees, maar je mengt jezelf daar niet meer in.
Vooral, denk ik, omdat er daarmee helemaal niets gebeurt aan het grondprobleem: ik moet bekeerd worden, ik moet veranderd worden (GG-ers zijn enorm overtuigd van het feit dat ze genade dienen te ontvangen, wil het eeuwig wel met hen zijn), maar het hoe en wanneer daarvan is onbereikbaar achter een verre horizon verdwenen.
Veel mensen leven met die harde waarheid in hun hart: "ik waarschijnlijk niet". In die gemoedstoestand, die voor sommige mensen zelfs tot depressieve gevoelens kan leiden, houd je misschien liever je mond dicht. Dat is dan een mengeling van angst en verdriet.
Ik heb daar mee te doen. Er zal zeker een verlangen zijn naar vrede en rust, naar verlossing en vreugde, maar de weg daarheen is voor een GG-er lang en moeilijk. Het moet, dat weet elke GG-er, maar hij weet niet precies hoe en wanneer die weg begint. Er zijn zo weinig voorbeelden. Steeds maar weer de dominee, die uitlegt hoe "een kind van God" op die weg gebracht wordt. Steeds maar weer, jarenlang herhaald, die weg uitgetekend en voorgeschilderd: dit, dit en dat gaat dat kind van God allemaal meemaken: alle stappen komen weer voorbij, alle kenmerken worden weer op een rij gezet, maar....het grote verdriet is (en soms de grote frustratie, de grote bitterheid): niet voor mij of (iets positiever): nog niet voor mij.
"Bid er maar veel om". Ja, ja.
Nogmaals, niets ten nadele van de mensen in de GG. Ik ken ze als vriendelijke en eerlijke mensen. Oprechter in hun hang naar het echte ware geloof ken ik ze niet. Serieuzer kom je ze nauwelijks tegen. Maar die grote stilte. Wie hoort ooit eens spontaan uit de mond van een GG-er van de heerlijke verlossende vreugde in zijn hart, toen hij vrede vond voor zijn ziel? Wie zegt nu eens hardop hoe groot de genade en de liefde van God is? Waar is de vrijheid der kinderen Gods? Men durft het niet te zeggen. Men dooft de vreugde die er misschien kort is met de sombere waarheid van het klein getal der uitverkorenen. Het kan eigenlijk niet. Daarom dat zwijgen.
Zou het tegenwoordig anders zijn ? (ik ben al heel wat jaren weg uit de GG). Ik hoop het. De eenvoudigste manier om dit te weten te komen is de vraag naar een openlijk getuigenis. Bijvoorbeeld bij jongeren die bij hoog en bij laag beweren dat de GG helemaal niet meer zo rigide is als vroeger, dat er veel meer mensen aan het avondmaal gaan. Dat hoor ik nog wel eens, wanneer men mijn bezwaren verontwaardigd van de hand doet. Ik zou dan willen vragen: "Jullie weten van het enige nodige, dat een waarachtige wedergeboorte en bekering noodzakelijk is, welnu, wie van jullie mag zeggen dat hij of zij die genade ontvangen heeft? Nee, ik vraag niet of je heilig bent, zonder zonde, volmaakt. Ik vraag je of je mag zeggen dat je een waarachtig kind van God bent, of je door geloof zalig bent gemaakt, of je Jezus Christus hebt mogen aannemen als je Redder en Zaligmaker, of je op grond van dat geloof ook de vreugde en verlossing hebt mogen smaken en of geloof, hoop en liefde je leven hebben vervuld, of je in die zin een waardige avondmaalsganger kunt zijn".
Dan is het antwoord toch vaak een stilzwijgen. Waarin ik het sterke verlangen wel hoor, maar waarin ik ook de reserve voel. Dat je dat niet zomaar kan zeggen, dat dat eigenlijk nog niet vermeld mag worden, dat daar geen zekerheid over bestaat. Dat is toch de keursteen, vind ik.
Helaas, dat stilzwijgen heeft een treurig vervolg. Wie al niet op jonge leeftijd tot dit getuigenis kan komen, in de leeftijd waarop je ontvankelijk bent voor het Evangelie en je je hart voluit kunt geven aan de dingen van God, die zal dat later bijna nooit meer kunnen. Wie al op jonge leeftijd in de val van de verharding stapt (en dat gebeurt met een theologie die de toekomst toesluit), die blijft gevangen in het logische web van uitverkiezing, gecombineerd met de idee van een gering aantal ware kinderen van God.
En gedenk aan uw Schepper in de dagen uwer jongelingschap, eer dat de kwade dagen komen, en de jaren naderen, van dewelke gij zeggen zult: Ik heb geen lust in dezelve .
De enige manier waarop mensen los kunnen komen van de dwanggedachten die op kunnen komen binnen een strikte GG-gemeenschap, is de directe confrontatie met een prediking die als accent heeft: God is liefde.
Als je in je sombere overpeinzingen opeens te horen krijgt dat God, die inderdaad alles bepaalt, geen willekeurige God is. Geen God, Die net zo goed heil als vloek over je leven kan uitroepen (alsof dat voor Hem geen verschil zou maken).
Nee, als je te horen krijgt dat God een zuivere wil heeft die altijd en eeuwig op het goede is gericht. Die ook voor jou altijd het goede zal zoeken. God is goed. Dat kan de reddingsboei worden. Want als Hij goed is en ik draag mijn leven aan Hem op, ik laat Hem toe, dan kan toch geen macht ter wereld God tegenhouden om ook mij genadig te zijn?
Iedere GG-er die tot geloof komt en daar ook openlijk en met bevrijding over spreekt, heeft het altijd, altijd, altijd over de liefde van God. Dat was het gebrek, waaraan ze leden. Het was de liefde die hen tot God trok. Vaak zijn dat daarom ook de spectaculairste bekeringen, daar in de GG.
En dat heeft alles te maken met het soms stikkedonker waaruit ze verlost werden.
Het is vervolgens uiterst moeilijk om je daarna te handhaven binnen die GG. Je geloofstaal, je vreugde, je getuigenis klinken veel mensen hol in de oren. Je ziet dan ook veel mensen die dit geloof hebben leren kennen vertrekken. Ze worden meewarig nagestaard: weer iemand die denkt dat hij een ware gelovige is.
Dat is de tragiek van de GG. Geloof blijft schaars, omdat dat nu eenmaal zo moet zijn. Wie al te snel zegt dat hij waarachtig gelooft, zal uiteindelijk moeten vertrekken. Er worden genoeg kinderen geboren om die leegtes weer aan te vullen. Maar elke generatie voltrekt dit patroon zich weer.
Daarom spreken ex-GG-ers soms met meer woorden dan de GG-ers zelf.
gravo
'Von Gott wissen wir nichts. Aber dies Nichtwissen ist Nichtwissen von Gott'
(Franz Rosenzweig, Der Stern der Erlösung)