Uit verschillende topics blijkt de laatste tijd dat er veel onduidelijkheid of verschil van mening is over de wet en Gods geboden in het leven van de nieuwtestamentische gelovige. Daarom leek het mij goed om er in dit topic samen over na te denken. Mijn idee was om te beginnen met een aantal citaten van mensen die al eerder over deze materie hebben nagedacht:
Mijn lieve kinderen, ik schrijf u deze dingen, opdat u niet zondigt. En als iemand gezondigd heeft: wij hebben een Voorspraak bij de Vader, Jezus Christus, de Rechtvaardige. En Hij is een verzoening voor onze zonden; en niet alleen voor de onze, maar ook voor de zonden van de hele wereld. En hierdoor weten wij dat wij Hem kennen, namelijk als wij Zijn geboden in acht nemen. Wie zegt: Ik ken Hem, en Zijn geboden niet in acht neemt, is een leugenaar en in hem is de waarheid niet. Maar ieder die Zijn woord in acht neemt, in hem is werkelijk de liefde van God volmaakt geworden. Hierdoor weten wij dat wij in Hem zijn. Wie zegt in Hem te blijven, moet ook zelf zo wandelen als Hij gewandeld heeft. (De heilige apostel Johannes, 2e brief)
Jezus leest ons de Wet voor wanneer Hij ons de geheimenissen van de Wet openbaart. Want wij die tot de Kerk behoren verachten de Wet van Mozes niet maar wij aanvaarden haar, mits Jezus ons haar heeft voorgelezen. (Kerkvader en martelaar Origenes, De principiis)
Het lijdt geen twijfel, dat de wet heilig, rechtvaardig en goed is. Bijgevolg zijn werken van de wet ook heilig, rechtvaardig en goed. Toch wordt door de werken der wet geen mens rechtvaardig voor God. (...) Petrus, Paulus en alle christenen doen werken der wet na de rechtvaardiging, maar daardoor worden ze niet gerechtvaardigd. 'Ik ben mijzelf van geen ding bewust', zegt Paulus, dat wil zeggen: geen mens kan mij aanklagen, 'doch ik ben daardoor niet gerechtvaardigd' ( 1 Korinthe 4:4). (Luther, verhandeling op de Galatenbrief, h.2:16)
Zo is het dan onmogelijk dat dit heilig geloof ledig zij in den mens; aangezien wij niet spreken van een ijdel geloof, maar van zulk een, hetwelk de Schrift noemt een geloof dat door de liefde werkt, dat den mens beweegt om zich te oefenen in de werken die God in Zijn Woord geboden heeft; welke werken, als zij voortkomen uit den goeden wortel des geloofs, goed en bij God aangenaam zijn, overmits zij alle door Zijn genade geheiligd zijn. (...) Wij geloven dat de ceremoniën en figuren der Wet opgehouden hebben met de komst van Christus, en dat alle schaduwen een einde genomen hebben; alzo dat het gebruik daarvan onder de Christenen weggenomen moet worden; nochtans blijft ons de waarheid en substantie daarvan in Christus Jezus, in Denwelken zij hun vervulling hebben. Intussen gebruiken wij nog de getuigenissen, genomen uit de Wet en de Profeten, om ons in het Evangelie te bevestigen, en ook om ons leven te reguleren, in alle eerbaarheid, tot Gods eer, volgens Zijn wil. (Guido de Brès, NGB art. 24-25)
Waar ben je het mee eens, waarmee niet? Waarom wel/niet, of wat zou je liever anders verwoorden? Zijn er misschien dingen die je graag meer of duidelijker benoemd zou willen zien? Ik hoop dat we samen hierover kunnen nadenken en van elkaar kunnen leren, in de vreze Gods.