Boaz schreef:@Janpep: helemaal mee eens wat je hierboven schrijft.
Vraag me alleen af, als je dit schrijft: 'De beloften uit Joël vormen geen grond om de kleine kinderen te dopen. Bovendien zijn het beloften voor Israël', over welke beloften heb je het dan? Ik zie in het doopformulier geen verwijzing naar het boek Joël. (Heb het formulier voor me liggen dat in de GKV wordt gebruikt)
Goed opgemerkt. Ik noem het "een verwijzing in de tweede graad".
Het doopformulier schreef:Dit verkondigt ook Petrus: Want voor u is de belofte en voor uw kinderen en voor allen die verre zijn, zovelen als de Here, onze God, ertoe roepen zal.
De tekstverwijzing die hierbij staat wijst naar Handelingen 2. De toespraak van Petrus op de Pinksterdag.
"Dit verkondigt Petrus", wordt gezegd. "WAT verkondigt Petrus?", vroeg ik mij dan allereerst af, zonder zomaar direct aan te nemen dat dit ook inderdaad op de doop slaat of de kinderdoop onderbouwt. Het citaat begint met het woordje WANT. Het slaat dus terug op iets dat ervoor staat. Wat staat ervoor?
Handelingen 2:27-40 schreef:37 Toen zij dit hoorden, werden zij diep in hun hart getroffen, en zij zeiden tot Petrus en de andere apostelen: Wat moeten wij doen, mannen broeders? 38 En Petrus antwoordde hun: Bekeert u en een ieder van u late zich dopen op de naam van Jezus Christus, tot vergeving van uw zonden, en gij zult de gave des heiligen Geestes ontvangen. 39 Want voor u is de belofte en voor uw kinderen en voor allen, die verre zijn, zovelen als de Here, onze God, ertoe roepen zal. 40 En met nog meer andere woorden getuigde hij, en hij vermaande hen, zeggende: Laat u behouden uit dit verkeerde geslacht.
Allereerst moet je dan opmerken dat dit niet een verhandeling is over dopen of het dopen van kinderen in het bijzonder, maar dat hier een antwoord wordt gegeven aan de daar aanwezige Joden, die een vraag hebben naar aanleiding van de toespraak van Petrus. In het antwoord zegt hij drie dingen:
1. Bekeert u (impliceert volwassenen)
2. Laat u dopen (impliceert dat deze persoon daartoe op grond van de oproep zelf het initiatief neemt)
3. U zult de gave van de heilige Geest ontvangen. WANT..... dat is beloofd.
Het
want spreekt over de belofte. Die belofte staat in Joël. Dus gaan we kijken in Joël. Ik volg niet alleen de draadjes, maar ik volg ze zoveel mogelijk ook weer tot hun oorsprong en de betekenis die het
daar heeft. Overigens kom ik nu tot de ontdekking dat ik de tekstverwijzing in mijn eigen werk vergeten ben op te nemen, maar ik denk dat het evengoed duidelijk is. De tekst is (vanwege de uit het verband gehaalde verwijzing?) nogal bekend.
In Joël 2 wordt gesproken over de eindtijd. Niet over de doop! Er staat ook boven dat het gaat over de grote dag des Heren. Duidelijker kan het haast niet. Wat wordt over die eindtijd gezegd?
Joël 2:28-32 schreef:28 Daarna zal het geschieden, dat Ik mijn Geest zal uitstorten op al wat leeft, en uw zonen en uw dochters zullen profeteren; uw ouden zullen dromen dromen; uw jongelingen zullen gezichten zien. 29 Ook op de dienstknechten en op de dienstmaagden zal Ik in die dagen mijn Geest uitstorten. 30 Ik zal wonderen geven in de hemel en op de aarde, bloed en vuur en rookzuilen. 31 De zon zal veranderd worden in duisternis en de maan in bloed, voordat de grote en geduchte dag des HEREN komt. 32 En het zal geschieden, dat ieder die de naam des HEREN aanroept, behouden zal worden, want op de berg Sion en te Jeruzalem zal ontkoming zijn, zoals de HERE gezegd heeft; en tot de ontkomenen zullen zij behoren, die de HERE zal roepen.
Waarom verwijst Petrus hiernaar?
Staat hier een belofte (of ook maar iets) dat te maken heeft met doop? Neen.
Staat hier een belofte die te maken heeft met pasgeborenen? Neen. Dat is niet het eerste waar je aan gaat denken als je Joel leest.
Staat hier een belofte die te maken heeft met de gave van de Heilige Geest? JA. Ook niet zo gek misschien op de Pinksterdag (?), waar dit juist aan de orde is en men dit voor hun eigen ogen ziet gebeuren!
En hoewel Joël spreekt over de eindtijd, is de uitstoring van de heilige Geest iets wat vanaf het moment dat Petrus spreekt plaatsvindt. (Nog) niet op AL wat leeft, maar op allen die tot geloof komen. (dat wordt ook weer door zeer vele andere teksten bevestigd.)
De uitspraak van Petrus heeft, hoewel het dopen door hem genoemd wordt (als deel van het antwoord op de gestelde vraag naar behoud), dus meer te zeggen over de uitstorting van de heilige Geest dan over het dopen.
Dat is niet primair hetgeen waar Petrus over spreekt. Het is iets dat er bij hoort (zie ook Johannes, die opriep tot bekering en doop).
Zo zie je meteen een heel klein beetje op welke wijze ik steeds bezig geweest ben met alles.
Verder haal ik dan nog uit Joel dat het profeteren, het gezichten zien, het aanroepen van de naam des HEREN over het algemeen niet kan slaan op pasgeborenen en het ook niet met doop in verband wordt gebracht.
Op de berg is ontkoming. Dus gaat dit niet over het behouden worden of verloren gaan. Dat kan immers niet verbonden zijn aan een fysieke plek waar je je verbind.
Dit over het behoud uit de grote verdrukking naar het komend Koninkrijk van God, maar dat lijkt me voor nu even een onderwerp terzijde. Zovelen als de Here er toe roepen zal, zijn niet het aantal (uitverkoren) pasgeborenen, maar het aantal dat dan, in die situatie, zal overleven. Elders wordt gesproken over een rest, een derde, vlucht naar de bergen, enzovoorts. Over de doop zegt het in elk geval
helemaal niets.
Dank voor de vraag. Ik denk dat ik deze argumentatie nog maar even in mijn paragraafje hierover toevoeg. (was 4 zinnen).