Pietpiet schreef:En aan u dezelfde vraag als aan gravo willen stellen... wie behoren er dan precies tot de dwaze maagden? Of wie is degene die op zand doet bouwen? Of wie is het tarwe en wie het onkruid? Wie is de man zonder bruiloftskleed? Wie is er op een steenachtigegrond gezaaid en wie tussen de doornen? Tegen wie heeft Zefanja het als hij zegt doorzoekt u zelf nauw, zeer nauw? enz. enz. enz. enz.. Samengevat: waaruit bestaat uw zelfonderzoek?
Pietpiet schreef:Als ik uw verhaal mag samenvatten zegt u: Ik geloof in een eenzijdig soeverein werk van God. En sinds Pinksteren werkt God zo groot binnen de zichtbare kerk dat praktisch hele kerken bekeerd zijn.
En dan om te besluiten geeft u nog een kleine opmerking om mij te wijzen om mijn/onze liefdeloosheid voor mensen. Want het is veel liefdevoller om de kerk vol zondaren gerust te stellen dat het wel goed komt want God wil immers dat ze allemaal in de hemel komen.
De Joden dachten er precies hetzelfde over. Ze waren immers nazaten van Abraham, en ze hadden een heel wetboek wat ze netjes hielden. En dan was je toch een kind van God? De Heere Jezus zag dat helemaal verkeerd als Hij stelde dat er een wonder in hun leven moest plaats vinden. Dat God zelf soeverein besliste wie Hij bekeerde en wie niet. En nu kunnen we inplaats van Joden zeggen: Christenen... We zijn toch christen? We geloven dat we geestelijke nazaten van Abraham zijn. En we doen toch de wetten die God van ons vraagt: we geloven dat de Heere Jezus voor ons christenen heeft geleden aan het kruis... enz.
En ik nog de Gereformeerde Gemeente beweer helemaal niet dat het aantal uitverkorenen een klein getal is, ik geloof op grond van Gods Woord dat het een schare is die niemand tellen kan. En wat betreft het aanhalen van een tekst als "na dezen zult gij het verstaan" dat zegt Hij ten eerste wel tegen Zijn discipelen en niet tegen een groep onbekeerde mensen. En u kunt niet serieus zeggen dat alle mensen in de kerk door God bekeerd zijn omdat ze kunnen lezen.
Maar mijn vraag blijft dan nog... hoe doet u aan zelfonderzoek.. want als we er immers vanuit kunnen gaan dat iedereen er wel komt die wat wetten doet (geloven, met regelmaat de kerk bezoeken en niet al te werelds enz...) wat maakt dan het onderscheid nog tussen dwaze en wijze maagden?
Bovenstaande vragen worden aan mij gesteld naar aanleiding van mijn verzuchting, dat bevindelijk gereformeerden vanuit het benadrukken van Gods soevereiniteit zo vaak lijken uit te komen bij de gedachte, dat er maar weinig uitverkorenen zijn. Deze laatste gedachte lijkt ook in het schrijven van Pietpiet nu weer de toetssteen van echtheid en waarachtigheid te zijn.
Immers mij wordt gevraagd om tegenover de ruime geloofsvisie die ik op bijbelse gronden heb verwoord nu toch echt eens te reageren op de dwaze maagden, degenen die op zand bouwen, het onkruid, de man zonder bruiloftskleed, het zaad op steenachtige grond of tussen de doornen. het is voor mij het zoveelste bewijs, dat het denken van Pietpuit cum suis geheel en al gefixeerd en gebiologeerd wordt door de mogelijkheid van verloren gaan. Ik herken daarin de preektrand, die ik zo goed ken, waarbij de mate van zuiverheid van een preek vooral afgemeten wordt aan de graad van verdoemlijkheid waarmee de mens getypeerd wordt. Hoe onmogelijker de zaligheid, hoe minder snel men van zichzelf of van anderen kan geloven dat het geloof waarachtig is , hoe beter, kostelijker, schriftuurlijker en verantwoorder het is. De goede boodschap lijkt wel te zijn, dat we zondaren zijn, dat we nog maar dieper moeten graven om nog meer gruwelen te vinden, dat we onszelf zo licht bedriegen, dat we van nature God niet zoeken, dat we beslist niet moeten denken dat "hele kerken zomaar naar de hemel gaan" of dat we ons maar niet al te snel christenen moeten noemen. Dan klinken de hosanna's in deze kring, wanneer het ons nog weer eens wordt aangezegd, wanneer de mens weer eens op het diepst vernederd wordt, wanneer het weer eens een onmogelijke zaak geworden is.
Ach ik begrijp het wel. Wanneer er op die onmogelijkheid vervolgens een echte geloofsvervulling volgt, wanneer er ook de levende ervaring is van het opstaan met Christus tot een nieuw leven, dan kan ik die aanvankelijke donderpreek nog wel billijken. Dan zijn er immers in de kerk mensen, die vanuit de diepte kunnen spreken, niet alleen van hun eertijds (hoe groot hun zonde en ellende was), maar dan is er ook die stralende, genadevolle ruime heilservaring, dat God ons in Christus liefheeft en dat het een waarachtig woord is, dat er blijdschap in de hemel is om een zondaar die zich bekeert.
Maar dat hoor ik nooit!
De schriftuurlijke prediking, die de mens niet spaart, heeft geen vrucht. De nadruk blijft liggen op de bekering. Al zo lang als die bevindelijke groepen bij elkaar komen, zo lang is er ook die besmuikte sfeer, waarin de meest voor de hand liggende weg is om te zeggen, te denken en te geloven, dat men nog bekeerd moet worden. Dan krijg je bijval. Dan ben je Bijbelgetrouw. Als je maar veel roept, dat de mens van nature niet wil, kan of zal...dan oogst je het stille applaus van de gemeenschap.
Het is de omgekeerde wereld: wie zich aangesproken weet door de verkondiging, zijn leven betert en Gods genade ontvangt die wordt op niet mis te verstane wijze het "O, wee" toegeroepen. Dan gaat het allemaal te snel. Dan denkt men maar zo gemakkelijk tot geloof te kunne komen. Dan is het een eigenwilige godsdienst, een roekeloze eigengerechtigheid, een inklimmen van elders, een gestolen Jezus, een onwaarchtige "Heere, Heere" roepen of wat men al niet voor waarschuwende salvo's in huis heeft om de jonggelovige weer stevig in het kamp van de "gewone" onbekeerde kerkmens terug te krijgen.
Daarom houd ik staande, dat veel bevindelijk gereformeerden een sterke fascinatie hebben voor degenen die verloren gaan. Gewoonweg omdat men denkt, dat de meerderheid van de wereld en de eigen kerkelijke gemeenschap dit lot zal treffen. Men weet zich geen raad met dewaarachtige wedergeboorte, herkent en erkent die niet door levenslange series voorwaarden te formuleren, die steeds weer de echtheid van wedergeboorte en geloof ter discussie moeten stellen.
De ultieme drijfveer voor dit alles is dan de soevereiniteit van God. Want Hij ontfermt Zich immmers over Wie Hij Zich ontfermt? De suggestie is wel duidelijk....dat kunnen er nooit veel zijn.
Hoe verontwaardigd men ook mag reageren op dit bericht, de bittere en harde waarheid blijft bestaan, dat in al de bevindelijk gereformeerde gemeenten iedereen onophoudelijk en een leven lang aangesproken wordt als onbekeerde. Het bekende zinnetje klinkt dan weer....Oh, als ge nog zonder God leeft....al zo lang onder het Woord....maar nog nooit de knie gebogen....30...50...80 jaar onder het Woord en nog onbekeerd.
Duidelijker kan ik niet maken, hoezeer men gebiologeerd is door de verschrikking, dat de meerderheid de genade Gods voor eeuwig zal moeten derven. Dan is het kennelijk goed? Dan kunnen we met een opgelucht gemoed al die "schijnchristenen" de les lezen? Dan maakt de Oude Waarheid ons vrij? Nee. Zo'n houding is godslasterlijk. Zeker als men het een gewone en natuurlijke gang van zaken vindt, als er metterdaad hele generaties van de wieg tot het graf in de kerk zitten en er onbewogenen onder gebleven zijn.
Als we dan toch zo graag over schuld, de vierschaar, "wees mij zondaar genadig" en "Ik, ellendig mens" willen hebben, neem dan als kerkverband ook eens de verantwoordelijkheid voor zo'n schrale opbrengst en zo'n treurige gebrek aan geloof. Over zelfonderzoek gesproken. Maar nee, dan is het al snel die trotse houding van "bij anderen gaat het allemaal zo snel en makkelijk...dat is maar van huppekee en men is christen en zingt het hoogste lied". Ik vind dit vaak een ontluisterend negatieve houding, respectloos en hypocriet.
God wil zijn genade vrij en rijk schenken. Nooit mogen wij ook maar iets suggereren dat aan Gods liefde, wijsheid, welmenendheid en genade af zou willen doen. Voluit moet tegen alle achterdocht en wantrouwen in de boodschap van het heil worden verkondigd. Overtuigend, uitnodigend. "God staat aan de deur en Hij klopt" riep wijlen ds. Huisman altijd. Zelfs al zou er niemand in de kerk bekeerd worden of die genade deelachtig worden....ik zou zeggen, dan geldt nog dat dit de kern van de evangelische boodschap hoort te zijn: God heeft u lief, hoe hard u ook bent geworden.
Ik houd vast aan de soevereiniteit van God. Dat Hij verhardt wie Hij wil en dat Hij zalig maakt die Hij wil. Daar laat ik me niet meer op pakken. Als God alles voor mij is, kost mij deze belijdenis ook geen enkele moeite. Maar als Hij dan alles bepaalt, als Hij het dan voor het zeggen heeft...dan wordt de boodschap van het Evangelie des te betrouwbaarder en aannemelijker.
Ik weiger te erkennen dat onbekeerdheid, ongelovigheid en lijdelijkheid de kenmerken zijn van de kerk, waar het Woord nog recht gesneden wordt.
Waar men zich beroept op het diepe inzicht dat men zondaar is, dat men God en de medemens haat, dat er een godswonder nodig zal zijn om de ziel te redden, daar stem ik in. Maar als er dan nooit een godswonder plaatsvindt, dan mag dat niet tot de identiteit van de geloofsgemeenschap gemaakt worden. Alsof aan die treurige waarheid ook maar enig lofprijs te verbinden valt. Nee, in het Licht van Gods Woord, dat elke zondag klinkt, moet men bij zo weinig vrucht echt de mond houden en zich daar al helemaal niet op beroemen. Aan de vruchten herkent men de boom. De afwezigheid van het godswonder is een gruwelijke mogelijkheid die eerder terug te voeren is op oneerbare ongelovigheid, dan op Gods soevereiniteit.
gravo