Welke wet is door Christus afgeschaft?

De Archiefkast van het Forum. Oude discussies zijn hier nog eens na te lezen.

Moderator: Moderafo's

marin
Luitenant
Luitenant
Berichten: 590
Lid geworden op: 02 jan 2007 23:06

Welke wet is door Christus afgeschaft?

Berichtdoor marin » 07 jan 2007 20:41

Zoals duidelijk is aangetoond, bestaat in Gods Woord geen tegen­strijdigheid tussen de nieuwtestamentische teksten die spreken over de wet. Wanneer het Nieuwe Testament spreekt over een wet die haar einde vond bij de kruisdood van Christus, dan is daarmede de schaduwachtige, specifiek joodse ceremoniële wet bedoeld, de wet van Mozes, en wanneer Gods Woord spreekt over de wet die als onveranderlijke regel geldt voor het leven der gelovigen, dan is dat de Wet des Heren, de wet der Tien Geboden. Een tekst uit Hand. 15 en wel het 24ste vers. Hier wordt gezegd, dat sommigen ten tijde van de apostelen leerden, dat men de wet moest onderhouden. Dit was niet de wet der Tien Geboden, want daarover zou wel geen meningsverschil hebben bestaan. Neen, het betrof hier de wet van Mozes en wel speciaal de inzetting der be­snijdenis. U kunt dit in uw eigen Bijbel naslaan; in het vijfde vers lezen wij, dat het geschil ging over de wet van Mozes. Hier zegt de Bijbel dus heel duidelijk van welke wet hier sprake was. We hebben al eerder opgemerkt, dat van Godswege onder het Oude Verbond een opmerkelijk verschil gemaakt is tussen de wet der Tien Geboden en de overige Joodse wetten. Het is niet alleen de tekst in 2 Kon. 21 : 8 die daarvoor het bewijs levert, maar ik wil u thans enkele bijzondere verschilpunten noemen.

De Wet des Heren, d.i. de wet der Tien Geboden, werd door God op de berg Sinaï aan Mozes gegeven. In Deut. 10 : 4, 5 wordt be­richt, dat God met eigen vinger de Tien Geboden had neergeschreven. We lezen hieromtrent: „Toen schreef Hij (nl. God) op de tafelen, naar het eerste schrift, de woorden die de Here, ten dage der ver­gadering, op de berg uit het midden des vuurs tot ulieden gesproken had; en de Here gaf ze mij. En ik keerde mij en ging af van de berg, en leidde de tafelen in de kist die ik gemaakt had, en aldaar zijn ze, gelijk als de Here mij geboden heeft.", Op enkele bijzonderheden in dit tekstwoord wil ik gaarne uw aandacht vestigen. Ten eerste : nadat God de Tien Geboden persoonlijk had afgekondigd, heeft Hij deze wet een en andermaal eigenhandig neergeschreven. Wel een bewijs voor de grote waarde die God aan de decaloog toekent. Ten tweede God schreef deze wet op stenen tafelen, een teken van duurzaamheid, en tenderde: deze wet werd in de ark des verbonds bewaard. Laten we nu een ogenblik over die andere wetten spreken, over de wet van Mozes. We vinden daarover een bericht in Deut. 31 : 24-26, dat ik u thans voorlees: „En het geschiedde toen Mozes voleind had de woorden dezer wet te schrijven in een boek, totdat zij voltooid waren, zo gebood Mozes de Levieten die de ark des verbonds droegen, zeg­gende : Neemt dit wetboek en legt het aan de zijde van de ark des verbonds des Heren uws Gods, dat het aldaar zij ten getuige tegen u." Opmerkelijk is het, dat in deze teksten juist de tegenovergestelde bijzonderheden worden genoemd, die wij zoëven lazen over de wet Gods in hoofdstuk 10, nl. ten eerste, niet God, maar Mozes schreef deze wet; ten tweede, ze werd niet op stenen tafelen maar in een boek, op papyrusrollen, een teken van vergankelijkheid, geschreven; en ten derde, deze wet werd niet bewaard in de ark des verbonds, zoals Gods wet, maar naast, ter zijde van de ark. En dit handschrift van Mozes was een wet in inzettingen bestaande en gegeven „ten getuige tegen u". Nu komen we tot de vraag : Welke wet heeft Christus afgeschaft? Het Oude Testament heeft ons thans voldoende ingelicht om in het Nieuwe Testament een heerlijke harmonie te ontdekken tussen de teksten die over beide wetten spreken. Wij citeren allereerst de Schriftuurplaats waarin gezegd wordt, wat door Christus weg­genomen en aan het kruis genageld is. Gods Woord zegt in Col. 2 :13, 14 aldus : „En Hij heeft u, toen gij dood waart in de misdaden en in de voorhuid uws vlezes, mede levend gemaakt met Hem, al uw mis­daden u vergevende, uitgewist hebbende het handschrift dat tegen ons was, in inzettingen bestaande, welke, zeg ik, enigerwijze tegen ons was en heeft dat uit het midden weggenomen, het aan het kruis ge­nageld hebbende." In dit tekstwoord wordt dus gezegd, dat het hand­schrift dat tegen ons was, in inzettingen bestaande, door Christus is weggenomen en aan het kruis genageld. Een ieder die opmerkzaam bovenstaande uiteenzetting over Gods wet en de wet van Mozes heeft gevolgd, zal dadelijk begrijpen welke van deze twee in Col. 2 : 14 wordt bedoeld, nl. de joodse wetten en inzettingen die door Mozes geboden waren. Alle ceremoniële wetten, die betrekking hebben op de tempel- en offerdiensten, waren een voorafschaduwing van het ware grote offer dat eenmaal door de Messias zou worden gebracht. Toen Jezus Christus op Golgotha als een zoenoffer voor onze zonden stierf, vervielen daardoor natuurlijk de tijdelijke, schaduwachtige, ceremoniële en specifiek joodse wetten. Wanneer nu Paulus in zijn brieven spreekt over een wet die vervallen en afgeschaft is, dan be­doelt hij daarmee dus de wet van Mozes, de schaduwachtige, cere­moniële wet. En wanneer hij spreekt over de heerlijkheid en de heilig­heid van Gods geboden, dan zinspeelt hij op Gods wet, de Wet des Heren, de Tien Geboden. Er is dus geen sprake van dat de wet der Tien Geboden door Christus op Golgotha is afgeschaft. Wel is er door de kruisdood van Christus een wet vervallen, nl. de joodse ceremoniële wet, maar Gods geboden zijn onveranderlijk en bindend, ook voor de gelovigen onder het Nieuwe Testament. Juist de Wet des Heren de maatstaf is voor het leven van de wedergeboren mens, dus voor diegenen die leven onder de genade van Christus.

marin

rafaell

Berichtdoor rafaell » 07 jan 2007 20:45

Ik vraag me af waarom je dat onderscheid maakt tussen die wetten. Mijns inziens zijn de Tien Geboden ook verleden tijd.

marin
Luitenant
Luitenant
Berichten: 590
Lid geworden op: 02 jan 2007 23:06

Berichtdoor marin » 07 jan 2007 21:06

rafaell schreef:Ik vraag me af waarom je dat onderscheid maakt tussen die wetten. Mijns inziens zijn de Tien Geboden ook verleden tijd.


o, mag jij dan stelen? ....

Gebruikersavatar
Mariekje88
Luitenant
Luitenant
Berichten: 560
Lid geworden op: 02 jan 2005 09:19
Locatie: Veen

Berichtdoor Mariekje88 » 07 jan 2007 21:12

rafaell schreef:Ik vraag me af waarom je dat onderscheid maakt tussen die wetten. Mijns inziens zijn de Tien Geboden ook verleden tijd.
Oh ja? Volgens mij zegt onze Heere iets anders?

rafaell

Berichtdoor rafaell » 07 jan 2007 21:16

Dat impliceer ik niet.

Gebruikersavatar
Mariekje88
Luitenant
Luitenant
Berichten: 560
Lid geworden op: 02 jan 2005 09:19
Locatie: Veen

Berichtdoor Mariekje88 » 07 jan 2007 21:24

Ehm.. je bedoelt dat het juk van de Wet weg is? Of, ach weet je.. leg gewoon uit wat je bedoelt :D

wimvers
Verkenner
Verkenner
Berichten: 57
Lid geworden op: 28 dec 2006 22:05
Locatie: Noord Beveland
Contacteer:

Berichtdoor wimvers » 07 jan 2007 21:50

de tien geboden worden niet voor niets iedere zondag in de kerk voorgelezen! er staat in de bijbel als er een rijke man naar Jezus toekomt dat die rijke man zegt wat moet ik doen om zalig te worden! Hij zei ik onderhoud alle geboden! en Zalig dat ben je alleen als je 10 geboden onderhoud en dat staat ook in de bijbel! en alles voor een ander over hebt!
Komt allen tot Mij, die vermoeid en belast zijn en Ik zal u rust geven!

Gebruikersavatar
Mariekje88
Luitenant
Luitenant
Berichten: 560
Lid geworden op: 02 jan 2005 09:19
Locatie: Veen

Berichtdoor Mariekje88 » 07 jan 2007 22:01

wimvers schreef:de tien geboden worden niet voor niets iedere zondag in de kerk voorgelezen! er staat in de bijbel als er een rijke man naar Jezus toekomt dat die rijke man zegt wat moet ik doen om zalig te worden! Hij zei ik onderhoud alle geboden! en Zalig dat ben je alleen als je 10 geboden onderhoud en dat staat ook in de bijbel! en alles voor een ander over hebt!
Wacht eens even.

1. Wie heeft bepaald dat de Tien Geboden elke zondag in de kerk worden gelezen?
2. Er is/wordt volgens jou niemand zalig?
3. Matth. 5: 17 is op zich een handigere tekst dan de jongeling (of ligt dat aan mij?)
4. Gebruik je altijd zoveel uitroeptekens?

Gebruikersavatar
Raido
Generaal
Generaal
Berichten: 7088
Lid geworden op: 13 dec 2003 14:27
Locatie: Rijsschen
Contacteer:

Berichtdoor Raido » 07 jan 2007 22:39

wimvers schreef:de tien geboden worden niet voor niets iedere zondag in de kerk voorgelezen! er staat in de bijbel als er een rijke man naar Jezus toekomt dat die rijke man zegt wat moet ik doen om zalig te worden! Hij zei ik onderhoud alle geboden! en Zalig dat ben je alleen als je 10 geboden onderhoud en dat staat ook in de bijbel! en alles voor een ander over hebt!
Waar staat dat in de Bijbel.

In mijn Bijbel staat dat er niemand rechtvaardig is, nog niet één.
| Progressief reformatorisch | neutraal gereformeerd | neobevindelijk |

jantje001

Berichtdoor jantje001 » 07 jan 2007 23:19

wimvers schreef:de tien geboden worden niet voor niets iedere zondag in de kerk voorgelezen!



ik denk dat ze dat wel kunnen schrappen.
op zondag (eerste dag) zegt de predikant "6 dagen werken en de 7e dag niks doen....."

echtbreuk...
als je je echtgenoot zat bent moet je gewoon kunnen switchen.
anders hou je alleen maar ellende. (mijn mening)

Gebruikersavatar
Abdijbiertje om 1:00
Kapitein
Kapitein
Berichten: 1281
Lid geworden op: 05 jun 2006 00:14
Locatie: Amersfoort-Centrum
Contacteer:

Berichtdoor Abdijbiertje om 1:00 » 07 jan 2007 23:36

jantje001 schreef:
wimvers schreef:de tien geboden worden niet voor niets iedere zondag in de kerk voorgelezen!



ik denk dat ze dat wel kunnen schrappen.
op zondag (eerste dag) zegt de predikant "6 dagen werken en de 7e dag niks doen....."


Niet alles té letterlijk nemen hé, da's wat flauw


echtbreuk...
als je je echtgenoot zat bent moet je gewoon kunnen switchen.
anders hou je alleen maar ellende. (mijn mening)


Daarom nemen veel mensen na een jarenlang huwelijk ineens "een jonger exemplaar". *kots

Er is een christelijkere optie, namelijk dat je voor elkaar blijft vechten ipv mét elkaar. Switchen komt over als "inruilen". Zo gaan we niet met elkaar om. Misschien klinkt het vreemd voor je, maar ik geloof in ware liefde.
Ceterum censeo Amstelodamum esse delendum

marin
Luitenant
Luitenant
Berichten: 590
Lid geworden op: 02 jan 2007 23:06

de norm voor het leven van de Christen.

Berichtdoor marin » 08 jan 2007 20:45

Is dit het antwoord op: welke wet is door Christus afgeschaft?


De norm voor het leven van de Christen
In dit antwoord willen wij nader stilstaan bij de Tien Geboden als de maatstaf voor het leven van de bekeerde mens, de mens die de genade van Christus in zijn leven heeft ervaren. Sommige Christenen zijn de mening toegedaan, dat door de genade, ons door Christus bewezen, de Tien Geboden zijn opgeheven, zodat de ' nieuwtestamentische Christenen niet meer gebonden zijn aan de voorschriften van 's Heren wet.
Prof. Bavinck schrijft in zijn Gereformeerde Dogmatiek met betrekking tot de wet der Tien Geboden, het volgende : „De zedenwet, die de mens bij zijn schepping werd ingeplant, na de val in zijn consciëntie nawerkt, door God op de Sinaï werd afgekondigd en ook voor de gelovigen regel des levens blijft, is de kenbron der zonde." En elders zegt Prof. Bavinck : „Gelijk genade zonde, en vergeving schuld onderstelt, zo onderstelt ook het Evangelie de wet ... Zij richt zich tot de wil, ademt de vrijheid, verlangt vervulling uit liefde."

De beginselen van de Tien Geboden waren bekend vóór de wetgeving op de Sinaï.

Volgens Prof. Bavinck waren deze beginselen bij de schepping ingeplant en na de val leefden zij in de consciëntie - in het geweten - van de mens voort. Zo hebben o.a. Abraham en Lot Gods ongeschreven wet getrouwelijk onderhouden zie Gen.26:5. En het is een leerzame studie om na te gaan, hoe zonden tegen ieder der tien ongeschreven beginselen van Gods wet vóór de Sinaï ernstig werden aangerekend. De Wet des Heren vond dus niet eerst haar ontstaan op de Sinaï, maar was bij de schepping als Gods eeuwige grondwet aanwezig.

De Tien Geboden zijn dus absoluut niet specifiek Joods, maar ze vormende levensregel voor de gelovigen van alle tijden. Door de komst van Christus kwamen de schaduwachtige joodse wetten te vervallen, maar Zijn komst veranderde niets aan de beginselen der Tien Geboden. In plaats van de wet der Tien Geboden af te schaffen, leerde Jezus in de Bergrede, dat ook overtreding tegen de geestelijke strekking reeds zonde was.

De noodzakelijkheid om in harmonie met Gods wet te leven blijkt voorts uit hetgeen gezegd wordt in Pred. 12 : 13, 14: „Vrees God en houd Zijn geboden, want dit betaamt alle mensen. Want God zal ieder werk in het gericht brengen, met al wat verborgen is, het zij goed of het zij kwaad."

Er is hier nog veel over te zeggen…..

Vr.groet
marin

madel
Mineur
Mineur
Berichten: 188
Lid geworden op: 20 sep 2006 20:25

Berichtdoor madel » 08 jan 2007 21:55

Marin,

hierbij een antwoord dat ik overgenomen heb van www.levendwater.org.

[quote]De Verbonden en de Wet

6. De geboden en inzettingen der wet blijven geldig voor de Joden ook onder het "nieuwe verbond"

Wie de Schrift neemt zoals ze ons gegeven is, moet aanvaarden, dat de Here Jezus - die de Middelaar is van de nieuwe beschikking - er de nadruk op heeft gelegd, dat Hij geenszins gekomen is om de Wet of de Profeten te ontbinden, en dat, voor het vergaan van de hemel en de aarde (17), er absoluut geen (Griekse tekst: "ou mè", de sterkste negatie) enkele jota of tittel zal vergaan van de Wet. Om alle onzekerheid te vermijden, voegt Hij erbij: "Wie dan één van de kleinste dezer geboden ontbindt en de mensen leert ..." (Mat. 5:17-19). Men ziet, dat de geboden en voorschriften der Wet niet wegvallen door de overgang van de oude tot de nieuwe beschikking (18).

Men heeft natuurlijk gewezen op de volgende verzen, waar men meent dat de Here toch een tegenstelling maakt tussen de Wet en hetgeen Hij zelf zegt. Doch, indien er enig verschil is, dan niet in de zin, dat de tot Christus bekeerde Jood de voorschriften der Wet niet meer zou moeten houden. De geest van de geboden wordt nader toegelicht met het oog op de nabijheid van het koninkrijk. Mat. 5 begint met de "zaligsprekingen" betreffende het koninkrijk der hemelen en de tijd wanneer Israël, na zijn bekering, een koninklijk priesterschap, een heilige natie, een volk Gode ten eigendom zal zijn. In het vijfde vers spreekt de Here van de realisatie der oude belofte, volgens welke ze het land in bezit zouden krijgen.

Volgens Joh. 12:49, 50, sprak de Here Jezus zoals de Vader Hem gezegd had. Die woorden konden onmogelijk in tegenstelling zijn met hetgeen de auteurs van de Hebreeuwse Schriften hadden geschreven - tot welke het Woord Gods reeds gekomen was (Joh. 10:35) - of met hetgeen de Here had gesproken door middel van de profeten (Mat. 1:22; 2:15 enz.). Wel kon de Here nu op de diepere geestelijke zin van de thorah wijzen.

Dat de geboden der Wet nog steeds van kracht blijven voor de Jood, blijkt ook uit Mat. 23:23, waar de Here Jezus aan de Schriftgeleerden en de Farizeeën zegt, dat ze zowel de minder als de meer wichtige geboden moeten onderhouden. Hij stelde zich alleen tegen hun verkeerde interpretatie van sommige voorschriften.

Soms meent men in Joh. 1:17 een argument te vinden ten voordele van de stelling, dat de Wet van Mozes vervangen werd door de genade en de waarheid, die door de Here Jezus gekomen is. Na hetgeen we in de vorige hoofdstukken gezien hebben aangaande het verschil tussen de oude en de nieuwe beschikking, is het echter duidelijk dat de Wet blijft, doch alleen kan gehouden worden door Gods genade. Door het offer van Christus kon Israël, na de bekering, deel hebben aan de gaven van Gods Geest, en de Wet in Gods kracht houden.

Misschien is het ook goed Joh. 13:34 aan te halen: "Een nieuw gebod geef Ik u, dat gij elkander liefhebt; gelijk Ik u liefgehad heb, dat gij ook elkander liefhebt". Zoals ook uit Joh. 15:12, 13 blijkt, is het kenschetsende van dit gebod de vraag naar een liefde, die te vergelijken is met de liefde van de Here zelf. In zekere zin is het geen nieuw gebod (1 Joh. 2:7; 2 Joh. 5), en toch is het nieuw (v. 8), in de zin, dat een grotere liefde gevraagd wordt dan men uit de letter der Wet zou kunnen afleiden.

In het boek der Handelingen vinden we talrijke plaatsen, die bevestigen, dat ook de Christen-Joden de voorschriften der Wet getrouw volgden. We stippen slechts een en ander aan (19).

In Hand. 6:6 lezen we dat de Apostelen de zeven mannen, die tot de "dagelijkse verzorging" gekozen werden, de handen oplegden, zoals in Num. 27:18-23 voorgeschreven voor dergelijke gevallen. Een tiental jaren na Pinksteren was Petrus nog zeer gehecht aan de wet der reinheid. Eerst na een driemaal herhaald gezicht en de tussenkomst van een engel (zoals op Sinaï) begreep Petrus, dat hij de voorschriften der Wet niet schond door in gemeenschap te treden met Cornelius. Want deze was door God rein verklaard (Hand. 11:9), omdat zijn hart gereinigd was door het geloof (Hand. 15:9).

Voor wat de vergadering van Hand. 15 betreft, (ongeveer 20 jaren na Pinksteren) is het duidelijk, dat het redetwisten aangaande de besnijdenis der niet-Joden geen zin zou gehad hebben indien de Apostelen (en de Christen-Joden in het algemeen) zelf de besnijdenis niet meer toepasten en zelf niet al de geboden en voorschriften der Wet hielden. Paulus verklaarde niet slechts met woorden dat hij "noch tegen de Wet der Joden, noch tegen de Tempel" iets misdreven had (Hand. 24:17-19; 25:8; 28:17), doch bewees door daden, dat er van alles, wat men van hem vertelde, namelijk, dat hij alle Joden onder de volken afval van Mozes leerde, niets waar was, en dat hij zelf ook medeging (stoicheis = getrouw volgen) in de onderhouding van de Wet (Hand. 21:17-26).

Men verwijst in dit verband naar 1 Kor. 9:20: "Ik ben de Joden geworden als een Jood ... hun die onder de Wet staan, als onder de Wet - hoewel persoonlijk niet onder de Wet ...". Men heeft gezegd, dat Paulus zo weinig waarde hechtte aan de ceremoniën, dat hij ze kon onderhouden of niet. Doch, het gaat niet over de waarde der symbolen (deze hadden nooit waarde op zichzelf), doch over de vraag of de Christen-Joden die afbeeldingen van de hemelse dingen nog moesten waarnemen of niet. Voorzeker zou de handeling van de Apostel in Hand. 21 onbegrijpelijk zijn, indien hij niet wou bewijzen, dat het een valse beschuldiging was, als men beweerde, dat volgens hem de ceremoniën der Wet niet meer verplichtend waren voor de Joden, inbegrepen de Christen-Joden. Voor wat het "onder-de-Wet-zijn" betreft, zie hieronder onze aantekening bij Rom. 6:14.

Wat Paulus juist geleerd heeft aangaande de Wet, vinden we vooral in zijn brieven. Laat ons eerst samenvatten hetgeen Paulus zegt over het doel en het nut van de Wet. De Joden hebben het voorrecht dat hun de uitspraken Gods zijn toevertrouwd (Rom. 3:1). Door de Wet kennen ze Gods wil voor hen, zijn ze onderwezen, hebben de kennis en de waarheid (Rom. 2:18, 20). Hij, die de eisen der Wet volbrengt, zal gerechtvaardigd worden voor God (Rom. 2:13), zal door dezelve leven (Rom. 10:5; Gal. 3:12; Lev. 18:5). De besnijdenis is dus nuttig, indien men de Wet regelmatig doet (Rom. 2:25).

De Wet is heilig en goed; en het gebod is heilig, rechtvaardig en goed (Rom. 7:7, 12, 14, 16). Maar het is door de Wet, dat de zonde gekend wordt als zodanig (Rom. 7:7, 13). Zo is alle mond gestopt en de gehele wereld strafschuldig voor God (Rom. 3:19). Daar niemand in eigen kracht kan volbrengen hetgeen de Wet vraagt, kan niemand door de werken der Wet (in eigen kracht ondernomen) gerechtvaardigd worden (Rom. 3:20; Gal. 2:16).

De Wet is niet tegen de beloften Gods, doch de zonen van Israël waren onder de Wet in bewaring met het oog op het geloof. Ze was een "paidagogos", die hen, als kinderen, tot-in Christus zou leiden (Gal. 3:21-24). Paulus zegt vermaak te hebben in de Wet, naar de inwendige mens, d.w.z. van harte (Rom. 7:22), hij diende in nieuwigheid des geestes (Rom. 7:6).

We kunnen dit kort overzicht besluiten met de woorden van Rom. 3:31: "Doen wij dan de Wet te niet door het geloof? Dat zij verre. Maar wij bevestigen de Wet". Nu moeten we de voornaamste schriftplaatsen onderzoeken, die als steun zouden kunnen dienen voor de gedachte, dat Paulus toch geleerd heeft dat de Wet te niet gedaan was door Christus. We citeren volgens de Statenvertaling. Rom. 3:21: "Maar nu is de rechtvaardigheid Gods geopenbaard geworden zonder de

wet". Alles hangt af van de juiste betekenis van het woord "zonder", dat de vertaling is van het Griekse "chôris". Indien de Schrift onze norm is, dan moeten we die betekenis uit de Schrift zelf leren. We vinden het woord "chôris" b.v. in Mat. 14:21: "waren omtrent vijf duizend mannen, zonder vrouwen en kinderen". De vrouwen en kinderen waren er wel, doch waren niet begrepen in de 5000. Ook uit Rom. 3:28 leert men deze betekenis kennen: "door het geloof gerechtvaardigd wordt, zonder de werken der wet". Er moeten "goede werken" zijn, doch het is niet door ze in eigen kracht te willen doen, dat we gerechtvaardigd worden.

Het is dus duidelijk, dat de term "chôris" niet de aanwezigheid van iets aanduidt, doch een zekere scheiding. Men moet dus verkiezen Rom. 3:21 volgens de Nieuwe Vertaling te lezen: "Thans is echter buiten de wet om gerechtigheid Gods geopenbaard geworden". Rom. 6:14: "Want gij zijt niet onder de wet". Dit stemt overeen met hetgeen Paulus zegt in Gal. 3:10: "Want zo velen als er uit de werken der wet zijn, die zijn onder de vloek". Men is "onder" de wet, onder de vloek, als men Gods norm in eigen kracht wil houden. De wet moest door middel van de genade volbracht worden. De Jood bleef dan nog wel "in" de wet, d.i. in de sfeer der wet, doch was niet langer "onder" de wet, als een slaaf. Men lette erop, dat de Griekse tekst van Rom. 2:12 en 3:19 niet "hupo" (onder) gebruikt, doch wel "en" (in). De onbesnedenen waren niet "in" de Wet, doch konden zich "onder" de wet plaatsen, als ze door eigen werken poogden gerechtvaardigd te worden voor God. De Joden, tot Christus bekeerd of niet, bevinden zich steeds in de Wet.

Rom. 7:4-6: "Gij zijt ook der wet gedood door het lichaam van Christus ... Maar nu zijn we vrijgemaakt van de Wet, overmits wij dien gestorven zijn, onder welken wij gehouden waren, alzo dat wij dienen in nieuwigheid des geestes, en niet in de oudheid der letter". Zie ook Gal. 2:19. Paulus richt zich hier in het bijzonder tot "degenen, die de wet verstaan" (vers 1), namelijk de Christen-Joden. Ze zijn slaven der Wet, zolang ze uit eigen werken willen gerechtvaardigd worden; dan zijn ze nog "in het vlees" (v. 5). Doch door de dood van Christus is er verlossing, de eis der Wet kan in genade, door de kracht van Gods Geest vervuld worden (Rom. 8:2). Dan zijn ze vrijgemaakt van de Wet, in de zin dat ze vrij zijn van de vloek der Wet (Gal. 3:13), ze zijn geen slaven meer. De Christen-Joden konden alzo de geboden en inzettingen der Wet houden in "nieuwigheid des Geestes".

Rom. 10:4: "Want het einde der wet is Christus". Hier hebben we een uitdrukking, die men dikwijls als volkomen afdoende beschouwt om te beweren, dat de Wet afgeschaft is door het kruis. Doch het Griekse woord "telos" betekent niet "einde" in de zin van "ophouden", doch in die van "volbrenging", "doelbereiking". Dit blijkt b.v. uit Mat. 26:58: "Petrus ... zat bij de dienaren om het einde te zien", en uit Rom. 6:21: "want het einde derzelve is de dood". Nog duidelijker uit Jak. 5:11: "gij hebt het einde des Heren gezien, dat de Here zeer barmhartig is en een ontfermer".

In Rom. 10:3 is sprake van de Israëlieten, die hun eigen gerechtigheid zoeken op te richten. Daarop volgt dan het vers 4, waar gezegd wordt, dat het doel der Wet was tot Christus te leiden "tot rechtvaardigheid een iegelijk die gelooft" (Zie ook Gal. 3:21-24).

Gal. 3:19: "Zij (de Wet) is om der overtredingen wil daarbij gesteld, totdat het zaad zou gekomen zijn, dien het beloofd was". In hoofdstuk 3 hebben we reeds over deze schriftplaats gesproken. Het zaad waarover Paulus hier handelt, is in het bijzonder Christus. Bij de komst van dit Zaad, kan men natuurlijk aan de historische komst denken. Doch voor de zondaar komt het erop aan te geloven in Christus, Die het doel der Wet is. Het geloof is een persoonlijke zaak, en in geestelijke zin komt het Zaad, Christus, eerst tot een mens, als hij in Christus gelooft (en dan ook deel uitmaakt van het geestelijke zaad van Abraham). De Wet blijft dus nodig "om der overtredingen wil" voor alle Joden, die nog niet door de Wet tot Christus gekomen zijn, tot wie het Zaad nog niet persoonlijk gekomen is. Zolang er onbekeerde Joden leven, ook in de toekomende aioon, blijft de Wet nodig.

Gal. 3:27, 28: "Daarin is noch Jood noch Griek". Als een man en een vrouw, door Gods genade tot het geloof in Christus komen, bestaat er - voor wat hun positie "in Christus" betreft - geen verschil tussen hen. Evenzo is er - voor wat de positie "in Christus" betreft - geen verschil tussen een Jood, die in Christus gelooft, en een "Griek".

Doch, naar het leven op aarde blijft er natuurlijk verschil tussen man en vrouw, en dan ook tussen Jood en Griek. De Jood houdt niet op Jood te zijn, tot zijn volk te behoren en - in de tijden waar Israël als Gods bijzonder volk gerekend wordt - verplicht te zijn de geboden der Wet te houden. Al heeft de Wet ze tot Christus geleid en hebben ze zelf geen behoefte meer aan de schaduwen der Wet, toch moeten ze deze onderhouden ter wille van hun onbekeerde volksgenoten.

Gal. 4:10: "Gij onderhoudt dagen en maanden ...". Het betreft hier niet het normale waarnemen der voorschriften, want het werkwoord "paratèreô" betekent "alle aandacht op iets vestigen" en wordt in de Griekse Schriften steeds in een ongunstige zin gebruikt (Mark. 3:2; Luk. 6:7; 14:1; 20:20; Hand. 9:24).

Als de ingegeven tekst spreekt over het houden der Wet, naar Gods wil, gebruikt hij het werkwoord "tèreô" (Mat. 23:3; 28:20) of "phulasso" (Mark. 10:20; 1 Tim. 5:21). De woorden van Gal. 4:10 zijn gericht tot hen die als slaaf willen dienen, denkende door menselijke voorschriften of door de werken der Wet gerechtvaardigd te kunnen worden (v. 9).

Soms meent men, dat Gal. 4:10 parallel loopt met Kol. 2:16, doch we zullen, in verband met Kol. 2:14, er de nadruk op leggen, dat het daar niet speciaal de Wet betreft, doch "leringen van mensen" (v. 22).

Gal. 5:1-11. Zij, van onder de volken, die zich lieten besnijden - en dus de gehele Wet moesten waarnemen - deden dat om op deze wijze gerechtvaardigd te worden. Dan was Christus hen van geen nut. Ze moesten niet als slaven onder de Wet worden, doch in de vrijheid staan.

Ef. 2:15 en Kol. 2:14. We vatten samen, hetgeen we in ons werkje Moeten de christen-Joden de Wet nog onderhouden? op meer uitvoerige wijze onderzocht hebben. De vraag is of "de wet der geboden" van Ef. 2:15 de Sinaïtische Wet is. Waar deze schriftplaats in verband staat met Kol. 2:14, zou dus het "cheirographon" (handschrift), waarover hier sprake is, ook diezelfde Wet moeten zijn. Doch Origenes heeft reeds doen opmerken, dat de betekenis van "cheirographon" hier "schuldbrief" is. In het apocriefe boek Tobias wordt die term in deze zin gebruikt (Tob. 5:3; 9:3), en de oud-Joodse literatuur handelt vaak over een dergelijke brief, die zich in Gods handen bevindt en waarop de balans staat van de goede en de boze daden van de Jood (20).

De Nieuwe Vertaling spreekt over de "inzettingen" (Grieks "dogma") van een "bewijsstuk". Doch de term "dogma" duidt een decreet of een bevel aan (Luk. 2:1; Hand. 16:4; 17:7), en wordt dan ook in de Septuagint gebruikt voor de decreten of bevelen van de koningen (Dan. 2:13; 3:10). Kol. 2:20 gebruikt het werkwoord "dogmatizomai" (geboden opleggen), doch vers 22 zegt, dat het "voorschriften en leringen van mensen" betreft. Uit de gehele brief aan de Kolossensen blijkt, dat Paulus niet speciaal tot "Judaïsten" spreekt, doch wel tot mensen die een wereldbeschouwing hadden, steunende op Joodse (Essenische), Gnostieke en "Christelijke" gedachten.

Ook de "wet der geboden, in inzettingen bestaande" van Ef. 2:15 betreft een "regel" (men kan hier denken aan de "Regel der Gemeenschap" van Qoemrân), bestaande in menselijke, vleselijke "dogma's". Die menselijke "wet" was een product van de gezindheid van het vlees, en deze gezindheid is een vijandschap van de "natuurlijke' mens tegen God (Rom. 8:7). Een dergelijke mens is vijandig gezind (Kol. 1:21). Doch door het bloed van Christus is vrede gemaakt (Ef. 2:17; Kol. 1:20) en is de "tussenmuur, die scheiding maakte", de vijandschap, weggebroken (Ef. 2:14). Het gaat hier niet over een vijandschap of een tussenmuur tussen Jood en Griek, doch tussen God en de natuurlijke mens. De aanklagende "schuldbrief" van hen die nu "doden zijn ten opzichte van hun overtredingen en onbesnedenheid naar het vlees" (Kol 2:13; Ef. 2:1; 5) (21) is uitgewist, weggenomen, aan het kruis genageld. De vijandschap is buiten werking gesteld, ja "gedood" (Ef. 2:14-16).

Het was verre van Paulus de "goede", "heilige" Wet, door engelen besteld, als "vijandschap" te beschouwen. Ze verwekte alleen vijandschap of "toorn" als de mens ze in eigen kracht wilde houden.

Voor ons is het dus duidelijk, dat er in Ef. 2:15 en Kol. 2:14 geen sprake is van het buiten werking stellen, uitwissen, wegdoen, aan het kruis nagelen, van de Wet die de Here aan Mozes openbaarde. De menselijke "wet der inzettingen" kon ten dele steunen op de thorah, doch, in het gunstigste geval waren het slechts uitwendige voorschriften, die men in eigen kracht trachtte te houden. Men denke aan de woorden van de Here in Jes. 29:13: "Omdat dit volk Mij slechts met woorden nadert en met zijn lippen eert, terwijl het zijn hart verre van Mij houdt, en hun ontzag voor Mij een aangeleerd gebod van mensen is ...".

We kunnen nu overgaan tot een paar teksten uit de brief aan de Hebreeën. Heb. 7:18: "Want de vernietiging van het voorgaande gebod". Zie ook Heb. 9:10: "alleen voor het vlees, tot op de tijd der volledige rechtstelling opgelegd". De brief aan de Hebreeën handelt niet over het begin van de persoonlijke weg der behoudenis, maar over een meer gevorderde geestelijke positie van de christen. De schrijver gaat verder dan de beginselen van het woord van Christus, en nodigt uit tot de volmaking voort te varen (Heb. 6:1). De volmaaktheid wordt niet bereikt door het levitische priesterschap, het is Christus die de volmaakte Priester is. En, in verband met het volmaakte priesterschap, geschiedt er ook verandering der Wet (v. 12) en afschaffing van het voorgaande gebod (v. 18). Want dit laatste kon niet volmaken (Heb. 7:19; 9:9).

We hebben hiermede dus een schriftplaats gevonden, die spreekt over het afschaffen van de Wet van Mozes. Het komt er nu op aan na te gaan wanneer dit zal gebeuren. Dit leert ons Heb. 9:10: "inzettingen des vleses, tot op de tijd der herstelling opgelegd". Wanneer is dat?

Het woord "herstelling" is de vertaling van "diorthosis" dat nergens anders voorkomt in de Griekse Schriften. "Orthos" betekent "recht", en het bijwoord "orthôs" "op rechte wijze" (zie b.v. Luk. 20:21). "Diorthôma" komt in sommige handschriften voor in Hand. 24:3 voor volkomen rechte maatregelen, die - naar het oordeel van de redenaar Tertullus - door Felix genomen waren. We mogen dus besluiten, dat "diorthôsis" een "volkomen rechtzetten" van alle dingen aanduidt. Wat de schrijver met dit volkomen rechtzetten bedoelt, wordt bepaald door Heb. 9:11, waar hij de volmaakte tabernakel stelt tegenover hetgeen tot de tegenwoordige schepping behoort. Deze tabernakel bestaat ook nu, doch bevindt zich "in de hemelen" (Heb. 8:1). Er komt echter een tijd waar deze tabernakel, met het Nieuwe Jeruzalem, uit de hemel zal nederdalen en bij de mensen zijn (Op. 21: 2, 3). Dat is ten tijde van de nieuwe hemel en aarde, dus van de nieuwe schepping, na de toekomende aioon. Dan zal er geen tempel meer zijn (v. 22), noch zonde of dood. Alles zal volkomen recht zijn.

Het blijkt dus, dat de "vlesen" inzettingen slechts afgeschaft zullen worden aan het einde van de toekomende aioon, die van het koninkrijk op aarde, waarin Israël het doel van zijn verkiezing zal uitvoeren en alle volken in en met Abraham zullen gezegend worden. Men ziet dat dit de woorden van de Here bevestigt, volgens welke er absoluut geen enkele jota noch letterteken zal verdwijnen zolang de tegenwoordige hemel en aard bestaan (Mat. 5:18).

Heb. 10:18: "Waar nu vergeving derzelve is, daar is geen offerande meer voor de zonde". Inderdaad, er moet geen tweede werkelijke, afdoende offerande meer komen, zoals die des kruises. Deze geschiedde eens voor altijd. Doch de afbeelding van die offerande, die op zichzelf nooit waarde had, kan evengoed dienst doen ná het kruis als ervóór. Zie Ezech. hoofdstukken 40 tot 45.

Dat deze tekst niet leert, dat er geen symbolische offeranden meer moeten geofferd worden, blijkt zeer duidelijk uit het feit, dat Heb. 10:5-7 een aanhaling is van Ps. 40:7-9. Toen deze Psalm geschreven werd, bestond de offerdienst volgens de goddelijke inzettingen der Wet.

Naar onze mening staat er niets in de brieven van Paulus, noch in die aan de Hebreeën, dat ons toelaat te veronderstellen, dat de Wet te niet gedaan is, of onwerkzaam gemaakt, door het kruis. De Christen-Joden moesten nog steeds al de geboden en inzettingen volgen. Ze waren echter geen slaven van de Wet, ze waren vrij van de vloek der Wet, omdat ze deze niet in eigen kracht hielden, doch door de genadige inwerking van Gods Geest. Voor de Joden, die - naar de oude mens - met Christus gekruisigd waren en aldus deel hadden aan de rechtvaardigheid van Christus, hadden de schaduwen der Wet hun doel bereikt. Eigenlijk waren ze reeds in de geest verplaatst in de hemelse sfeer, die door de massa eerst zal bereikt worden in de aioon van de nieuwe hemel en de nieuwe aarde, waarover Op. 21 handelt. Dan behoeven er geen schaduwen meer te bestaan en dan ook geen tempel, want God woont bij de mensen. Dit is de tijd der volkomen rechtzetting, waarover Heb. 9:10 spreekt. Doch, waar gedurende het tijdperk der Handelingen, die gerechtvaardigde Joden nog hun aardse bestaanswijze hadden, en leefden te midden van anderen, voor wie de Wet haar doel nog niet had bereikt, was het Gods wil, dat ze toch ook alle geboden en inzettingen zouden waarnemen, ter wille van die anderen.

De gedachte, waartegen Paulus gedurende zijn apostelschap heeft gestreden is dus zeker niet, dat de Wet niet meer van kracht was voor de Joden, doch wel dat geen mens uit de werken der Wet, in eigen kracht ondernomen, kan gerechtvaardigd worden voor God. Dit kan alleen, en om niet, door middel van het geloof en dank zij het offer van Christus.

We hebben in het bovenstaande alleen gesproken over de Wet in verband met de Joden, inbegrepen de Christen-Joden. De volken hebben de Wet niet (Rom. 2:14). De wetgeving is voor Israël, evenals de beschikkingen, de eredienst en de beloften (Rom. 9:4). Doch de basis waarop die Wet steunt, de liefde tot God en de medemens, het "recht" of de "eis" der Wet, moet in elke christen (Jood of niet-Jood), die naar de Geest wandelt, vervuld worden (Rom. 8:4). Het werk der Wet moet in hun harten geschreven zijn (Rom. 2:15). We zullen ons tot deze enkele opmerkingen beperken.

***

In dit hoofdstuk hebben we trachten aan te tonen, dat de Wet niet afgeschaft werd door Christus, en dat ze ook door de Christen-Joden moest waargenomen worden. Hetgeen de nieuwe beschikking aan Israël als volk beloofde, namelijk de Wet in hun binnenste te leggen en die op hun hart te schrijven, was reeds gerealiseerd voor de individuele Joden, na hun bekering tot Christus. Het was door Gods genade, door de kracht van zijn Geest, dat ze getrouw konden wandelen naar de gehele Wet.

Gedurende de gehele periode der Handelingen kon men nog verwachten dat Israël, als volk, zich zou bekeren. Doch, waar dit niet gebeurde, werd het tijdelijk terzijde gesteld. Eerst aan het einde van de tegenwoordige aioon, na de komst van de Anti-Christus en de grote verdrukking van Israël, zal het volk zich tot de Zoon des mensen keren en weer Gods bijzonder volk zijn. Dan wordt de nieuwe beschikking van kracht, kunnen ze voldoen aan Gods norm en worden een heilig volk. De thorah houdt dus niet op Gods norm te zijn op het ogenblik waar Israël ze kan houden.

In hoofdstuk 4 hebben we reeds naar enkele schriftplaatsen verwezen, die handelen over de bekering van Israël, hun bijeenvergadering in het beloofde land, het ontvangen van een nieuw hart en een nieuwe geest, en over de nieuwe tempel en offerdienst. Onder de eeuwenlange druk der traditie, volgens welke "de Kerk" Israël zou vervangen en de Wet zou afgeschaft zijn door Christus, kan men echter moeilijk aanvaarden, dat Israël, als volk en natie, in de toekomende aioon het doel van zijn verkiezing zal nakomen. En nog veel minder, dat er dan een tempeldienst met bloedige offers zal bestaan. We hebben hierover gehandeld in het vierde hoofdstuk van Koninkrijk en Kerk, en kunnen er hier slechts enkele woorden over zeggen.

Het is duidelijk, dat de schaduwoffers der Wet op zichzelf niet de minste waarde hebben. Het zijn slechts afbeeldingen van hemelse dingen, door de Here gegeven aan Israël als tegemoetkoming aan de zwakheid van de natuurlijke mens, die de dingen van de geest niet rechtstreeks kan begrijpen. Welnu ook in de toekomende aioon - vooral in het begin - zullen velen die afbeeldingen nog nodig hebben. Voor hen zal de Wet, evenals in het verleden, haar dienst van "tuchtmeester" moeten volbrengen, om ze tot Christus te leiden. Het doel der Wet wordt slechts door het geloof bereikt, en het is eerst als dit persoonlijk geloof "gekomen" is, dat men niet meer onder die tuchtmeester staat (Gal. 3:24, 25). Voor hen die in Christus zullen geloven, is de Verlosser persoonlijk "gekomen" en het offer volbracht. Doch, al kunnen ze persoonlijk de schaduwoffers ontberen, toch zullen ze - evenals het geval was in het tijdperk der Handelingen - al de inzettingen der Wet nog moeten waarnemen ter wille van de anderen.

Maar, zal men zeggen, toegegeven dat er nog afbeeldingen nodig zijn, waarom dan geen mooie, indruk makende ceremoniën in plaats van de oude tempeldienst met zijn bloedige offers? De culturele vooruitgang van het mensdom laat zoiets niet meer toe.

Hierop kan men antwoorden, dat er waarschijnlijk niet veel van onze tegenwoordige beschaving zal overblijven na de gebeurtenissen waarover we in het boek Openbaring lezen. In het algemeen zullen de mensen zich in een toestand bevinden, die te vergelijken is met degene waaraan de Wet aangepast was. Het zal eerst aan het einde van de toekomende aioon zijn, dat de grote meerderheid van de Israëlieten en van de andere volken, als discipelen van Christus, tot de rechtvaardiging voor God zullen gekomen zijn en dat alle schaduwen kunnen verdwijnen. In de daarop volgende aioon, die van de nieuwe hemel en aarde, zal er dan ook geen tempel meer bestaan (Op. 21:22). Het doel van al de beschikkingen tot Abraham, zijn zaad, en tot Israël is dan bereikt.





Voetnoten:

(17) Het is pas na de toekomende aioon, dat de tegenwoordige hemel en aarde zal "vergaan", in de zin dat er een volkomen transformatie zal plaats hebben, die zal voeren tot de nieuwe hemel en aarde, waarover Op. 21 handelt. De inzettingen der Wet waren "eeuwig" (zie b.v. Ex. 31:16; Lev. 3:17; 6:18, enz.), d.w.z. ook voor de toekomende aioon.

(18) In verband met Mat. 5:17-19 kan het sommigen interesseren dat K. Barth zegt, dat men die schriftplaats rustig kan beschouwen, want, waar Paulus in 2 Kor. 3:4-18 zegt dat de bediening des Geestes overvloedig in heerlijkheid is, bestrijdt de Apostel niet - doch legt er juist de nadruk op - dat ook de bediening der letter heerlijkheid had. K. Barth wijst erop dat de geschreven Wet - zonder het werk van de Heilige Geest - wel tot de dood kan voeren, doch dat dit er niets aan verandert, en zelfs bewijst dat dit geschrevene het met goddelijke autoriteit voorgeschrevene is en blijft. We hebben zo goed mogelijk de woorden van de auteur weergegeven (zie Kirchliche Dogmatik I, 2, 571).

(19) Zie ook blz. 20 en volgende van Moeten de christen-Joden de Wet nog houden?

(20) Zie hierover Kommentar zum N.T. door Strack en Billerbeck, bij Kol. 2:14. Ook de eerste Exkurs.

(21) "Doden zijnde" is de letterlijke vertaling van "ontas nekrous", waar "doden" in het meervoud, en het werkwoord in de tegenwoordige tijd staan. De normale vertaling van "tois" is "ten opzichte van". Een dergelijke uitdrukking vindt men in Rom. 6:2, 10, 11; 7:4; 1 Petr. 2:24.[/
quote]
Bedenkt de dingen die boven zijn, niet die op de aarde zijn.

salty
Luitenant
Luitenant
Berichten: 516
Lid geworden op: 17 jul 2005 00:57
Locatie: Jerusalem

Berichtdoor salty » 08 jan 2007 22:33

HET OUDE VERBOND VAN YHWH en het volk in het sinai verbond door
De Wet is niet afgeschaft maar vervuld!! in Yeshua DE MESSIAS en vernieuwd als zijnde Nieuwe Verbond


Deut 1:
5Daar (aan de overzijde van de Jordaan in het land Moab) legde Mozes de wetten en voorschriften die de HERE hem had gegeven, uit aan het volk.
Deuteronomium 4
1"Israël, luister goed naar de wetten, die ik u nu leer. Gehoorzaam deze als u wilt blijven leven en het land, dat de HERE, uw God, uw voorouders heeft gegeven, wilt binnentrekken en veroveren.
2Voeg hier geen wetten aan toe en zwak ze niet af; gehoorzaam ze, want zij zijn afkomstig van de HERE, uw God
Deuteronomium 5
1Mozes vervolgde zijn toespraak tot de Israëlieten en zei: "Luister nu goed naar al deze wetten, die God u heeft gegeven; zorg ervoor dat u ze leert en gehoorzaamt!
2-4 De HERE, onze God, sloot bij de berg Horeb een verbond met ons; niet met onze voorouders, maar met ons, die hier nu aanwezig zijn. Hij sprak van aangezicht tot aangezicht met u vanuit het midden van het vuur, daar bij de berg.
5Ik stond daar als tussenpersoon tussen u en de HERE, want u was bang voor het vuur en beklom de berg niet. Hij sprak tegen mij en ik gaf Zijn wetten aan u door. Dit is wat Hij zei:
6Ik ben de HERE, uw God, Die u uit de Egyptische slavernij heeft bevrijd.
7U mag geen andere goden aanbidden naast Mij.
8Maak geen afgodsbeelden; aanbid geen voorstellingen van vogels, dieren of vissen.
9-10 U mag u niet buigen voor beelden, noch hen op een andere manier vereren, want Ik ben de HERE, uw God. Ik ben een jaloerse God, Die de zonden van de vaders aanrekent aan de kinderen uit de derde en vierde generatie van hen die Mij haten. Maar Ik zal mijn goedheid tonen aan duizenden generaties van hen, die van Mij houden en die mijn geboden gehoorzamen.
11Noem de naam van de HERE, uw God, niet nodeloos. (a) Degene die dat wel doet, zal Ik als schuldig beschouwen.
12Houd de sabbat heilig. Dat is een gebod van de HERE, uw God.
13Doe op de andere zes dagen uw werk;
14de zevende dag is de sabbat van de HERE, uw God; die dag mag geen werk worden verricht door u of iemand van uw huishouden: uw zonen, dochters, dienaren, ossen, ezels of ander vee. Ook buitenlanders die bij u wonen, moeten dit gebod gehoorzamen. Iedereen moet, net als u, rusten.
15De sabbat moet u houden om te herdenken dat u slaven was in Egypte en dat de HERE, uw God, u uit dat land heeft geleid met een groot vertoon van macht.
16Eer uw vader en uw moeder naar het gebod van de HERE, uw God; als u dat doet, zult u een lang en voorspoedig leven hebben in het land dat Hij u geeft.
17U mag niet doodslaan.
18U mag geen overspel plegen.
19U mag niet stelen.
20U mag niet liegen.
21U mag geen verlangend oog laten vallen op de vrouw van een andere man, noch hem benijden om zijn huis, land, dienaren, ossen, ezels, noch om iets anders dat hij bezit!
22De HERE heeft met luide stem aan ieder van u deze geboden uit het hart van het vuur gegeven, terwijl de berg Sinaï in wolken en diepe duisternis was gehuld. Aan deze geboden heeft Hij er geen toegevoegd. (b) Hij schreef ze op twee stenen plaquettes en gaf die aan mij.

Deuteronomium 6
1"De HERE, uw God, droeg mij op u al deze geboden te geven, die u moet gehoorzamen in het land, dat u spoedig zult binnentrekken en waar u zult leven.
2Het doel van deze wetten is dat u, uw kinderen en uw kleinkinderen de HERE, uw God, eer bewijzen door al Zijn aanwijzingen uw leven lang op te volgen; als u dat doet, hebt u een lang en voorspoedig leven in het vooruitzicht.
3Daarom, Israël, luister goed naar elk gebod en gehoorzaam het nauwgezet, zodat het u goed zal gaan en u vele kinderen zult hebben. Als u deze geboden gehoorzaamt, zult u een groot volk worden in een heerlijk land, dat overvloeit van melk en honing, net zoals de God van uw voorouders het u heeft beloofd.
4Israël, luister: de HERE is onze God, de HERE is één.
5U moet met uw hele hart, uw hele ziel en met inspanning van al uw krachten van Hem houden.
6En u moet de geboden, die ik u vandaag geef, voortdurend in gedachten houden.
7U moet ze uw kinderen inprenten en erover praten als u thuis bent of buiten loopt. Ja, ook tijdens het opstaan en naar bed gaan.
8Bind ze aan uw hand, draag ze op uw voorhoofd
9en schrijf ze op de deurposten van uw huis en op de poorten van uw steden.
17U moet al Zijn geboden met woord en daad gehoorzamen
25Zolang wij alle wetten van de HERE onze God gehoorzamen, zullen wij rechtvaardig tegenover God zijn, omdat wij doen wat Hij ons heeft geboden
Deuteronomium 10
1"Toen droeg de HERE mij op twee stenen plaquettes te maken, gelijk aan de eerste twee en daarna een houten ark te bouwen om ze in te bewaren en vervolgens terug te keren naar God op de berg.
2Hij zei dat Hij op dit tweede paar plaquettes opnieuw de geboden zou schrijven, die op het eerste paar stonden, dat ik kapot had gegooid. Ik moest de nieuwe plaquettes in de ark opbergen.
3Zo maakte ik een ark van acaciahout en hakte twee nieuwe stenen plaquettes uit, gelijk aan de eerste twee en nam die mee de berg op.
4De HERE schreef de Tien Geboden opnieuw op de plaquettes en gaf ze mij. (Het waren dezelfde geboden die Hij u gaf vanuit het midden van het vuur op de berg, terwijl u aan de voet van de berg toekeek).
5Toen ging ik weer naar beneden en plaatste de plaquettes in de ark die ik had gemaakt. Zij bevinden zich daar nu nog, precies zoals de HERE mij opdroeg
Tot hoofdstuk 27 volgt er een opsomming van regels en geboden
>>>>>
26'Vervloekt is hij die deze wetten niet nauwgezet gehoorzaamt.' En het hele volk zal antwoorden: 'Amen."
>>>>>>>>
en dan in hoofdstukken 28 tm 30 de zegen of de vloek - konsekwensies bij het wel of niet uitvoeren van de wetten.!!
Ht boek van Leviticus bestaat uit de verordeningen en regels voor de tempel rituelen.
De eerste vijf boeken van Moses worden als de Wet Torah opgevat.

Het oude verbond met YHWH en het volk was dus via de Wet, de Torah ( in Sinai verbond) door de priesters en de offers
Het Nieuwe Verbond- >>>> Het Verbond in Yeshua als offer , mediator en als Hogepriester.
For YHWH the LORD is our judge,
the YHWH the LORD is our lawgiver,
the YHWH the LORD is our king;
it is HE who will save us.
Isaiah 33:22

André

Berichtdoor André » 08 jan 2007 23:06

Vinden jullie dat 'handig' lezen, lange lappen tekst heen en weer plakken?
Jezus heeft m.i. de wet samengevat in de 2 jullie wel bekende geboden uit liefde.
U zult God uw Vader liefhebben.
En uw naaste liefhebben als uw zelf.

Misschien stond het al ergens genoemd, maar lange lappen tekst lees ik niet zoals je wsl al begreep.


Terug naar “Archief”

Wie is er online

Gebruikers op dit forum: Geen geregistreerde gebruikers en 53 gasten