Roodkapje schreef:Het gaat me niet zozeer om de vraag of kleine kinderen bij het verbond horen, maar om de redenatie.
De teksten die jij aanhaalt gaan over een belofte die God geeft. God belooft Kanaän. Als Abraham doodgaat heeft hij Kanaän zelf niet gekregen. Mozes krijgt ook de belofte, maar hij zal Kanaän zelf nooit binnentrekken.
Het draait steeds om de belofte die mensen krijgen, een voorschot op het eeuwige. Maar het krijgen van een belofte is niet hetzelfde als het eeuwige krijgen. Zie ook Mozes: die is opgegroeid met de belofte van het beloofde land. Hij heeft het nooit binnen mogen gaan.
Zo krijgen wij de belofte van het hemelse koninkrijk. Dat ooit wij dat Gods Koninkrijk mogen binnengaan. Maar ik vraag me dus af op grond waarvan mensen baseren dat het krijgen van een belofte hetzelfde is als het krijgen van de daadwerkelijke toegang. De belofte gold voor heel Israël, als nageslacht van Abraham. Maar daartegenover stond ook een eis (een verbond heeft twee delen enzo), en die eis is geloof.
Het lijkt nu zo te zijn dat het verbond uit twee delen bestaat, een belofte en een eis, en dat je door geboren te zijn in een gezin als 'zaad' van gelovigen deel hebt aan de belofte, maar als je gehandicapt bent, of vroeg sterft, geldt die eis niet, die geldt alleen voor mensen die blijven leven of een uitgebreidere ratio hebben.
Kan best zijn dat het zo is hoor, maar waar in de Bijbel vind ik dat?
Oke... misschien goed om ook eens in de Bijbel te kijken waarom Mozes niet binnen mocht gaan, waarom mensen niet altijd het beloofde kregen.... En misschien ook goed om eens verder te kijken... Hebreeen 11 bijvoorbeeld, waarin het verbond wel wat meer dimensie krijgt dan slecht die van het beloofde land:
13 Zij allen zijn in geloof gestorven; wat hun beloofd was zagen ze geen werkelijkheid worden, ze hebben slechts een glimp ervan begroet, en ze zeiden van zichzelf dat zij op aarde leefden als vreemdelingen en gasten. 14 Door zo te spreken lieten ze blijken op doorreis te zijn naar een vaderland. 15 En daarmee bedoelden ze niet het vaderland waaruit ze weggetrokken waren, anders waren ze daarheen wel teruggekeerd. 16 Nee, ze keken reikhalzend uit naar een beter vaderland: het hemelse. Daarom schaamt God zich er niet voor hun God genoemd te worden en heeft hij voor hen een stad gereedgemaakt.
Dat gaat over Abel, Henoch, Noach, Abraham, Sara etc.
32 Wat valt hier nog aan toe te voegen? De tijd ontbreekt me om te vertellen over Gideon en Barak, Simson en Jefta, David en Samuël, en over de profeten, 33 die door hun geloof koninkrijken overwonnen, gerechtigheid lieten gelden, en kregen wat hun beloofd was; die leeuwen de muil toeklemden, 34 aan vuur de laaiende kracht ontnamen en ontkwamen aan de houw van het zwaard; die hun zwakheid krachtig overwonnen, in de oorlog machtige helden werden en vijandelijke legers op de vlucht joegen. 35 Vrouwen kregen hun doden terug doordat die uit de dood opstonden. Anderen werden gemarteld tot de dood erop volgde en wilden van geen vrijlating weten, omdat ze uitzagen naar een betere opstanding. 36 Weer anderen kregen te maken met bespotting en geseling, zelfs met arrestatie en gevangenschap. 37 Ze werden gestenigd of doormidden gezaagd, of stierven door een moordend zwaard. Ze zwierven rond in schapenvachten of geitenvellen, berooid, vernederd en mishandeld. 38 Ze doolden door verlaten oorden en berggebieden en verscholen zich in grotten en holen onder de grond. Ze waren voor de wereld te goed. 39 Al deze mensen, die van oudsher om hun geloof geprezen worden, hebben de belofte niet in vervulling zien gaan 40 omdat God voor ons iets beters had voorzien, en hij hen niet zonder ons de volmaaktheid wilde laten bereiken.
We worden door het geloof gerechtvaardigd... omdat gelovigen in dat verbond zijn opgenomen... maar ook de kinderen van gelovigen zijn geheiligd. Ook voor hen is de belofte. (Hand 2:17) en God doet wat Hij belooft.
Beter kan ik het niet uitleggen