Genesis 4: 1-17 (HSV)
1 En Adam had gemeenschap met Eva, zijn vrouw, en zij werd zwanger en baarde Kaïn, en zei: Ik heb een man van de HEERE gekregen!
2 En zij baarde opnieuw: zijn broer Abel. Abel werd herder van kleinvee en Kaïn werd bewerker van de aardbodem.
3 En het gebeurde na verloop van dagen dat Kaïn van de opbrengst van de aardbodem aan de HEERE een offer bracht.
4 Ook Abel bracht een offer, van de eerstgeborenen van zijn kleinvee en van hun vet. De HEERE nu sloeg acht op Abel en op zijn offer,
5 maar op Kaïn en op zijn offer sloeg Hij geen acht. Toen ontstak Kaïn in grote woede en liet hij zijn hoofd zakken.
6 En de HEERE zei tegen Kaïn: Waarom bent u in woede ontstoken en waarom heeft u uw hoofd laten zakken?
7 Is het niet zo dat u, als u het goede doet, uw hoofd kunt opheffen? Maar als u niet het goede doet, ligt de zonde aan de deur. Naar u gaat zijn begeerte uit, maar ú moet over hem heersen.
8 En Kaïn sprak met zijn broer Abel. En het gebeurde, toen zij op het veld waren, dat Kaïn zijn broer Abel aanviel en hem doodde.
9 En de HEERE zei tegen Kaïn: Waar is Abel, uw broer? En hij zei: Ik weet het niet; ben ik de hoeder van mijn broer?
10 En Hij zei: Wat hebt u gedaan! Er is een stem van het bloed van uw broer, dat van de aardbodem tot Mij roept.
11 Nu dan, u bent vervloekt, weg van de aardbodem, die zijn mond heeft opengedaan om het bloed van uw broer uit uw hand op te nemen.
12 Als u de aardbodem bewerkt, zal die u zijn volle opbrengst niet meer geven; u zult dolend en dwalend over de aarde gaan.
13 En Kaïn zei tegen de HEERE: Mijn misdaad is te groot om vergeven te worden.
14 Zie, U verdrijft mij heden van het aangezicht van de aardbodem en ik zal voor Uw aangezicht verborgen zijn en dolend en dwalend over de aarde gaan; en het zal zo zijn dat al wie mij tegenkomt, mij zal doden.
15 Maar de HEERE zei tegen hem: Daarom zal al wie Kaïn doodt zevenvoudig gewroken worden! En de HEERE merkte Kaïn met een teken, zodat niemand die hem tegenkwam, hem zou doden.
16 Toen ging Kaïn weg van het aangezicht van de HEERE; en hij woonde in het land Nod, ten oosten van Eden.
17 En Kaïn had gemeenschap met zijn vrouw, en zij werd zwanger en baarde Henoch. Kaïn was een stad aan het bouwen, en hij noemde de naam van die stad naar de naam van zijn zoon, Henoch.
Ik heb te doen met Kaïn. Ondanks dat er nog niets van een voorschrift/opdracht/gebod was om te offeren bracht hij als eerste (en blijkbaar uit zichzelf) een offer aan God. Maar dat offer (groente? fruit?) was niet 'het goede'; niet goed genoeg voor God. Dat van Abel (onschuldige lammetjes halal hun strotje doorsnijden) vond God wél okee.
Conclusies:
1. God prefereerde vlees boven groente/fruit.
2. God had de woede van Kaïn en de moord op Abel kunnen voorkomen door het offer van Kaïn te aanvaarden/waarderen (al was het maar een klein beetje) maar deed dit niet.
3. Kaïn had blijkbaar een (naamloze) vrouw. Dit moet zijn volbloed zus geweest zijn.
Over dat offeren: de bijbel bevat tegenstrijdige teksten hierover. Wilde God dierenoffers?
Ja:
Genesis 4:2-4
Genesis 8:20-21
Genesis 15:9-17
Exodus 20:24
Leviticus 8:14-25
Numeri 18:17-19
Deuteronomium 12:27
Nee:
Psalm 40:6
Psalm 50:13
Psalm 51:16
Jesaja 1:11
Jesaja 66:3
Jeremia 6:20
Hosea 6:6
Vraag: wat had Kaïn voor offer moeten brengen dat wél welgevallig voor God was geweest?