DeDwaler schreef:(...) Men wil graag wat te bieden hebben en daarom komen ze met manieren en wegen waarlangs mensen de genade van God deelachtig kunnen worden. Het zijn valse wegen, omdat men het niet bij God zoekt, maar uit Zijn hand willen roven wat aan Hem is om te schenken uit genade.(...)
Bovenstaand citaat vat denk ik goed je bezwaar samen tegen alle godsdienst en theologie die de zaligheid nog op enigerlei wijze in handen van de mens legt. Ik begrijp dat bezwaar en ik onderschrijf het ook.
De mens kan en wil niets bijdragen aan zijn eigen zaligheid. Hij ligt verloren. "ik heb niet, ik weet niet, ik kan niet, ik wil niet en ik deug niet". De bekende vijf 'nieten' uit
Het Innige Christendom van Wilhelmus Schortinghuis. Overigens ontleend aan de laat Middeleeuwse mysticus Johann Tauler (ca. 1300-1361).
En toch, ondanks dat ik instem met deze waarheid die je steeds weer onder de aandacht brengt, voel ik een zeker ongemak.
Dat heeft te maken met het volgende:
Voor veel mensen is deze waarheid altijd moeilijk verteerbaar en zeer onbegrijpelijk geweest.
1. Moeilijk verteerbaar, omdat ze zich vaak hebben laten deprimeren door de verloren staat van de mens die hierin wordt uitgedrukt. De voor de hand liggende conclusie is getrokken: als het dan een verloren zaak is, dan zal het wel een verloren zaak zijn. Dat lijkt een logische conclusie, maar dat is het toch niet. Want onze verlorenheid doet niets af aan Gods soevereiniteit en genade. Bij de mensen is het onmogelijk, maar niet bij God.
2. Zeer onbegrijpelijk, omdat men zich bij deze waarheid vaak een mens heeft voorgesteld die volkomen willoos, apathisch, onmachtig en passief is als het gaat om de dingen van God (stokken en blokken). Dat strijdt vaak met de intense worstelingen in hun leven. Door de dwang van deze waarheid (je bent verloren) blijft het hart niet stil. Onrust, angst, schuldbesef, het zijn toch tekenen dat we alles behalve stokken en blokken zijn?
Dat het niet het ware werk is, dat kan zo zijn. Bedriegerijen voor de eeuwigheid, valse emoties of ongeestelijke inklimmingen van buiten, ok, maar dit ontdekken van de zonde in onszelf hoort er toch ook bij? Die opvoeding en die aangrijpende emotionele impact, ze zijn er toch?
Het onbegrijpelijke van de waarheid dat niemand God zoekt zit 'm er dan in, dat velen wel degelijk het gevoel hebben dat ze God zoeken.
Vanuit die moeilijke verteerbaarheid en die onbegrijpelijkheid gaan mensen ontsnappingen zoeken. En zo komen ze inderdaad uit bij mogelijke compromissen, waarbij het op gereformeerd erf al gauw gaat over "het aanbod van genade", over het pleiten op het verbond, over luisteren, antwoord geven, Jezus en Zijn genade aannemen, geloven dat je gelooft enzovoorts. Weg hier, naar een evangelische kerk toe...daar kun je wél zalig worden. Naïef, maar ik snap het wel.
Stel nu, dat al die ontsnappingen niet conform de waarheid zijn, zoals jij die met mijn instemming vrij streng en Kohlbruggiaans verwoordt. Dat zij dus inderdaad compromissen sluiten met de waarheid en afdwalen om maar aan de bitterheid daarvan te kunnen ontsnappen. Dat ze het makkelijker willen maken, dat ze toch zelf iets willen gaan doen, iets bijdragen aan hun eigen zaligheid, kortom, die waarheid niet kunnen en willen hanteren...
...hoe erg is dat eigenlijk?
Zou de zuivere acceptatie van de waarheid op zich noodzakelijk zijn om die waarheid te laten gelden?
Anders gezegd: is het om de een of andere reden voor een mens een voorwaarde om de waarheid recht te snijden (in gedachten, woord en werk)?
Doet het juiste begrip en de zuivere godzalige kennis over dit onderwerp iets toe of af aan Gods volstrekte soevereine besluit?
Welk nut heeft het voor ons, dat wij deze waarheid kennen, in al haar radicaliteit en afsnijdende karakter?
Loopt onze zaligheid daarmee gevaar? Is het niet recht snijden van het Woord op dit punt een breekpunt voor God?
Naar mijn gevoel is er met de waarheid waar we het nu over hebben wel iets bijzonders aan de hand. Het is namelijk een waarheid die pas gezien en beleden kan worden na vele ervaringen die er aan vooraf gaan. "Hij heeft ons eerst liefgehad" is een bekentenis, een belijdenis in
retrospectief. Terugkijkend zien we opeens hoezeer het Gods vrije wil en soevereine besluit was om ons te zaligen.
Je kunt pas het geheimenis van vrije genade bespreken en begrijpen, wanneer die genade zich ook metterdaad vrij heeft betoond.
Oftewel: al Gods kinderen zijn onwetend, dwalend, misschien ook wel behept met verkeerde voorstellingen omtrent de waarheid van onze zondige staat op het moment dat God hen trekt. God heeft Zich echter niet laten gezeggen of beperken door het gehalte aan geestelijke waarachtige kennis van Zijn kinderen. Hij vergeeft hen ook de zonde van het lichtzinnig denken, van de dwaling dat we Jezus zelf kunnen aannemen, zelf in Hem menen te kunnen geloven. Hij kent onze diepste gedachten. Dat zijn vaak niet de heiligste gedachten.
Is het daarom wel
kosher om eenvoudige, jonge, hyper-gemotiveerde springerige christenen van het eerste uur ergens van te betichten?
Is het een zonde om nog met melk gevoed te moeten worden en nog niet met de vaste spijze?
Hoe herderlijk is het om altijd maar om de diepte te vragen bij pasgeboren christenen, wanneer zij net in de ruimte zijn gesteld? Er is ook nog zoiets als een een gemeenschap die nog geheel en al aan het begin staat. Beloken Pasen,
quasi modo geniti infantes, Thomaszondag wordt het in de Oosters Orthodoxe kerken genoemd! Ook Thomas was een christen, maar de diepgang was ver te zoeken.
Mijn pleidooi is dan ook om het geheimenis-karakter van deze waarheid (dat geen mens God zoekt en dat hij volkomen verloren is en aangewezen op vrije genade om Jezus wil) wat meer te benadrukken. Paulus bidt: "
Opdat gij ten volle kondet begrijpen met al de heiligen, welke de breedte, en lengte, en diepte, en hoogte zij". Dat wil zeggen dat onze kennis klein begint en nog moet groeien.
Daarom zie ik de soms wat lichtzinnige oproepen tot geloof, het enthousiaste voorstel om God te zoeken en te vinden of een ruime, verlokkende en gunnende prediking die mensen bijna beweegt een christen te worden niet als een verloochening van de waarheid. We moeten bovendien zo eerlijk zijn om ook dit open en uitnodigende aspect van de Evangelieverkondiging zoals we het in de Bijbel terugvinden te honoreren. Dat is niet het diepste woord, het is slechts het net waarmee gevist wordt, maar dit "dwingt ze om in te komen" heeft toch een plaats in de uitbreiding van het Koninkrijk.
We mogen een stok best krom noemen, maar we moeten niet verzuimen om die kromme stok tegelijkertijd een instrument in Gods hand te noemen, waarmee Hij een rechte slag kan slaan.
Dat betekent niet dat we dan achterwege moeten laten dat het in de kern Gods eenzijdige, trekkende liefde is geweest, Zijn soevereine wil, dat wij door Hem verlost werden. Dat is de diepere, achterliggende waarheid, die tegelijk ook onze totale onmacht vertelt.
Daarbij is Kohlbrugge wel zeer behulpzaam. Tegenover de onwil en onmacht van de zondige mens, waarmee de totale en uitzichtloze verlorenheid getekend is, stelt hij machtig en zegevierend Gods genade die de mens tot geloof beweegt, waarmee alle zegeningen van Gods heil in Christus ons volledig en volkomen deelachtig worden. Van totale armoede naar een overvloedig rijkdom.
Wanneer we alleen over het eerst aspect spreken, zonder ook het majestueuze van Gods doorbrekende genade te bezingen, dan is ons spreken niet compleet.
Want van één ding ben ik overtuigd: hoe groot onze zonden en verlorenheid ook is (en dat is ie) en hoe steildiep afhankelijk we ook zijn van God genade (want dat zijn we), beide waarheden zeggen helemaal niets over de vraag
óf God Zich zal ontfermen of niet. Nooit mogen we de bitterheid van de waarheid over onszelf in mindering brengen op de wil van God dat niemand verloren zal gaan (2 Petrus 3,9).
Die perfide koppeling is in het bevindelijk gereformeerd protestantisme ook telkenmale gemaakt op grond van de logica:
omdat wij onszelf nooit kunnen zaligen, zal het aantal gezaligden ook wel heel minimaal zijn.
Dat is een gedachte van de duivel. Want dan laten wij God niet vrij in al Zijn weg en werk.
Afsluitend dus een paar dingen:
- Ja, de waarheid omtrent onze verlorenheid wordt veel omzeild en is bij vele te hard en daarom ongewenst.
- Gods genade wordt daardoor echter niet minder, want Hij roept geen rechtvaardigen, maar zondaars tot bekering.
- De diepten en hoogten van Gods eeuwige liefde worden altijd pas naderhand bekend. Geen wonder dat we er naderhand anders en beter over spreken dan toen wij nog vreemdelingen van genade waren.
- Het spreken over deze diepe geheimenissen mag daarom best wat terughoudender ten behoeve van de kleinen in het geloof.
gravo