Radical schreef:Ik weet niet of jij wel eens van dominee Jozias Fraanje gehoord hebt.. ik weet ook niet in welke refo hoek Hij zich bevond, maar hij zou zo bij ons zondag kun preken
Heb je die random opgespoord op internet? En als je zijn naam googlet, zie je meteen tot welk kerkverband hij behoorde.
Ook ds. Fraanje is de weg gegaan van alle vlees en als een arme zondaar gezaligd.
Daarom is alle roem in het schepsel ten enenmale uitgeslotenl „De dwaaste der dwazen, een oud gordijn gelijk, vol gaten en stoppen", zo beoordeelde ds. Fraanje zichzelf in een brief aan een bevriend predikant.
Versta jij hier iets van, met je gejubel en gejuich?
Een stem uit het verleden
Want de genadegiften en de roeping Gods zijn onberouwelijk. Romeinen 7 7:29
De verborgen dingen zijn voor de Heere onze God, en de geopenbaarde zijn voor ons en onze kinderen. De verborgen dingen zijn bij God bekend, maar de geopenbaarde dingen liggen verklaard in Gods getuigenis. Dat is om de Heere te zoeken terwijl Hij te vinden is, en Hem aan te roepen terwijl Hij nabij is.
Wat een voorrecht en wat een weldaad om ertoe verwaardigd te mogen worden, om door God getrokken te worden uit de duisternis tot Gods wonderbaar licht. Om met meerdere of mindere kennisneming deel te mogen krijgen aan de erve der heiligen in het licht, maar ook aan wat wij lezen in Psalm 73:
'Gij hebt mijn rechterhand gevat.'Als dat eenmaal geschied is, dan zal de Heere ons nooit meer loslaten. De genadegiften en de roepingen Gods zijn onberouwelijk. Wat een onuitsprekelijke weldaad! Wij zijn immers, ook na ontvangen genade, maar gedurig bezig om onze hand los te krijgen.
Het is onze natuur eigen om af te zwerven en weg te zwerven. We willen onze eigen weg gaan, niet beseffende de gevaren die ons omringen en gedurig bedreigen, zowel uit- als inwendig.
Onze dwaasheid komt gedurig openbaar. De Heere laat Zijn volk niet meer los. Dat mag de ziel van Gods volk weleens vernederen, als hun ogen ervoor geopend worden, en zij erbij bepaald worden hoe ellendig zij in zichzelf zijn en blijven. De zaligheid en de behoudenis van dat volk ligt in God eeuwig vast. Zij zijn naar Gods getuigenis in Zijn beide handpalmen gegraveerd en hun muren zijn steeds voor Hem.
God heeft Zijn volk liefgehad met een eeuwige liefde, en Hij zal hun liefhebben tot het einde toe. Zij worden bewaard in de kracht Gods, door het geloof, tot de zaligheid, die bereid is om geopenbaard te worden in de laatste tijd.
ds.W.C. Lamain