Reeds dezelfde avond kwamen de bierbrouwer en zijn vrouw naar het sterfhuis en vonden Anna voor het bed van haar gestorven oom. Diep bedroefd en in tranen. Zodra ze vernomen hadden dat de oude boer gestorven was waren ze onmiddellijk naar het sterfhuis gekomen in verband met de erfenis die zoals ze meenden hun toekwam.
Direct bij hun binnenkomst deelden ze dokter Mark die ook aanwezig was het doel van hun komst mee. Onder het kussen van de boer vonden ze de sleutels en de vrouw Wild nam die gelijk in bezit. Wild liet zijn vrouw achter als bewaakster van de erfenis en zou zelf in de tussentijd de begrafenis gaan regelen.
Na drie dagen was het de dag van de begrafenis van de oude boer. Samen met dokter Mark vergezelde Anna het lichaam van haar oom naar de groeve der vertering.
Toen ze terug kwamen van het graf waren haar moed en krachten totaal uitgeput. Bevend liep ze het erf van de boerderij op waar ze zo lange tijd met haar oom gewoond had.
Ze was nu alleen, want de dokter had haar direct na de begrafenis verlaten omdat hem dringend gevraagd was om bij een zieke te komen.
Ze verwachte niets anders dan dat Wild haar zou meedelen dat ze het huis nu spoedig moest verlaten.
De laatste drie dagen hadden ze haar steeds laten merken dat ze nu afhankelijk was van hun barmhartigheid, en ze voelde aan alles dat ze zich van haar lot niets aantrokken.Toen ze de deur van de boerderij open zag staan aarzelde ze of ze wel binnen zou gaan. Door de open deur zag ze dat de brouwer, die met zijn vrouw in een rijtuig van het kerkhof hierheen was gereden, al bezig was om alle kasten en laden te openen en het hele huis ondersteboven te halen, om te zien wat zij eigenlijk geërfd hadden. Ze ging met gevouwen handen op de bank die voor het huis stond zitten en bad om raad en bijstand tot Hem, die immers de Vader der wezen is. Zo zat ze daar geruime tijd met neergebogen hoofd, en huilde zachtjes.
Eindelijk hoorde ze een welbekende stem, ze keek op en zag Mark, die van zijn ziekenbezoek teruggekomen was, voor zich staan met een blik vol medelijden. Ze hoorde zijn hartelijke en troostende woorden:
”Kom mijn lieve, wees niet te bezorgd voor de dag van morgen. De Heere helpt je, en zorgt als de nood genaakt.
Werp al je bekommeringen op Hem. Denk er aan, Hij, Die ons alle hemelse zegeningen schenken wil, zal Hij ons de aardse nooddruft onthouden?
Neen toch? Klem je vast aan Zijn beloften, en wentel je weg in het tijdelijke en eeuwige op Hem.
En al is de tijdelijke verdrukking geen oorzaak van blijdschap, onze hemelse Vader weet het beste wat er voor Zijn kinderen nodig is, en zal uit die voorbijgaande verdrukking een vreedzame vrucht der gerechtigheid doen voortkomen.”
”Maar, Anna,” vervolgde hij enigszins verwonderd, “waarom zit je zo buiten en ga je niet naar binnen?”
“Ik vrees dat ik dan de bloedverwanten van mijn oom zal hinderen” antwoordde ze, “en dat ze mij onvriendelijk zullen behandelen als ik hen misschien in de weg sta.” (wordt verv)