Chaya schreef:Het is opvallend dat wonderen vooral geschieden door de apostelen (Hand. 2:43). Ze hebben iets te maken met het apostolische tijdperk.
Waarom denken sommigen dat wonderen en tekenen voorbehouden waren aan de apostelen?
Het bewijs hiervoor zou te vinden zijn in
2 Korintiërs 12:12:
De merktekenen van een apostel zijn onder u betoond in alle lijdzaamheid, met tekenen, en wonderen, en krachten. Ofwel, Paulus zegt dat hij voldoende bewijs heeft geleverd van zijn apostelschap. Dit zou betekenen dat toen de apostelen hun gemeente-stichtend werk hadden volbracht en stierven, de tekenen en wonderen daarmee ook zijn verdwenen als onderdeel van de evangelieverspreiding. Echter, deze bewijslast is uiterst dun, en de praktijk bewijst toch het tegenovergestelde! Er gebeuren wonderen, en niet op kleine schaal!
De praktijk wordt ondersteund door een reeks aan Bijbelteksten. We noemen er een aantal, inclusief toelichting:
Tekenen en wonderen zijn gegeven tot zegen van de kerk en voor de verspreiding van het evangelie. Jezus Zelf zegt dat er een verband is tussen Zijn eigen bediening en de bediening van de kerk. Immers:Johannes 20gelijkerwijs Mij de Vader gezonden heeft, zende Ik ook ulieden.Lukas 9 geldt voor de volgelingen van Jezus:
En Hij zond hen heen, om te prediken het Koninkrijk Gods, en de kranken gezond te makenMoeten wij wel in Zijn Naam het evangelie verkondigen, maar het tweede deel van deze opdracht negeren?? Het is beide of geen van beide!
In Lukas 10 wordt het bevestigd, als Hij zeventig mannen uitzendt (dus niet alleen de apostelen en discipelen!!!):En in wat stad gij zult ingaan, en zij u ontvangen, eet hetgeen ulieden voorgezet wordt. En geneest de kranken, die daarin zijn, en zegt tot hen: Het Koninkrijk Gods is nabij u gekomen. En dit Evangelie des Koninkrijks zal in de gehele wereld gepredikt worden tot een getuigenis allen volken; en dan zal het einde komenTot het einde! En, aangezien aangetoond is dat de prediking van het Koninkrijk (evangelisatie) nauw verbonden is met de bediening van genezing, kunnen we er niet omheen dat de Gaven nu ook nog verstrekt worden! De praktijk bewijst het! Immers, hetzelfde evangelie van het Koninkrijk dat Jezus predikte, moet verkondigd worden tot het einde!
En het is volkomen logisch dat wij de verkondiging van dat Koninkrijk op dezelfde wijze doen als Jezus dit gedaan heeft, behalve wanneer Hij duidelijk heeft gezegd dat het anders moet! Wij mogen ons bij evangelisatie niet beperken tot de Joden, omdat Jezus ons dat Zelf heeft gezegd! En, daarom moeten we ook niet stoppen met het genezen van zieken (in Zijn Naam!) en het ijveren naar de andere Gaven, omdat Hij dat niet expliciet heeft gezegd.
Johannes 14Voorwaar, voorwaar zeg Ik ulieden: Die in Mij gelooft, de werken, die Ik doe, zal hij ook doen, en zal meerder doen, dan deze; want Ik ga heen tot Mijn VaderEr is een verband tussen de tekenen en wonderen die Jezus deed en de bediening van de gelovigen (en niet alleen de apostelen!!). Dit is dus het bewijs dat Jezus heeft laten zien dat er een verband bestaat tussen Zijn bediening en de bediening van de kerk. Hij zegt niet: "Genezen is slechts een onderdeel van jullie bediening als Ik op aarde ben, maar niet als Ik naar de hemel ga."
De tekenen en wonderen zijn niet voorbehouden aan de apostelen, zie bijvoorbeeld Handelingen 6 en 8:En dit woord behaagde aan al de menigte; en zij verkoren Stefanus, een man vol des geloofs en des Heiligen Geestes, en Filippus, en Prochorus, en Nicanor, en Timon, en Parmenas, en Nicolaus, een Jodengenoot van Antiochie
En Stefanus, vol van geloof en kracht, deed wonderen en grote tekenen onder het volk
En de scharen hielden zich eendrachtelijk aan hetgeen van Filippus gezegd werd, dewijl zij hoorden en zagen de tekenen, die hij deed
Opvallend in de bediening van Filippus (onder de Samaritanen), is dat pas later de apostelen kwamen om de Samaritanen de handen op te leggen. Ofwel: Filippus handelde niet als apostel, toen hij tekenen en wonderen deed! Hij had alleen deze gave gekregen voor evangelisatie-doeleinden.
Dan gaan we naar Galaten 3, waar we wederom bij Paulus uitkomen:
Die u dan den Geest verleent, en krachten onder u werkt, doet Hij dat uit de werken der wet, of uit de prediking des geloofs? God geeft Zijn Geest aan de Galaten (niet aan de apostelen!) en doet wonderen onder hen, terwijl Hij niet fysiek aanwezig is! Ofwel: het doen van wonderen is niet beperkt gebleven tot de bediening van de apostelen in de vroege kerk.
Vervolgens slaan we 1 Korinthiërs 12 erop na, waar we lezen wat Paulus ons te zeggen heeft:
Maar aan een iegelijk wordt de openbaring des Geestes gegeven tot hetgeen oorbaar is. Want dezen wordt door den Geest gegeven het woord der wijsheid, en een ander het woord der kennis, door denzelfden Geest; En een ander het geloof, door denzelfden Geest; en een ander de gaven der gezondmakingen, door denzelfden Geest. En een ander de werkingen der krachten; en een ander profetie; en een ander onderscheidingen der geesten; en een ander menigerlei talen; en een ander uitlegging der talen.
Daarna onderscheidt Paulus deze gaven los van het apostelschap:
1 Korinthiërs 12:28
En God heeft er sommigen in de Gemeente gesteld, ten eerste apostelen, ten tweede profeten, ten derde leraars, daarna krachten, daarna gaven der gezondmakingen, behulpsels, regeringen, menigerlei talen Ofwel: er zijn toch gaven van genezing en het verrichten van wonderen die
niet beperkt zijn tot de apostelen, noch tot de periode uit de Bijbel.