Hooglied gaat helemaal niet explicitiet over seksualiteit volgens mij. Noem eens wat teksten die echt daar over gaan?
Het gaat over liefde, seks is daar maar een onderdeeltje van wat ik niet sterk benadrukt zie in Hooglied. De schoonheid, de aantrekkelijkheid van de partner wordt gezongen, de liefde voor elkaar, zeker ook de initimiteit.
Voor een vergeestelijking hiervan zie ik niet direct bewijzen, hoewel ik denk dat de onderlinge liefde tussen man en vrouw zeker een afspiegeling is van de liefde tussen God en mensen en in die tijd Gods volk, Israel. Niet voor niets wordt in Openbaring dan ook het beeld gebruikt van de Bruid en de Bruidegom, na de jongste dag... en is onze relatie met God dus ook te vergelijken met de status voor het trouwen. Wat dat betreft sluit Hooglied daar uitstekend bij aan, we mogen God innig liefhebben, intiem met Hem zijn, zijn schoonheid bezingen etc. En zo zijn er meer paralellen terug te vinden, het zoeken naar elkaar bijvoorbeeld, zoals de vrouw zijn geliefde zoekt.
Een paar verzen die sommigen vinden wijzen op seksualiteit (zoals Mijn lief slaapt tussen mijn borsten) zie ik nou niet direct als een verwijzing naar seksualiteit, maar naar die intimiteit. Hij slaapt immers
Ik zie in Hooglied wel waarschuwingen terug, juist op seksueel vlak, om niet te hard van stapel te lopen. Er zit volgens mij heel sterk iets in dit Bijbelboek van de strijd tussen liefde, die aantrekkingskracht, en daarin af en toe ook op de rem trappen, uitkijken voor de gevaren van te snel te ver gaan. Een aantal voorbeelden:
Hoofdstuk 2:
Het hoofdstuk begint met een vurige uiting van liefde.
"Ik ben ziek van liefde, ik wil van zijn zoete vruchten proeven, mijn hoofd rust op zijn linkerarm, met zijn rechterarm omhelst hij mij."
En dan gelijk daarna volgt er een soort van nuance, alsof er even op de rem wordt getrapt en gewaarschuwd voor de valkuilen van al dat moois:
"Meisjes van Jeruzalem,
ik bezweer je bij de gazellen, bij de hinden op het veld:
wek de liefde niet, laat haar niet ontwaken
voordat zij het wil. "
Hoofdstuk 5
Ze slaapt hij klopt aan. Ze zegt: Moet ik nu mijn kleed weer aan doen? Als ze open doet is hij verdwenen.
Hoofdstuk 3:
Een zelfde verhaal, als ze haar lief zoekt. Een beschrijving waarbij je denkt: Hmm, zozo.... wat gaat daar in die kamer geburen? Maar dan gelijk weer die rem.
4 Nog maar nauwelijks ben ik hun voorbij
of ik vind mijn lief.
Ik grijp hem vast en laat hem niet meer los
tot ik hem gebracht heb in mijn moeders huis,
in de kamer van haar die mij baarde.
5 Meisjes van Jeruzalem,
ik bezweer je bij de gazellen, bij de hinden op het veld:
wek de liefde niet, laat haar niet ontwaken
voordat zij het wil.
Hoofdstuk 7 en 8
Het lastigste hoofdstuk
het slot lijkt vrij duidelijk te wijzen naar echte seksualiteit, hoewel er wel duidelijk wordt dat die ook echt daadwerkelijk bewaard is voor de juiste persoon:
11 Ik ben van mijn lief,
en hij verlangt naar mij.
12 Kom, mijn lief,
laten we het veld in gaan,
en tussen de hennabloemen slapen.
13 Laten we de wijngaard in gaan, morgenvroeg,
en kijken of de wijnstok al is uitgebot,
zijn bloesems al ontloken zijn,
de granaatappel al bloeit.
Daar zal ik jou beminnen.
14 De liefdesappels geuren al.
Boven onze poorten hangt een keur van vruchten,
vers geplukte, goed gedroogde.
Mijn lief, ik heb ze bewaard voor jou.
Even verderop in Hoofdstuk 8 zie je tegelijk weer een soort van tegenreactie, van de broers van haar:
8 Wij hebben een zusje,
borsten heeft ze nog niet.
Wat doen we met ons zusje
als de mensen over haar gaan spreken?
9 Was zij een muur,
dan bouwden wij er zilveren kantelen op.
Was zij een deur,
dan sloten wij die met een balk van cederhout.
Opmerkelijk is her vervolg, van haar:
10 Ik ben een muur,
mijn borsten zijn als torens.
Zo ben ik in zijn ogen als een stad
die vrede biedt.
En nog opmerkelijker, na al die verleiding en liefde en intimiteit is het slot van Hooglied:
14 Ga nu van mij weg, mijn lief!
Spring als een gazelle,
als het jong van een hert
over de bergen vol balsemkruid.
Waarom moet hij weg? Zou de waarheid ook niet zitten in deze verzen, waarin toch duidelijk een waarschuwing klinkt?
Draag mij als een zegel op je hart,
als een zegel op je arm.
Sterk als de dood is de liefde,
beklemmend als het dodenrijk de hartstocht.
De liefde is een vlammend vuur,
een laaiende vlam.
7 Zeeën kunnen haar niet doven,
rivieren spoelen haar niet weg.
Zou een man met al zijn rijkdom liefde willen kopen,
dan werd hij smadelijk veracht.
Goed, zomaar even wat gedachten de vrije loop laten gaan n.a.v. het lezen van Hooglied, ik hoop dat het je vraag in ieder geval ten dele beantwoordt Optimatus!