Beste lezers.
Al een tijdje loop ik met de volgende vraag.
Nu lees ik in Job 36 vers 22 -26:
Zie,God verhoogt door zijn kracht;wie is een Leraar,gelijk Hij?
Wie heeft Hem gesteld over zijn weg?
Of wie heeft gezegd:Gij hebt onrecht gedaan?
Gedenk,dat gij Zijn werk groot maakt,hetwelk de lieden aanschouwen.
Alle mensen zien het aan;de mens schouwt het van verre.
Zie,God is groot,en wij begrijpen het niet;er is ook geen onderzoeking van het getal Zijner jaren.
Aldus Elihu,1 van de vrienden van Job.
Het zijn woorden,die ons vertrouwd in de oren klinken,eigenlijk niets mis mee.
Maar nu lees ik Job 42 vers 7;Het geschiedde nu,nadat de HEERE die woorden tot Job gesproken had,dat de HEERE tot Elifaz,den Themaniet,zeide:Mijn toorn is ontstoken tegen u,en tegen uw twee vrienden,want gijlieden hebt niet recht van Mij gesproken,gelijk als mijn knecht Job.
Natuurlijk zal ik het wel uit mijn hoofd laten,om de Here tegen te spreken,maar ik begrijp echt niet wat voor verkeerd,er o,a ook in die woorden van Elihu zit.
Ik maak wel eens Bijbelse puzzels,maar ik durf eigenlijk niet om een puzzel te maken,waar ik de uitspraken van Jobs vrienden in gebruikt worden,omdat ze niet naar Zijn Wil zijn.
Wie kan mij helpen,hoe ik het moet zien,wel naar Gods bedoelen.
Ik moest dit even kwijt,met vr gr Cornelis.